Briefadvies

Goed water goed geregeld

11 mei 2023
Teasertekst: 
In 2027 moet Nederland voldoen aan de eisen van de KRW. Welk overheidsbeleid is nodig om de KRW-doelen zo snel als mogelijk te realiseren en om de behaalde doelen vervolgens te bestendigen?
Adviesnummer: 
2023/02
Te bestellen: 
nee

Aanleiding en adviesvraag

Voldoende water van een goede kwaliteit is vitaal voor gezondheid, natuur, drinkwatervoorziening, industrie en landbouw. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), sinds 2000 van kracht, schrijft voor dat alle wateren in Europa uiterlijk in 2027 aan de normen voldoen. Er is sindsdien veel gedaan, maar de doelen van de richtlijn zijn nog verre van gerealiseerd. Slechts een beperkt percentage van de Nederlandse wateren verkeert in een goede toestand. Zo overschreed in 2019 75% van de oppervlaktewateren de normen voor één of meer verontreinigende stoffen. En in 2020 was bij 90% van de oppervlaktewateren de biologische waterkwaliteit nog niet goed genoeg, vooral door een te hoge belasting met de meststoffen stikstof en fosfaat. Het niet op tijd bereiken van de KRW-doelen kan betekenen dat tal van activiteiten in Nederland – zowel in de landbouw als in de rest van de economie – noodgedwongen stil komen te liggen. Ook bestaat het risico dat Nederland, wanneer het de KRW-doelen niet haalt, te maken krijgt met boetes vanuit de Europese Unie.

Tegen deze achtergrond richt de Rli in dit briefadvies zich op het beantwoorden van de vraag welk overheidsbeleid nodig is om de KRW-doelen zo snel als mogelijk te realiseren en om de behaalde doelen vervolgens te bestendigen.

spelende kinderen in en op het water met nieuwbouw op achtergrond
Adviestype: 
Raad: 
sitecontent: 

Toelichting

De Rli concludeert in dit advies dat met het huidige Nederlandse beleid de KRW-doelen in 2027 redelijkerwijs niet meer kunnen worden gehaald. De uitvoering van dat beleid wordt bovendien door een aantal factoren dusdanig belemmerd, dat de KRW-doelen ook na 2027 waarschijnlijk niet realiseerbaar zijn zonder aangescherpte beleidsaanpak. De Rli doet een vijftal aanbevelingen waarmee naar verwachting de doelen van de KRW alsnog gehaald kunnen worden, zij het later dan 2027.

1. Zorg voor betere doorwerking van de KRW op alle relevante beleidsterreinen en tref hiervoor verplichtende maatregelen

Het kabinet moet waarborgen dat de KRW-doelen en de bijbehorende normen expliciet en bindend doorwerken in de wetgeving, regelgeving en besluitvorming op alle beleidsterreinen die mede bepalen of de KRW-doelen worden bereikt. Zo dienen de algemene regels voor meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen en het lozen van gevaarlijke stoffen te worden aangescherpt. De Rli adviseert om de watertoets dwingender te laten doorwerken voor álle ruimtelijke plannen en besluiten die invloed (kunnen) hebben op het watersysteem. Ruimtelijke plannen en besluiten moeten worden aangepast als uit de watertoets blijkt dat deze een verslechtering van de huidige toestand van het watersysteem tot gevolg hebben.

2. Maak alle onttrekkingen uit grond- en oppervlaktewater vergunning- of melding-plichtig en reserveer voldoende fysieke ruimte voor drinkwaterwinning

De Rli adviseert om alle grond- en oppervlaktewateronttrekkingen vergunningplichtig te maken in gebieden waar risico op watertekort bestaat en wijst daarbij specifiek op het belang van de bescherming van grond- en oppervlaktewater dat bedoeld is voor de winning van drinkwater. Zowel kwantitatief als kwalitatief moet die watervoorraad aan de daaraan te stellen eisen voldoen. Het is belangrijk om na te gaan hoe in de toekomst kan worden voorzien in de groeiende drinkwater¬behoefte, zodat hiermee in de ruimtelijke planvorming rekening kan worden gehouden.

3. Verminder de nutriëntenconcentratie in het grond- en oppervlaktewater door aanscherping van de mestregelgeving, zet instrumenten in voor de door het kabinet beoogde vermindering van de veestapel en verbeter de zuivering in rioolwaterzuiveringsinstallaties

De Rli adviseert  om ervoor te zorgen dat het mestbeleid aansluit op de KRW-doelen. Om de nutriëntenconcentratie in het water te verminderen adviseert de Rli het aantal fosfaat- en dierrechten dat wordt verhandeld stapsgewijs af te romen, deze rechten tegen een redelijke vergoeding op te kopen en uit de handel te nemen. Tevens adviseert de Rli om de waterschappen die nog teveel nutriënten zoals fosfaat en nitraat op het oppervlakte¬water lozen, te verplichten om uiterlijk in 2027 bij de rioolwaterzuivering een extra (vierde) zuiveringstrap toe te passen.

4. Laat de KRW-doelen doorwerken in de wetgeving voor gewasbeschermingsmiddelen, prioritaire stoffen, opkomende stoffen, medicijnenresten enzovoort

De Rli adviseert om de KRW-doelen te laten doorwerken in het gewasbeschermingsbeleid en om aanpassingen door te voeren in de wet- en regelgeving voor producten waarin prioritaire en opkomende (pas sinds kort in het water aangetroffen) stoffen worden gebruikt. De KRW-doelen zullen in deze wet- en regelgeving moeten worden verwerkt.

5. Begin direct met het doorrekenen van alle maatregelen

Het is belangrijk dat snel duidelijk wordt waaruit de resterende KRW-opgave bestaat. De minister van IenW moet daarom de te verwachten effecten van alle huidige en voorgestelde maatregelen (laten) doorrekenen. Mocht dat nodig blijken, dan moeten aanvullende maatregelen worden genomen.

