Zoetwatervoorziening landbouw in verziltende Delta vraagt heldere kaders

De verzilting in de zuidwestelijke Delta bemoeilijkt de zoetwatervoorziening van de landbouw. Op verzoek van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft de Raad voor het Landelijk Gebied hierover het advies ‘Kaders zo helder als water’ uitgebracht. De  problematiek vraagt om nationale besluitvorming over de verdeling van zoet rivierwater over waterregio’s. Voor het vinden van oplossingen binnen de regio dient de rijksoverheid heldere kaders te stellen. De oplossing voor St. Philipsland en Tholen moet volgens de raad getoetst worden aan de uitgangspunten voor behoorlijk bestuur.

Volgens de raad moet de zoetwaterproblematiek benaderd worden als onderdeel van de maatschappelijk-politieke keuzes over de ontwikkeling van het gebied in zijn geheel, met al zijn maatschappelijke functies waaronder wonen, werken, recreëren en natuur. De opgave voor het gebied hangt af van de mate van verzilting in de gehele Delta en de snelheid waarmee dat zal gebeuren. Daarover moeten op nationaal niveau keuzen gemaakt worden, waarbij de klimaatproblematiek een belangrijke rol speelt. Herijking van de huidige nationale verdeelsleutel voor zoet water over waterregio’s is noodzakelijk. De huidige waterverdeling is gebaseerd op de situatie van enkele decennia terug.

In het Deltagebied moeten betrokkenen via maatwerk tot oplossingen komen. De problematiek in de gehele zuidwestelijke Delta is een maatschappelijk-politieke kwestie en niet een probleem waarover een objectief te bepalen oplossing mogelijk is. De raad adviseert de rijksoverheid zijn rol in deze gebiedsprocessen nadrukkelijker in te vullen, onder meer door vooraf heldere kaders te stellen en die actief te bewaken. Binnen de bestuursfilosofie ‘centraal wat moet, decentraal wat kan’ is volgens de raad meer aandacht nodig voor ‘centraal wat moet’.

Over de voorgestelde oplossing voor St. Philipsland en Tholen adviseert de raad de voorziene rol van de rijksoverheid te toetsen aan uitgangspunten voor behoorlijk bestuur. Zo dient het maatschappelijk rendement van in te zetten algemene middelen voldoende te zijn. Ook mag geen onmatig beslag op de (personele) capaciteit van de overheid worden gelegd.