Pas op de plaats
De Nederlandse landbouw ontvangt jaarlijks zo’n 850 miljoen euro aan Brusselse bedrijfstoeslagen, vooral ter compensatie van prijsdalingen uit het verleden. Het systeem geldt in principe tot 2013. Lidstaten mogen kiezen of ze boeren een vaste toeslag per hectare (een zgn. flat rate) betalen, een toeslag gebaseerd op inkomenssteun in het verleden (een historische referentie) of een mengvorm van deze twee. De Nederlandse regering koos in 2004 voor een historische referentie. De raad adviseert het huidige systeem van historische referenties voorlopig te handhaven.
De raad vindt dat een tussentijdse overstap naar een flat rate systeem grote nadelen heeft. Allereerst concludeert de raad dat de stap naar een meer maatschappelijk gefundeerd systeem, ofwel een relatie met betalingen voor collectieve goederen, niet zichtbaar wordt gezet. Hier en daar geldt zelfs het tegendeel. Zo gaan melkveebedrijven er in sommige Nationale Landschappen als Achterhoek en Zuid West Friesland meer dan 100 euro per hectare achteruit bij een systeem van flat rate. Bij een snelle invoering van een flat rate systeem zouden bovendien veel bedrijven in financiële problemen kunnen komen. Ook zou een tussentijdse overstap naar een ander systeem tot andermaal hoge uitvoeringskosten leiden, nadat al hoge kosten gemaakt zijn voor de invoering van het huidige systeem. Wel adviseert de raad op korte termijn mogelijkheden voor vereenvoudiging van het systeem te onderzoeken. Voor een werkelijke koppeling aan collectieve goederen is een meer uitgekiend systeem nodig.
Gedragen toekomstvisie nodig
Voor de toekomst is er behoefte aan een systeem dat helder is en maatschappelijk breed gedragen. In het Regeerakkoord geeft het nieuwe kabinet aan dat het zich er voor zal inzetten om het huidige landbouwbeleid in de toekomst meer te koppelen aan het realiseren van maatschappelijke waarden zoals voedselveiligheid en voedselzekerheid, het in stand houden van het landschap en de zorg voor milieu en dierenwelzijn. Daarmee is het huidige systeem van historische referentie op termijn niet meer te verdedigen en kan hooguit als overgangsmaatregel dienen.
In 2008 wil de Europese Commissie de gemaakte afspraken uit 2003 evalueren. Daarnaast zal in 2009 Europa besluiten nemen over de financiering van Europa op de lange termijn. Daarbij zal het ongetwijfeld ook over de landbouwuitgaven gaan. Zo’n 40% van de Europese begroting wordt immers aan het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid besteed. Voor een goede Nederlandse inbreng in deze Europese discussies is een heldere toekomstvisie nodig. Die ontbreekt vooralsnog. In 2005 gaf toenmalig minister Veerman al aan dat hij in 2007 een discussie wil starten over het Europees landbouwbeleid. De raad constateert dat discussies over de toekomst van het Europees landbouwbeleid tot nu toe slechts in een beperkte kring van ingewijden worden gevoerd. De maatschappelijke belangen die op het spel staan vragen om grotere betrokkenheid. De raad adviseert de minister van LNV op korte termijn een discussie over het Europees landbouwbeleid te stimuleren en daarbij juist die groepen te betrekken die zich niet vanzelf roeren. De komende tijd zal de raad zelf actief dit debat stimuleren.