Publicatiedatum

Het advies is op 11 mei 2023 overhandigd aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Minister Harbers van Infrastructuur en Waterstaat nam op 11 mei 2023 het advies ‘Goed water goed geregeld’ in ontvangst. Vlnr: Karin Sluis (Rli-raadslid en voorzitter commissie), Jan Jaap de Graeff (voorzitter Rli), minister Harbers en Niels Koeman (Rli-raadslid) Foto: Fred Ernst

Informatie of reactie

Voor meer informatie over het advies kunt u contact opnemen met Nicole van Buren, projectleider: nicole.van.buren@rli.nl of 06-10172005.

Boeren met toekomst

2 december 2021
Boeren met toekomst
Teasertekst: 
Hoe kan landbouwbeleid boerenondernemers helpen, om binnen duurzaamheidsgrenzen, hun toekomst vorm te geven?
Adviesnummer: 
Rli 2021/06
Te bestellen: 
nee

Aanleiding en adviesvraag

De landbouw in Nederland moet verduurzamen. Dit vergt een transitie die forse impact heeft op de bedrijfsvoering van boeren. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) heeft zich gebogen over de vraag welk overheidsbeleid boerenondernemers helpt, om binnen de duurzaamheidsgrenzen die overheid en samenleving stellen, hun toekomst vorm te geven. Met andere woorden: hoe kan de overheid bevorderen dat boeren met hun ondernemerschap een acceptabel inkomen kunnen realiseren binnen de grenzen die de leefomgeving aan hun bedrijf stelt? Om een beeld te krijgen van de ideeën die binnen de agrarisch sector leven over het ontwikkelen van hun duurzame toekomst, zijn wij in gesprek gegaan met boeren van verschillende achtergrond.

Het toekomstbeeld van een akkerbouwer - loonwerker
Adviestype: 
Raad: 
sitecontent: 

Toelichting

Bij de realisatie van een duurzame landbouw ligt de nadruk op dit moment sterk op het saneren van boerenbedrijven (opkopen, onteigenen) en op het uitvaardigen van steeds gedetailleerdere voorschriften over hoe er moet worden geboerd. Wij vinden dat gelijktijdig ook en sterker moet worden ingezet op de boerenondernemers die binnen de randvoorwaarden van duurzaamheid kunnen en willen doorgaan. De overheid moet hen onderdeel van de oplossing laten zijn, door ze zelf verantwoordelijk te maken voor het realiseren van een toekomstbestendig (en in veel gevallen multifunctioneel) bedrijf, dat veerkrachtig genoeg is om beleidsveranderingen aan te kunnen. Ondersteuning van de boeren door de overheid met beleid, geld en kennis is daarbij onontbeerlijk. Daartoe geven wij zes aanbevelingen:

1. Zorg voor maximale duidelijkheid over bedrijfsspecifieke duurzaamheidsnormen

Overheden zullen duidelijkheid moeten bieden over de doelen die boeren moeten bereiken en de daarbij behorende termijnen. Deze doelen moeten worden vertaald in bedrijfsspecifieke normen, voor zover mogelijk op perceelsniveau. Het is belangrijk dat de normen zodanig zijn gesteld dat daarmee de doelen daadwerkelijk kunnen worden gehaald, zodat tussentijdse aanscherping niet nodig is.

2. Biedt binnen de gestelde normen zo veel mogelijk vrijheid aan de ondernemer

Door de overheid gestelde normen kunnen generiek of specifiek van aard zijn, afhankelijk van de parameter die het betreft en de situatie van het bedrijf. In het laatste geval worden de normen in een vergunning gespecificeerd. Wij bepleiten deze normen zo veel mogelijk vast te leggen in doelvoorschriften, en het aan de ondernemer over te laten met welke middelen het te bereiken doel wordt gerealiseerd. Wij realiseren ons overigens dat de daarvoor noodzakelijke monitoring nog het nodige vergt.

3. Bevorder de totstandkoming van een zo veel mogelijk geïntegreerd certificeringssysteem en richt een onafhankelijke autoriteit op die het certificeringssysteem opzet en monitort

Wij adviseren de rijksoverheid te bevorderen dat een geïntegreerd certificeringssysteem en een daarbij behorende onafhankelijke autoriteit (met praktijkkennis van de agrarische sector) worden ingevoerd. De door ons bepleite autoriteit kan bovendien coördinerend optreden als het gaat om het toezicht van de overheid. Bijkomend voordeel daarvan is dat geleerd kan worden van de best practices.

4. Zet in op adequate handhaving op bedrijfsniveau

Als boeren meer vrijheid en verantwoordelijkheid krijgen als het gaat om de wijze waarop zij hun bedrijf verduurzamen, is adequate handhaving des te belangrijker. De overheden blijven ten minste formeel verantwoordelijk voor toezicht en handhaving. Maar het resultaat van controles bij boerenbedrijven door de certificerende autoriteit (inclusief eventuele decertificering wegens het niet voldoen aan wettelijke eisen) zal in de praktijk kunnen leiden tot minder (of incidenteel meer) toezicht door de overheid. Het opleggen van sancties als een bedrijf zich niet aan de regels houdt blijft uiteraard een overheidsverantwoordelijkheid.

5. Wees actief betrokken bij gebiedsprocessen en ondersteun deze

In sommige gebieden liggen er gezamenlijke opgaven, bijvoorbeeld als gevolg van een gewenste verhoging van de waterstand of biodiversiteitsherstel. Die opgaven moeten via gebiedsprocessen waarbij de boeren betrokken zijn worden vertaald naar eisen voor de afzonderlijke bedrijven. Het Rijk moet bij dat overleg actief betrokken zijn en de provincie moet een ondersteunende rol spelen.

6. Zet in op verduurzaming van de keten en gedragsverandering van de consument

De mogelijkheden om te verduurzamen zijn voor agrarische bedrijven ook afhankelijk van de mate waarin partijen in de voedselketen en consumenten meebewegen en hen ondersteunen in de transitie naar duurzame bedrijfsmodellen. De rijksoverheid moet bevorderen dat kredietverstrekkers, inkoopcombinaties van supermarkten, afzetcoöperaties en ook de consument meer bijdragen aan het proces van verduurzaming.

