Overzicht activiteiten Noordzee: Kustbescherming

Algemeen

De Noordzee en de (Nederlandse) kust hangen nauw met elkaar samen. De kust wordt gevormd door de zee, de kust biedt veiligheid tegen de zee en de vele activiteiten en processen die zich in de kustzone afspelen beïnvloeden de kust. In de EU woont 16% van de bevolking, zo’n 70 miljoen mensen, in de kustzone. De vruchtbare gronden rond riviermondingen, de visserij en het ontstaan van havens hebben van oudsher mensen aangetrokken. Vroeger was het leven aan de Nederlandse kust nog geen pretje, getuige de beschrijving van Plinius van wat nu Nederland is. Nu is het een aantrekkelijke woon-, werk- en recreatieomgeving. Aan de Nederlandse kust zijn belangrijke economische functies geconcentreerd. Denk aan toerisme, havens, bollenteelt, waterwinning en visserij. Bovendien gedijt de natuur goed in de kustzone. In de duinenrijen langs de Hollandse kust, het Waddenzeegebied en de Zeeuwse Delta liggen waardevolle natuurgebieden. In de EU leeft eenderde van de vogelpopulaties in de kustzone.

Het leven aan de kust veranderde door de eeuwen heen van meebewegen met de zee in beschermen tegen de zee. Een belangrijke oorzaak van deze verandering was de voortgaande technologische ontwikkeling. Zo’n 1000 jaar geleden begon men de eerste dijken aan te leggen en gebieden beetje bij beetje droog te leggen. De beschermende werking van de kuststrook ging een steeds grotere rol spelen. Het gevoel van veiligheid dat de dijken en duinen boden had een sterke aantrekkende werking op de mens. Door de jaren heen werd steeds meer geïnvesteerd in de gebieden vlak achter de kustverdediging, de economische activiteiten concentreerden zich bij de kust. 

Na de watersnoodramp in 1953 werden normen afgesproken waaraan de kustbescherming moest voldoen. Bij het vaststellen van de normen werd een inschatting gemaakt van mogelijke effecten per gebied. Vervolgens werden per gebied normen in termen van kans op doorbraak geformuleerd. Door het verzwaren en verhogen van dijken en het onderhouden van de duinenrijen werd door de jaren heen de kans op een overstroming steeds kleiner. Deze focus had echter een tweeledig gevolg waardoor de mogelijke effecten steeds groter werden:

  1. Door het kleiner worden van de kans werd het gebied steeds aantrekkelijker voor wonen, werken en recreëren. De bevolking in het potentieel bedreigde gebied nam sterk toe, net zoals de investeringen in het gebied. Denk aan de regio’s Rijnmond en Amsterdam. Het economische risico is daarmee enorm toegenomen.
  2. Door het creëren van een harde scheiding tussen zee en land en tussen rivieren en land kwam er een eind aan sedimentatie van het land. De bodemdaling achter de kustverdediging t.g.v. bemaling werd hierdoor versterkt.

Een bijkomend probleem, waardoor de kans op overstromen ook weer toeneemt is de stijging van de zeespiegel, die in de komende eeuw naar verwachting veel groter is dan in voorgaande eeuwen.

De veiligheid in de kustzone is geen typisch Nederlands probleem. Van de EU-kust is 20% onderhevig aan erosie of wordt kunstmatig verdedigd. Het grootste deel van de Europese kust (86%) staat bloot aan een hoog of matig risico. In Nederland heeft overigens een groot deel van de ruim 400 km kust geen directe veiligheidsproblemen. Voor een aantal zogenaamde zwakke schakels worden wel problemen verwacht en zijn inmiddels maatregelen genomen of worden voorbereid, in samenhang met de ruimtelijke mogelijkheden. 

Gevolgen van ontwikkeling in de kustzone voor het ecosysteem Noordzee

Ten gevolge van processen zoals urbanisatie van het land achter de kustbescherming, het afdammen en bedijken van rivieren, de bodemdaling en de daarop volgende dijkverzwaringen is door de eeuwen heen de veerkracht en dynamiek van de kustzone afgenomen. Dat had zoals hierboven aangegeven gevolgen voor de veiligheidsfunctie van de kust. Maar de kustzone had oorspronkelijk ook nog andere functies. Een daarvan is de (mariene) productiviteit, waarvan zowel de mens als de rest van het Noordzee-ecosyteem baat hadden. Deze productiviteit van de kustzone is door alle ingrepen in de kustlijn sterk afgenomen. 

Doordat in de Nederlandse estuaria de natuurlijke overgangen tussen zoet, brak en zoutwater zijn afgebroken is er een einde gekomen aan de transportfunctie die deze overgangsgebieden hadden. Het sedimenttransport tussen zee en rivieren stopte. Oorspronkelijk werden de door rivieren afgevoerde nutriënten en verontreinigingen “verwerkt” in de overgangsgebieden, met een grote soortenrijkdom als gevolg. De estuaria waren de kraamkamers van de Noordzee. Door het (gedeeltelijk) afsluiten van de zeearmen is de biodiversiteit afgenomen en worden nutriënten bovendien rechtstreeks in de zee geloosd door de rivieren. Eutrofiëring van de Noordzee is het gevolg. 

Kortom, de ontwikkelingen in de kustzone én het beleid dat jarenlang is gevoerd om Nederland tegen de zee te beschermen hebben enerzijds een krachtige economische regio gecreëerd. Anderzijds hebben ze er toe geleid dat de risico’s in dat gebied almaar meer investeringen in kustbescherming vragen, dat de potentiële productiviteit van delen van de kustzone niet benut wordt en dat de biodiversiteit van het ecosysteem Noordzee onder druk is komen te staan.

Dynamisch kustbeheer

In Nederland wordt bovengenoemd dilemma onderkend. In het beleid heeft de veiligheidsfunctie van de kust een centrale plaats en tegelijkertijd streeft men steeds meer naar ‘zachte’ maatregelen in plaats van ‘harde’. Harde kunstmatige vormen van kustbescherming, zoals dijken en golfbrekers, verplaatsen in de regel het probleem naar elders, in plaats van het op te lossen. Bovendien moeten dijken tengevolge van bodemdaling en zeespiegelrijzing steeds opnieuw verhoogd en verzwaard worden. Bij de verdediging van de Nederlandse kust wordt daarom zoveel mogelijk aangesloten bij de dynamiek van het zeesysteem. Door zandsuppleties te plegen op stranden en de laatste jaren steeds meer in de vooroevers wordt erosie van de zandige kust tegengegaan. Vooroeversuppletie heeft het voordeel dat het goedkoper is en dat er meer gebruik gemaakt wordt van de dynamiek van het systeem. Een nadeel is dat er meer zand voor nodig is. Elke 3 tot 10 jaar moet er een nieuwe laag zand worden opgespoten. Bij de suppleties wordt hogere prioriteit gegeven aan de bescherming van economische centra dan aan dunbevolkte of onbewoonde gebieden. Tussen 1990 en 2000 is er jaarlijks zo’n 7 miljoen m3 zand gesuppleerd [RWS, 2005]. Naar verwachting zal er jaarlijks steeds meer zand nodig zijn. Een gevolg is dat de behoefte aan oppervlaktedelfstoffenwinning op zee zal toenemen, met alle gevolgen van dien. Een neveneffect van strandsuppletie is dat het opgespoten zand vaak bodemdieren bevat, waardoor vogels op een gemakkelijke manier aan voedsel kunnen komen op het strand.