Bescherming Werelderfgoed vraagt andere aanpak

Nederland dient terughoudend te zijn bij het voordragen van cultureel erfgoed voor de Werelderfgoedlijst. Dan blijft er voldoende ruimte over voor het werelderfgoed in niet-westerse landen dat nog onvoldoende beschermd wordt. Ook zou Nederland de plaatsing van monumenten, cultuurlandschappen en natuurgebieden uit niet-westerse landen actief moeten ondersteunen.

De Raad voor Cultuur en de Raad voor het Landelijk Gebied adviseren de ministers op verschillende wijzen te werken aan meer evenwicht in de Werelderfgoedlijst waar nu vooral westerse cultuurmonumenten op staan. Natuurgebieden uit niet-westerse landen zijn sterk ondervertegenwoordigd. Daarmee sluiten de raden zich aan bij het beleid van het Werelderfgoedcomité. In 1992 ratificeerde Nederland het Werelderfgoedverdrag van UNESCO. Vanaf dat moment was Nederland medeverantwoordelijk voor de instandhouding van werelderfgoed van de wereldgemeenschap. Door plaatsing van cultuur- en natuurmonumenten op de Werelderfgoedlijst wordt de ‘uitzonderlijke en universele’ betekenis van deze monumenten erkend. De ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid hebben beide raden om advies gevraagd over de voordracht van Nederlandse monumenten voor de Werelderfgoedlijst in de komende tien jaar.

De raden adviseren in hun advies ‘Van uitzonderlijke en universele betekenis’ jaarlijks slechts één object voor te dragen voor de Werelderfgoedlijst. Nederland zou de plaatsing van monumenten, cultuurlandschappen en natuurgebieden uit niet-westerse landen moeten stimuleren. Dat kan door expertise en middelen beschikbaar te stellen voor de bescherming en het onderzoek die nodig zijn om monumenten aan te kunnen melden. Ook zou plaatsing op de Lijst van het Werelderfgoed een doel kunnen zijn bij Nederlandse internationale ondersteuning bij beheer en ontwikkeling van natuurgebieden. Nederlandse economische bedrijvigheid en toerisme dient getoetst  te worden op hun effecten op werelderfgoed. De Nederlandse bijdrage aan Netherlands Funds-in-Trust zal ook na 2008 doorgezet en zonodig verhoogd moeten worden.

Het erkend Werelderfgoed in Nederland zelf dient meer bescherming te krijgen door betere inzet van beschermingsinstrumentarium en financiële middelen. Werelderfgoedobjecten dienen geselecteerd te worden op basis van initiatieven uit de gebieden zelf, vanuit bijvoorbeeld eigenaren, bewoners of lokale besturen. Voor de uiteindelijke selectie dragen de raden enkele criteria aan. De gebieden zouden illustratief moeten zijn voor ‘het verhaal dat Nederland de wereld wil vertellen’ met als belangrijke thema's: Nederland-Waterland, de Republiek in de 17e eeuw, de Nederlandse bijdrage aan modernisering of Nederland internationaal. Bij de selectie moet ook gebruik gemaakt worden van de eerdere besluiten op nationaal niveau over het belang van gebieden vanuit landschap en biodiversiteit, bijvoorbeeld door toekenning van de status van Nationaal Landschap.

Een aantal aanmeldingen voor Nederland is in voorbereiding. De raden adviseren deze aanmeldingen alleen te handhaven indien de voorbereiding daarvan in vergevorderd stadium is en er voldoende draagvlak voor bestaat.