Publicatiedatum

Het advies is op 2 december 2021 aangeboden aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Online bijeenkomst - 9 maart 2022

De Rli organiseerde op woensdagmiddag 9 maart 2022, van 16.00 uur tot 17.30 uur, een online bijeenkomst over zijn advies ‘Boeren met toekomst’.

Hoe kan het landbouwbeleid van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Henk Staghouwer boeren helpen om binnen duurzaamheidsgrenzen hun toekomst vorm te geven? Hoe zien de, in het regeerakkoord genoemde, niet-vrijblijvende samenwerking in de keten en de gebiedsprocessen eruit? Over deze en andere vragen ging dagvoorzitter Tom Jessen in gesprek met onder andere Krijn Poppe (raadslid Rli), boeren, ketenpartijen en bestuurders.

Meer informatie

Voor meer informatie over het advies kunt u contact opnemen met Nicole van Buren (projectleider), nicole.van.buren@rli.nltel. 06 1017 2005.

Investeren in duurzame groei

14 oktober 2021
Teasertekst: 
Hoe kan het kabinet de inzet van het Nationaal Groeifonds verbeteren zodat de investeringen bijdragen aan een duurzaam verdienvermogen en passen bij de economie van de toekomst?
Adviesnummer: 
Rli 2021/04
Te bestellen: 
nee

Aanleiding en adviesvraag

De Rli besloot een ongevraagd advies uit te brengen over het Nationaal Groeifonds. Het advies richt zich op de vraag of de huidige opzet van en de beoogde investeringen uit het Groeifonds perspectief bieden op het realiseren van een duurzaam verdienvermogen en welke verbeteringen mogelijk zijn in de toekomstige rondes van het groeifonds. Het kabinet heeft het Nationaal Groeifonds ingesteld met als doel om op lange termijn het verdienvermogen van Nederland op peil te houden. In zijn advies ‘Investeren in duurzame groei’ doet de raad aanbevelingen waarmee het kabinet in samenwerking met de commissie van het Groeifonds de inzet van het Nationaal Groeifonds kan verbeteren.

De raad concludeert dat het doel van duurzaam verdienvermogen alleen bereikt kan worden als vanuit het Groeifonds uitsluitend geïnvesteerd wordt in activiteiten die passen bij de transitie naar een duurzame economie. Om ook in de toekomst geld te kunnen verdienen, zal de Nederlandse economie immers CO2-neutraal, grondstofarm, natuurinclusief en sociaal rechtvaardig moeten zijn. De huidige, vertrouwde verdienmodellen zullen in de economie van de toekomst niet meer voldoende geld opleveren om welvaart en welzijn op het gewenste niveau te brengen.

Illustratie van zes stapeltjes munten waar boompjes op groeien
Adviestype: 
Raad: 
sitecontent: 

Toelichting

De focus die de raad voor het Groeifonds adviseert - investeren in een duurzame economie die ook op lange termijn internationaal concurrerend is – sluit aan bij de ambities van de Europese Green Deal om een nieuw economisch model te ontwerpen dat van Europa het eerste klimaatneutrale continent ter wereld maakt en zorgt voor nieuwe innovatie- en investeringsmogelijkheden en nieuwe banen. Die aansluiting is belangrijk, want de Europese maatregelen en wetgeving die uit de Green Deal voort (gaan) komen, gaan ook voor Nederland bepalend zijn.

Om de impact van het Nationaal Groeifonds op het duurzaam verdienvermogen van de toekomst te vergroten, doet de raad in het kort de volgende aanbevelingen:

Ga in de opdracht aan het Groeifonds uit van ‘duurzaam verdienvermogen’ zoals bedoeld in de groeistrategie van het kabinet en richt de investeringen op versterking van het verdienvermogen binnen een CO2-neutrale, grondstofarme, natuurinclusieve en sociaal rechtvaardige economie.

In de opdracht van het Groeifonds ligt nu de nadruk op structurele groei van het bruto binnenlands product (bbp). De raad adviseert het kabinet om te bewaken dat het geld uit het Groeifonds dat wordt ingezet om het bbp structureel te vergroten, ten goede komt aan projecten die zich, conform de eigen groeistrategie van het kabinet, ondubbelzinnig richten op het realiseren van daadwerkelijk duurzaam verdienvermogen. Dat wil zeggen verdienvermogen dat past binnen de ecologische grenzen van de planeet en die sociaal rechtvaardig zijn. Vermeden moet worden dat de investeringen vanuit het fonds onderdelen van de economie ondersteunen, die in de toekomst niet langer houdbaar zijn.

Geef richting aan de investeringen die vanuit het Groeifonds worden gedaan, door aan te sluiten bij al geformuleerde doelstellingen voor relevante maatschappelijke opgaven die een duurzame economie helpen realiseren.

Structurele bbp-groei blijkt een doelstelling die onvoldoende richting geeft aan de publieke investeringen uit het Groeifonds. Er kan op talloze manieren invulling aan worden gegeven, hetgeen blijkt uit de veelheid aan ingediende investeringsvoorstellen met sterk uiteenlopende invalshoeken. De raad meent dat het kabinet in zijn opdracht voor het Groeifonds richting moet geven aan de investeringen door een duidelijke missie (of enkele missies) centraal te stellen. Daarvoor kan worden aangesloten bij de doelen die het kabinet al heeft gesteld voor de maatschappelijke opgaven die passen bij de overgang naar een duurzame economie en bij de route die is uitgezet met de Europese Green Deal.

Creëer duidelijkheid over het type publieke investeringen waarvoor het Groeifonds, gegeven zijn specifieke doelstelling, kan worden ingezet. Expliciteer daarbij de inhoudelijke additionaliteit ten opzichte van reguliere begrotingsbudgetten en fondsen, in het bijzonder ten opzichte van investeringen uit het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds en zorg voor voldoende vulling van de bestaande fondsen.

De ambitie om het duurzaam verdienvermogen van Nederland zeker te stellen voor de toekomst wordt niet uitsluitend gerealiseerd met de investeringen uit het Groeifonds. Ook delen van het reguliere overheidsbeleid richten zich al op die ambitie. Het is daarom van belang om scherpe keuzes te maken over de investeringsdoelen waarvoor het Groeifonds wordt aangewend. Het moet volgens de raad gaan om investeringsvoorstellen die inhoudelijk meerwaarde hebben ten opzichte van dat reguliere beleid. De opgave om het duurzaam economisch verdienvermogen voor de toekomst veilig te stellen en te verbinden met de duurzaamheidstransities is namelijk zo groot en zo fundamenteel voor de Nederlandse economie, dat de investeringen uit het Groeifonds echt iets zouden moeten toevoegen aan bestaande beleidsinspanningen. Wat de raad betreft moet worden voorkomen dat het Groeifonds wordt gebruikt om de (financiële) gaten van bestaande fondsen, zoals het Mobiliteitsfonds, te dichten.

Voer regie op de samenhang tussen (a) de investeringen vanuit het Groeifonds en (b) het Groeifonds en andere fondsen/beleidsinstrumenten. Doe dit vanuit de invalshoek van duurzame economische groei: wat is er nodig om de daarbij horende maatschappelijke doelen te behalen?

Het kabinet geeft aan dat investeringen uit het Groeifonds additioneel moeten zijn aan bestaande publieke investeringen, maar wat daarmee precies wordt bedoeld is niet duidelijk. De investeringen vanuit het Groeifonds zullen gezamenlijk Nederland verder moeten brengen in de richting van een CO2-neutrale, grondstofarme, natuurinclusieve en sociaal rechtvaardige economie, om daarmee ons duurzame verdienvermogen voor de toekomst zeker te stellen. Als de investeringen die worden gedaan onderling samenhang vertonen en samenhangen met overig overheidsbeleid, vergroot dat de kans om de missie(s) van het Groeifonds te laten slagen. Die samenhang wordt nu onvoldoende gestimuleerd of bewaakt. Het kabinet zou hier meer regie op moeten voeren. Maar ook de commissie van het Groeifonds zou in haar advisering meer nadruk kunnen leggen op de samenhang tussen investeringen. Ook van de indienende consortia mag aandacht worden gevraagd voor hoe hun investeringsvoorstellen zich verhouden tot andere investeringen en beleid gericht op de missie(s) van het Groeifonds.

Neem expliciet in het beoordelingskader op dat moet worden gekeken naar de bijdrage van voorgestelde projecten aan het duurzame karakter van het verdienvermogen.

Het bbp-effect en het saldo van maatschappelijke kosten en baten hebben een prominente plek in het beoordelingskader dat door de commissie voor het Groeifonds wordt gebruikt voor investeringsvoorstellen. De raad meent dat deze indicatoren slechts in beperkte mate geschikt zijn voor het beoordelen van het duurzaam verdienvermogen in een economie in transitie. Daarom adviseert de raad om voorgestelde projecten voortaan mede te beoordelen op hun bijdrage aan voor de groeistrategie relevante maatschappelijke doelen of missies, en een positief afweegcriterium te introduceren dat voorstellen honoreert naarmate zij een grotere bijdrage aan transitiedoelen leveren. Daarbij moeten ook, als randvoorwaarde, harde ondergrenzen worden gehanteerd voor de effecten op de ecologische en sociale grenzen van de planeet, afgeleid van de voor de groeistrategie relevante maatschappelijke doelen.

Communiceer meer met de buitenwereld over de (beoogde) resultaten van het Groeifonds en over de werkzaamheden van de commissie van het Groeifonds. Beperk deze communicatie niet tot het domein van experts en indienende partijen. Gebruik de keuzes die met het Groeifonds worden gemaakt als inbreng in het maatschappelijk debat over de ontwikkeling naar een duurzame economie en het wenkend perspectief dat deze duurzame economie oplevert.

Voor de politieke en maatschappelijke verantwoording van rijksuitgaven is het belangrijk dat zowel het kabinet als de Nationale Commissie Groeifonds helder communiceren over het waarom van de investeringen uit het Groeifonds en over de bereikte resultaten. De richting die daarbij gekozen wordt, bepaalt mede de toekomstige economie van Nederland en is dus van groot maatschappelijk belang. Goede communicatie over de wijze waarop het Groeifonds wordt ingezet levert een bijdrage aan het maatschappelijk debat over de ontwikkeling van een duurzame economie in Nederland, schept draagvlak daarvoor en vergroot de kans op succes.

Publicatiedatum

Het advies is op 14 oktober 2021 aangeboden aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK), Economische Zaken en Klimaat (EZK), Financiën, Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).

Meer informatie

Voor meer informatie over het advies kunt u contact opnemen met de projectleider Luc Boot, luc.boot@rli.nl  06 10577495.

Naar een integraal bereikbaarheidsbeleid

Februari 2021
Teasertekst: 
Er zijn steeds meer oplossingen voor bereikbaarheids-vraagstukken. De te maken keuzes hangen steeds sterker samen met andere opgaven in de leefomgeving. Hoe komen we tot integraal bereikbaarheidsbeleid?
Adviesnummer: 
Rli 2021/03
Te bestellen: 
nee

Aanleiding en adviesvraag

De Tweede Kamer heeft de Rli gevraagd om advies te geven over hoe een meer integrale benadering van het bereikbaarheidsvraagstuk in de praktijk kan worden gerealiseerd. De vragen die de Kamer heeft gesteld aan de raad luiden: Welke institutionele belemmeringen zijn er binnen overheidsorganisaties en hoe kunnen deze worden weggenomen? Verschillen deze belemmeringen tussen nationale, regionale en grensoverschrijdende mobiliteitsopgaven? Hoe kan een integrale afweging worden geborgd in de diverse afwegingsinstrumenten? Hoe kan de Kamer hierop invloed uitoefenen?

De Rli beantwoordt het verzoek van de Tweede Kamer met dit advies, met als centrale vraag:

Hoe kan in de beleidsvorming een meer integrale afweging van bereikbaarheidsopgaven en –oplossingen worden gerealiseerd? Wat zijn de belangrijkste belemmeringen die zo’n integrale afweging in de weg staan voor instituties in het algemeen en de Tweede Kamer in het bijzonder en hoe zijn die belemmeringen weg te nemen?

Een man zit voor zijn fiets en is aan het werk op zijn laptop op de achtergrond de skyline van een stad op zijn kop
Adviestype: 
Raad: 
sitecontent: 

Toelichting

Er is een toenemend besef dat in het bereikbaarheidsbeleid een ‘integrale’ benadering gewenst is. Een integrale benadering gaat verder dan het mogelijk maken van een efficiënte verplaatsing per auto, fiets of openbaar vervoer. Zo’n benadering doet recht aan nieuwe mogelijkheden en innovaties op het gebied van mobiliteit. Ruimtelijke oplossingen en spreiding van mobiliteit over de dag worden in de afwegingen betrokken. Het beleid houdt een open oog voor digitale alternatieven voor fysieke verplaatsingen. Een integrale benadering houdt bovendien rekening met andere opgaven in de leefomgeving, zoals verstedelijking, veiligheid en klimaat. Om te komen tot een integraal afgewogen bereikbaarheidsbeleid doet de raad in dit advies een aantal aanbevelingen aan regering en parlement.

De drie hoofdaanbevelingen zijn:

Stuur op brede welvaart: als ijkpunt in de gehele beleidscyclus van het bereikbaarheidsbeleid, inclusief visies en afwegingsinstrumentarium

De raad adviseert om het faciliteren van mobiliteit niet langer het dominante uitgangspunt van het bereikbaarheidsbeleid te laten zijn. Er is een weldoordachte visie nodig, bekrachtigd door politieke besluitvorming, op de doelen van het bereikbaarheidsbeleid en hoe die het beste kunnen worden gerealiseerd. De effecten op brede welvaart zouden wat de raad betreft daarbij het ijkpunt moeten vormen in de gehele beleidscyclus, van visievorming tot implementatie. Dit vergt aanpassing van het afwegingsinstrumentarium en het gebruik ervan. Het denkkader en de systematiek van maatschappelijke kosten-batenanalyses zouden eerder en consistenter in besluitvormingsprocessen moeten worden ingezet. De nieuwe nationale markt- en capaciteitsanalyse, die in de zomer van 2021 verschijnt, dient recht te doet aan alle aspecten die uit het oogpunt van brede welvaart relevant zijn. Voorkomen moet worden dat deze analyse de status krijgt van een prioriteitenlijst voor infrastructurele oplossingen, zoals voorheen het geval is geweest.

Stuur met een brede blik: op alle beschikbare oplossingsrichtingen voor bereikbaarheidsvraagstukken

De raad roept regering en parlement op om álle beschikbare oplossingsrichtingen voor het verbeteren van bereikbaarheid te betrekken in de beleidsafwegingen. Veranderende maatschappelijke voorkeuren en technologische ontwikkelingen geven hier aanleiding toe. Naast ‘klassieke’ infra­structurele maatregelen gericht op de aanpak van verkeerskundige capaciteitsknelpunten dienen ook andere kansrijke oplossingsrichtingen, zoals gedragsbeïnvloeding, spreiding van mobiliteit in de tijd, digitale bereikbaarheidsalternatieven en slim ruimtelijk ontwerp, nevengeschikt te worden meegewogen bij het maken van beleidskeuzes. De snelle ontwikkeling van digitale alternatieven voor fysieke verplaatsingen, zoals online thuiswerken of onderwijs volgen, vraagt versneld om beleidsaandacht, in samenwerking met private partijen. Daarnaast kan het Rijk met ruimtelijk beleid sterker sturen op de bereikbaarheidseffecten van verstedelijking.

Stuur samen: rijksbreed én met de regio’s, op basis van een meerjarige programmatische aanpak en financiering van bereikbaarheidsbeleid

Om te komen tot integraal afgewogen keuzes zullen op rijksniveau de drie betrokken departementen het bereikbaarheidsbeleid moeten beschouwen als een gezamenlijke, samenhangende opgave: IenW (voor het thema mobiliteit) en BZK (voor het thema verstedelijking en ruimtelijk ontwerp) en Economische Zaken en Klimaat (EZK) (voor het thema digitale bereikbaarheid). Er is een gezamenlijke visie en beleidsagenda nodig, op basis waarvan verantwoordelijkheden en financiële middelen voor het bereikbaarheidsbeleid worden toegewezen. De uitvoering van zorgvuldig op elkaar afgestemde verstedelijkings- en bereikbaarheidsstrategieën mag vervolgens in de uitvoeringsfase niet worden belemmerd door een sectorale projectenaanpak of door belangen van individuele organisaties. Gebiedsgerichte programmasturing, gekoppeld aan gezamenlijke programmafinanciering, vormen volgens de raad de basis voor een betere verankering van integraal werken in de samenwerking, rijksbreed en tussen het Rijk en de regio’s. Dat vraagt voor de komende periode ook om verbreding van de financiële basis voor integraal bereikbaarheidsbeleid.

De Tweede Kamer vervult in de hele beleidscyclus een belangrijke rol bij het realiseren van een integraler bereikbaarheidsbeleid. De raad heeft daarbij twee specifieke aanbevelingen:

Maak meer gebruik van de beschikbare parlementaire sturingsmogelijkheden

De Tweede Kamer kan haar sturingsmogelijkheden beter benutten door het kabinet scherp te bevragen op het integrale karakter van uitgangspunten en voorstellen voor bereikbaarheidsbeleid en daarover het politieke debat te voeren. Ook kan de Kamer desgewenst, bijvoorbeeld met een initiatiefnota, een initiërende rol vervullen. Het effectief gebruiken van deze sturingsmogelijkheden vraagt van de Kamer dat zij zich een mening vormt over de rol die bereikbaarheidsbeleid kan spelen bij het bevorderen van brede welvaart. Het vereist ook dat de Kamer erop toeziet dat gebruikte afwegingskaders en beslisinstrumenten voldoende zijn ingericht op het maken van integrale afwegingen.

Richt de parlementaire aandacht sterker op de samenhang tussen effecten, oplossingsrichtingen en bestuurlijke organisatie van het bereikbaarheidsbeleid

De Tweede Kamer zou bij de invulling van haar controlerende taak de aandacht minder moeten richten op de resultaten van afzonderlijke projecten en maatregelen en zich meer moeten concentreren op de effecten en doelrealisatie van het bereikbaarheidsbeleid als geheel.

Dat betekent ook: het kabinetsbeleid nadrukkelijker beoordelen op gemaakte verbindingen met andere relevante inhoudelijke beleidsdomeinen zoals ruimtelijk beleid, verstedelijking en digitalisering en op samenwerking tussen departementen en bestuurslagen. Een meer integraal bereikbaarheidsbeleid zou volgens de raad ook gebaat zijn bij het regelmatig organiseren van gezamenlijke ­vergaderingen van de vaste commissies voor IenW en BZK.

Publicatiedatum

Op 10 februari bood de raad zijn advies ‘Naar een integraal bereikbaarheidsbeleid’ aan de Tweede Kamer aan. Kamerlid Rutger Schonis (D66) nam het advies namens de Tweede Kamer online in ontvangst.

Meer informatie

Voor meer informatie over het advies kunt u contact opnemen met de projectleider Luc Boot, luc.boot@rli.nl of 06 10577495.

Europees landbouwbeleid

Subtitel: 
Inzetten op kringlooplandbouw
22 mei 2019
Europees landbouwbeleid 2021-2027: inzetten op kringlooplandbouw
Teasertekst: 
De raad richt zich in dit advies op de vraag op de mogelijkheden die de implementatie van het GLB biedt voor de ondersteuning van de omslag naar kringlooplandbouw.
Adviesnummer: 
Rli 2019/03
Te bestellen: 
nee

Aanleiding en adviesvraag

Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van de Europese Unie wordt eens in de zeven jaar opnieuw vastgesteld. De Europese Commissie heeft vorig jaar voorstellen gedaan waarin de lidstaten meer vrijheid krijgen om met het beschikbare geld nationale doelen na te streven. Voor de minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit was dit aanleiding de raad te vragen om haar te adviseren over hoe het GLB de komende jaren in Nederland het beste kan worden ingezet om de omslag naar kringlooplandbouw te ondersteunen. Een landbouw die toekomstbestendig, veerkrachtig en robuust is en die past binnen de eisen op het gebied van milieu, klimaat, biodiversiteit, bodem, water, dierenwelzijn, landschap en volksgezondheid.
 

foto: ‘bloemrijke akkerranden bevorderen de biodiversiteit’, fotograaf: Lilian Pruissen
Adviestype: 
Raad: 
sitecontent: 

Toelichting

De raad vindt het belangrijk dat het landbouwbeleid, en dus ook de inzet van de Europese landbouwgelden, de komende jaren flexibel is. De veranderingen die nodig zijn om te komen tot kringlooplandbouw zijn moeilijk in een keer te realiseren, juist omdat het zich gaandeweg verder ontwikkelt aan de hand van experimenten en onderzoek. De basis voor betalingen aan boeren dient periodiek te kunnen worden aangepast aan groeiende kennis, voortschrijdend inzicht en verder te concretiseren doelen die passen bij kringlooplandbouw. Dat kan wanneer de inzet van Europees landbouwgeld in de loop van de tijd steeds minder aan inkomenssteun en steeds meer aan prestaties op het vlak van klimaat en milieu wordt gekoppeld. Als grondslag voor deze prestatiebetalingen kan worden gewerkt met een puntensysteem gebaseerd op prestatie indicatoren. Door daarin de betalingen te koppelen aan steeds hogere prestaties op het vlak van klimaat en milieu kunnen boeren de omslag naar kringlooplandbouw geleidelijk inpassen in hun bedrijfsstrategie.

De omslag naar kringlooplandbouw is niet een zaak van boeren alleen, de hele keten heeft daarin een rol. Niet alleen de landbouw dient te veranderen maar het hele voedselsysteem. Door de ecoregelingen via het puntensysteem te koppelen aan duurzaamheidsschema’s die in de private sector worden ontwikkeld, ontstaat er zowel voor boeren als voor andere ondernemingen in de keten gaandeweg een verdienmodel voor kringlooplandbouw. De administratieve lasten voor zowel de overheid als de agrarische sector kunnen door deze koppeling vergaand worden beperkt.

De Rli adviseert ook om de voorgenomen korting op het Europese budget voor duurzaam plattelandsbeleid ongedaan te maken, en dit budget minimaal op het huidige peil te houden en waar nodig te verhogen met het oog op investeringen voor klimaat en milieu. Dit budget is volgens de raad hard nodig om de omslag naar kringlooplandbouw te ondersteunen. Bijvoorbeeld door kennis uit te wisselen, experimenten te doen en praktijkervaringen te delen op het gebied van bodemverbetering, biodiversiteit, en het tegengaan van respectievelijk aanpassen aan de klimaatverandering. Daarnaast is het van belang dat dit geld beschikbaar blijft om boeren te belonen voor publieke diensten die zij verrichten voor het agrarisch natuur- en waterbeheer.

Datum van publicatie

Op 22 mei 2019 heeft de raad zijn briefadvies ‘Europees landbouwbeleid: inzetten op kringlooplandbouw’ aangeboden aan minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Raadslid Krijn Poppe (l) en voorzitter Rli Jan Jaap de Greaff (m) overhandigen het advies aan minister Schouten (LNV) Foto Fred Ernst

Meer informatie

Het briefadvies met toelichting en de bijbehorende infographics zijn te downloaden via deze site.

Voor uw reactie of voor meer informatie kunt u contact opnemen met Hannah Koutstaal, projectleider, hannah.koutstaal@rli.nl , 06 11797505.

 

Nationale Omgevingsvisie

Subtitel: 
Lakmoesproef voor het Omgevingsbeleid
20 november 2018
Nationale Omgevingsvisie: Lakmoesproef voor de Omgevingswet
Teasertekst: 
Met welke governance en sturing komen de prioriteiten van het kabinet binnen bereik?
Advies bestand: 
Adviesnummer: 
Rli 2018/06
Te bestellen: 
nee

Aanleiding en adviesvraag

De minister van BZK heeft de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) gevraagd te adviseren over de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Concreet vraagt de minister de raad hoe de “hoofdlijnen van governance en sturing, al dan niet aangepast, effectief ingezet kunnen worden voor het realiseren van de inhoudelijke prioriteiten van het kabinet”.

Aanleiding voor de adviesvraag is het voornemen om begin 2019 een ontwerp-NOVI aan de Tweede Kamer aan te bieden. Als tussenstap is op 5 oktober het Kabinetsperspectief NOVI uitgebracht.

De NOVI is een nieuw beleidsinstrument dat is geïntroduceerd in het vernieuwde stelsel van het omgevingsrecht.

foto: Spiegelwaal, Nijmegen, voorbeeld van complexe regionale opgaven: verstedelijking, waterveiligheid, infrastructuur en kwaliteit landschap; fotograaf: © Thea van den Heuvel /DAPh
Adviestype: 
Raad: 
sitecontent: 

Toelichting en uitgangspunten

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is hét instrument van het kabinet om te sturen op de kwaliteit van de leefomgeving. Een samenhangende aanpak van de grote opgaven waar Nederland voor staat is essentieel. De Rli is bezorgd dat deze samenhang onvoldoende uit de verf komt, zowel bij de voorbereiding van de NOVI als bij de uitvoering daarvan. Departementale verkokering en onvoldoende gezamenlijk optrekken van het Rijk en andere overheden zijn daarvan belangrijke oorzaken. De raad beschouwt de door hem bepleite samenhangende aanpak – kernpunt van het recent ingrijpend vernieuwde omgevingsrecht – als een lakmoesproef voor het nieuwe omgevingsbeleid, en daarmee als een belangrijke opdracht voor het kabinet. Directe politieke aansturing van de totstandkoming van de NOVI is volgens de raad daarvoor essentieel. Dat is een van de aanbevelingen die de raad doet in zijn recente advies ‘Nationale Omgevingsvisie: lakmoesproef voor het omgevingsbeleid’.

Aanbevelingen

In zijn advies geeft de raad acht aanbevelingen gericht op de inhoud van de NOVI, op het proces van de totstandkoming van de NOVI en, na vaststelling, op het werken met de NOVI. Enkele aanbevelingen uit het advies:

  1. Zorg dat de NOVI een inspirerende en robuuste visie op de toekomst van Nederland biedt, die overheden, bedrijven, maatschappelijke partijen en burgers in staat stelt toekomstbestendige beslissingen te nemen. Breng deze visie als concept zo snel mogelijk in discussie, zodat deze kan rijpen en kan worden verrijkt in het politiek-maatschappelijke debat.
  2. Meer politieke aansturing door het kabinet en interbestuurlijke samenwerking zijn onmisbaar om tot afstemming en integratie van beleidsdossiers te komen.
  3. De keuze voor een gebiedsgerichte benadering en actieve betrokkenheid van het Rijk bij regionale ontwikkeling, impliceert een regio-indeling (in circa dertig regio’s) met een beleidsmatige aanwezigheid van het Rijk in deze regio’s.

Datum van publicatie

Op 20 november 2018 is het advies ‘Nationale Omgevingsvisie: lakmoesproef voor het omgevingsbeleid’ aangeboden aan minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Informatie of reactie

Voor meer informatie over het advies kunt u contact opnemen met Tim Zwanikken, projectleider, tim.zwanikken@rli.nl, telefoon: 06 52874404.

 

Versnellen woningbouwproductie, met behoud van kwaliteit

28 juni 2018
Versnellen woningbouwproductie, met behoud van kwaliteit
Teasertekst: 
Kiezen voor snelheid én kwaliteit
Adviesnummer: 
Rli 2018/05
Te bestellen: 
nee

Aanleiding en adviesvraag

Hoe kan de bouwproductie worden verhoogd zodat het aantal woningen aansluit bij de woningbehoefte? De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een reeks van maatregelen aangekondigd om de bouwproductie te versnellen. Er wordt onder andere ingezet op het voeren van gesprekken met de regio, op aanpassing van de Crisis- en herstelwet en op een fonds om moeilijke binnenstedelijke woningbouwlocaties financieel haalbaar te maken. In de Nationale Woonagenda 2018–2021 spreekt de minister samen met vertegenwoordigers van projectontwikkelaars, bouwers, bewoners en verhuurders de ambitie uit 75.000 nieuwe woningen te realiseren per jaar tot 2025.

Gezien de maatschappelijke en politieke druk om snel te bouwen, doet de raad de minister een aantal handreikingen in een briefadvies. De centrale vraag die de raad zich stelt is hoe de bouwproductie te versnellen, maar tegelijkertijd de kwaliteit te behouden.

Woningbouwproductie
Adviestype: 
Raad: 
sitecontent: 

Toelichting en uitgangspunten

Een centrale boodschap in het advies is dat de urgentie van de bouwopgave niet mag leiden tot het ondergeschikt raken van andere opgaven die bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Met de nieuwbouwwoningen van nu worden immers de woonmilieus van de toekomst gemaakt. Een tweede boodschap is dat er volgens de raad geen quick fix bestaat voor het versnellen van de woningbouwproductie. De raad pleit daarom voor realisme bij alle partijen. Bovendien stelt de raad dat er geen sprake is van een nationaal probleem, maar dat blijvende woningtekorten alleen voorkomen in een aantal regio’s.

In zijn advies doet de raad een aantal voorstellen om de bouwproductie te versnellen. Tevens vindt de raad het belangrijk dat de minister naast het beleid dat is gericht op de bouw van meer woningen, ook helpt om de woningmarkt stabieler te maken. De productie van woningen is nu erg conjunctuurgevoelig.

Aanbevelingen

De aanbevelingen richten zich enerzijds op maatregelen op de korte termijn, ter ondersteuning van de gesprekken die de minister is gestart in de regio’s met de meest gespannen woningmarkten. Anderzijds beveelt de raad maatregelen aan die effect zullen hebben op de langere termijn, maar die nu al moeten worden genomen.

  1. Minister, zet alleen in op regio’s met gespannen woningmarkten met structurele tekorten, en ga daarbij uit van langdurige betrokkenheid;
  2. Agendeer de volgende onderwerpen aan de regionale overlegtafels: verhoog de kwaliteit van monitoring op plancapaciteit, zorg voor goede regionale cijfers, probeer los te komen van de tegenstelling binnenstedelijk-buitenstedelijk ontwikkelen en prioriteer locaties en gebieden;
  3. Gemeenten zet in op extra verdichting op binnenstedelijke locaties;  
  4. Los bereikbaarheidsproblemen van bouwlocaties op;
  5. Benut en ontwikkel instrumenten om grondeigenaren aan te zetten tot daadwerkelijke bouw overeenkomstig een bestemmingsplan;
  6. Maak mogelijk dat corporaties meer kunnen investeren in bouwproductie, door een kortingsregeling op de verhuurderheffing voor nieuwbouw;
  7. Neem maatregelen om het woningmarktbeleid op termijn meer anticyclisch te maken.

Datum van publicatie

Op 28 juni 2018 is de brief ‘Versnellen woningbouwproductie, met behoud van kwaliteit’ aangeboden aan minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en aan de voorzitters van Eerste en Tweede Kamer.

Informatie of reactie

Voor meer informatie over het advies kunt u contact opnemen met Lianne van Duinen, projectleider, lianne.vanduinen@rli.nl, tel. 06 15369330.

Oorspronkelijke url: 
g

Brede blik op erfgoed

Subtitel: 
Over de wisselwerking tussen erfgoed en transities in de leefomgeving
18 december 2017
Brede blik op erfgoed
Teasertekst: 
Nederland gaat op de schop om allerlei transities en ontwikkelingen ruimtelijk te kunnen opvangen. De Raad voor Cultuur en de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur hebben gekeken wat deze ontwikkelingen voor het onroerend erfgoedbeleid betekenen.
Advies bestand: 
Omslagfoto: 
Voorkant briefadvies Brede blik op erfgoed
Adviesnummer: 
Rli 2017/03
Te bestellen: 
nee

Aanleiding en adviesvraag

Nederland gaat op de schop om allerlei transities en ontwikkelingen ruimtelijk te kunnen opvangen. De gevolgen van onder meer de energietransitie, klimaatadaptatie, verstedelijking, schaalvergroting in de landbouw, technologische innovaties en veranderingen in de bevolkingssamenstelling zijn groot, maar gaan met onzekerheden gepaard en zijn voor elke regio anders. Op verzoek van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben de Raad voor Cultuur (RvC) en de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) gekeken wat deze ontwikkelingen voor het onroerend erfgoedbeleid betekenen. Dat beleid hoeft niet drastisch te worden gewijzigd, is de conclusie, er is vooral behoefte aan een cultuurverandering in de sector.

 

Een brede blik op erfgoed
Adviestype: 
Raad: 
sitecontent: 

Aanbevelingen

Zorg over kwaliteit gebieden

De transities zijn aanleiding meer aandacht te geven aan de kwaliteit van gebieden.

Omgevingsvisies als instrument

Verhalen over erfgoed kunnen hierbij een inspiratiebron zijn, draagvlak creeren voor verandering en een verbindende rol spelen bij een gedeelde visie op de toekomst..

Meer oog voor de gebruiker

De erfgoedsector moet zijn focus verleggen van ‘selecteren en aanwijzen’ naar ‘makelen en schakelen’. Stimuleer tijdelijk en nieuw gebruik door mee te denken met de wensen van de gebruiker. Richt ook het instrumentarium hierop in.

Aandacht voor doelgroepen

De raden constateren dat er actiever gezocht moet worden naar draagvlak en inbreng van jongeren en Nederlanders met een migratieachtergrond. Gebruik ook de verhalen over erfgoed die zij vertellen om een verbinding te leggen in de gesprekken over de toekomst van een gebied.

Datum van publicatie

Op 18 december 2017 hebben de RvC en de Rli hun advies ‘Brede blik op erfgoed; over de wisselwerking tussen erfgoed en transities in de leefomgeving' aangeboden aan minister Van Engelshoven van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Meer informatie

Voor meer informatie over het advies en kunt u contact opnemen met Tim Zwanikken, projectleider, telefoon: 06 52874404 e-mail: tim.zwanikken@rli.nl

vr, 2017-12-15 14:20

Briefadvies Waterkwaliteit

Extra adviesbestanden: 
Te bestellen: 
nee

De Adviescommissie Water heeft op 15 juni 2015 een advies uitgebracht aan de Minister van Infrastructuur en Milieu over waterkwaliteit.

De waterkwaliteit is de afgelopen decennia flink verbeterd. Toch zijn er nog een aantal hardnekkige problemen. Volgens de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) moeten uiterlijk in 2027 alle aangewezen oppervlaktewateren en grondwater een goede chemische en ecologische toestand hebben. Daarnaast moet drinkwaterbereiding mogelijk zijn met een eenvoudige zuivering. Onderzoek laat zien dat het onwaarschijnlijk is dat die doelen gehaald zullen worden. In veel oppervlakte- en grondwater vormt de belasting met nutriënten (stikstof en fosfaat) een knelpunt voor verdere kwaliteitsverbetering. Normen voor gewasbeschermingsmiddelen worden vooral in gebieden met glastuinbouw, bloemkwekerijen, bollenteelt en groenteteelt regelmatig overschreden.

Adviestype: 
sitecontent: 
Gerelateerde adviezen: 

Stelselherziening omgevingsrecht - briefadvies

Te bestellen: 
nee

Briefadvies aan minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu, 21 mei 2015, ten behoeve van het komende wetgevingsoverleg met de Tweede Kamer op 1 juni 2015 en de voorbereiding van de omgevingsvisie van het Rijk. Het briefadvies loopt vooruit op het advies over omgevingsrecht dat de raad eind 2015 uitbrengt  Dit tussentijds briefadvies gaat beknopt en op hooflijnen in op de wijze waarop de uitgangspunten van de stelselherziening worden gehanteerd bij de uitwerking van de Omgevingswet in nadere regels en instrumenten.

Adviestype: 
Raad: 
sitecontent: