Wie betaalt de prijs voor een duurzaam menu?

In Nederland is meer voedsel beschikbaar dan ooit tevoren en het is relatief goedkoop. Maar de focus ligt sterk op productie en efficiëntie en nog te weinig op biodiversiteit, dierenwelzijn en het tegengaan van klimaatverandering. De landbouw in Nederland zal daarom moeten verduurzamen. Maar hoe doen we dat zó, dat boeren er een goede boterham aan kunnen verdienen?

Uitgeschreven tekst

Tim: Als dat beleid dan verandert, en dat moet anders: allemaal prima, veel boeren vinden dat helemaal geen probleem, maar dan moet het ook betaald worden. En dat is het grote probleem. Als ze bijvoorbeeld morgen tegen mij zeggen: "Tim, leuk dat je het allemaal zo doet, maar die varkens moeten naar buiten." Dan zeg ik: "Prima. Als je betaalt, geen probleem."


Aankondiging: Hoe we wonen, hoe onze natuur eruit ziet, hoe we energie opwekken, en hoe we reizen: dat gaat de komende jaren allemaal veranderen. Maar kan dat allemaal wel, en hoe doen we dat? Dit is: 'Nederland verbouwt in 7 vragen.'

Quintin: Stel: je springt op een willekeurig punt boven Nederland met je parachute uit het vliegtuig. Onder je zie je steden, dorpen, rivieren, en hier en daar wat plukjes bos. Maar de kans is verreweg het grootst dat je uiteindelijk landt bij een boer, want meer dan de helft van ons land bestaat uit landbouwgrond.

Mijn naam is Quintin Wierenga en deze aflevering gaat over landbouw en voedsel.

Of je nou in de supermarkt je aardappels, spinazie of karbonaadje koopt, veel van wat wij eten wordt hier verbouwd, en ook geëxporteerd. Vorig jaar ging er voor meer dan 30 miljard euro aan vlees, zuivel, groente en fruit naar het buitenland.

Maar die ongelooflijke productie levert ook zorgen op. Doen we niet teveel in dit kleine land? Zorgt dat niet voor teveel vervuiling? Moeten we niet alles zetten op verduurzaming? En hoe zal dat ons vertrouwde boerenlandschap veranderen?

Ik reis eerst af naar de weilanden van Middenbeemster. Niet alleen bekend van de kaas, maar ook van de varkensboerderij die de achtentwintigjarige Tim van der Mark runt, samen met zijn ouders. We staan in de skybox van zijn stal en kijken uit op de zeugen, als hij vertelt over zijn bedrijf.

Tim: Wij hebben ongeveer zo'n 250 moederdieren, ook wel 'zeugen' genoemd, en zo'n 900 vleesvarkens. Wij doen eigenlijk van het zaadje tot het karbonaadje. Wij doen letterlijk van zaadje tot het opfokken van varkens, tot vleesvarken, tot slachtrijp, tot naar het slachthuis brengen, en zorgen dat het bij de slager komt.

Quintin: Tim is opgegroeid op een boerderij waar vanaf het begin al anders wordt geopereerd dan op de meeste andere boerderijen. Zo gaat hun varkensvlees via het slachthuis rechtstreeks naar de lokale slagers, en niet naar de supermarkt. Een keuze die de vader van Tim maakte omdat hij vond dat de supermarkten geen eerlijke prijs betaalden. Ook nu nog blijft de boerderij constant in ontwikkeling.

Tim: Zeker de laatste jaren hebben we toch heel veel stappen gezet op verdere verduurzaming. Dan moet je denken aan het zelf voer maken, en meer grondstoffen uit de buurt betrekken. Wij voeren bijvoorbeeld al meer dan tien jaar de Beemster kaas-wei. Dus de Beemster kaas wordt gemaakt, die fabriek staat in de Beemster. Dan heb je een restproduct van kaas, en dat noem je "wei". Dat is best zuur, en er zit heel veel eiwit in. Het wordt bijvoorbeeld ook veel gebruikt voor Taksi-drink. Maar varkens vinden dat ook superlekker, en zo zijn we meer die samenwerkingen aangegaan.

Zo hebben we ook een akkerbouwer in de Beemster: Jan van Kempen, ook een hele bijzondere akkerbouwer, die ook heel anders durft te denken en doet. Hij is als een van de eersten begonnen met bloemenlinten. Van hem kopen we de tarwekorrels die we zelf slaan op onze eigen boerderij, maar ook het stro waar deze zeugen hier op liggen.

Quintin: Tim snijdt hier het thema aan dat in deze aflevering centraal staat: duurzaamheid. Dat woord zegt op zichzelf niet zo heel erg veel, dus wat verstaat hij onder 'duurzaamheid'?

Tim: Bij 'duurzaamheid' denken we meestal aan: het minder verbruiken van energie, het minder verbruiken van input. Daar zie ik duurzaamheid ook wel in, maar ik vind duurzaamheid ook meer een balans, want: zeker met dieren, moet je alles in balans houden. Je kan bijvoorbeeld heel veel aan dierenwelzijn doen, maar dan worden de emissies van een bedrijf alweer een stukje hoger. Wij zoeken naar die balans - dat noem ik dan ook duurzaamheid: hoe kan je dierenwelzijn op een goed niveau hebben, hoe kan je emissies op een goed niveau hebben, en hoe kan je dat voor elkaar krijgen met zo min mogelijk inputs? Dat is voor mij duurzaamheid.

Quintin: Dat is zijn eigen definitie van 'duurzaamheid,' waarin balans een sleutelwoord is. Voor hem is die duurzaamheid dus een belangrijke focus. Maar als je voor de hele landbouwsector zou spreken, de afgelopen 70 jaar, dan is productie juist het belangrijkste geweest. Krijn Poppe werkte bijna 40 jaar als landbouweconoom aan de Universiteit van Wageningen, en is raadslid voor de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. Die focus op productie heeft een bepaald type landbouw opgeleverd, zegt hij.

Krijn: Nederlandse landbouw is buitengewoon efficiënt: zeker per kilo product. Het is technologisch zeer geavanceerd. Dat heeft veel te maken met het feit dat in Nederland onze arbeid en grond heel duur zijn. Als je niet heel efficiënt bent en goed produceert - we hebben hele goede bodems en een goed klimaat - dan heb je een probleem. Wij zijn per kilogram heel erg efficiënt. Daarom willen we ook graag veel produceren, wil de voedselindustrie ook in Nederland zitten, en daarom zijn we per hectare soms ook vervuilend.

Quintin: De boeren in Nederland behoren tot de wereldtop als het gaat om efficiëntie en innovatie. Maar met die voordelen komen dus ook nadelen.

Krijn: We hebben natuurlijk een heel rijtje met plagen: CO2-emissie, bodemdaling, bodemverdichting, stikstof, fijnstof, geur. Dan heb ik de belangrijkste wel gehad.

Quintin: En nog niet eens helemaal. Korte tijd later schiet hem ook nog watervervuiling te binnen. En hij geeft voorbeelden van wat voor invloed al die vervuiling nu op onze leefomgeving heeft.

Krijn: Waar op dit moment natuurlijk veel over gesproken wordt, is de stikstofproblematiek, waardoor ammoniak uit het uitrijden van mest en stallen, neerslaat in natuurgebieden. Maar in de veenweide pompen we het water weg, zodat de bodem daalt, want dan kunnen we eerder het land op. Maar die bodem daalt, en dat leidt ook weer tot CO2-uitstoot. Die bodemdaling brengt kosten met zich mee in de veenweide.

In Brabant heb je op een aantal plekken geurproblemen. We gaan de Kaderrichtlijn Water niet halen, omdat er teveel bestrijdingsmiddelen en stikstofnutriënten in het water zitten. En trouwens ook medicijnresten. Het is niet alleen de landbouw, maar landbouw draagt daar wel behoorlijk aan bij.

Quintin: Die grote productie heeft dus veel invloed op de omgeving, en die invloed kan je verminderen door landbouw zo duurzaam mogelijk te maken. Maar bepalen wat dan precies duurzaam is, is in de praktijk van heel veel factoren afhankelijk. Neem bijvoorbeeld rundvlees en melk.

Krijn: Wat je ziet bij rundvlees, of bij melk, is dat het voor een individueel product, als je voor de schappen staat, heel lastig is om daarvan te bepalen hoe duurzaam het is, want er zitten allerlei aspecten aan. Ik noemde net al CO2 en bodemdaling, maar ook soja-gebruik. Soja uit Latijns-Amerika, zodat we die nutriënten hier naartoe slepen, die dan uiteindelijk terechtkomen in de rioolwaterzuivering. Maar er zitten ook aspecten aan van bodemdaling.

Aan de andere kant: als die melkveehouderij plaatsvindt op kleigronden, dan had je daar ook eten kunnen telen: aardappelen. Als je hier op het veenweidegebied, waar je alleen maar gras kunt telen - en wij mensen eten geen gras - dan is dat eigenlijk best duurzaam, omdat ze dat gras verwaarden. Dus het maakt erg uit hoe dat productieproces is geweest, voor hoe duurzaam die melk of dat rundvlees is.

Quintin: Ja, lastig dus, omdat er in de praktijk zo ontzettend veel factoren van invloed zijn. "Je kan er ook veel simpeler naar kijken", zegt Natascha Kooiman. Zij is kwartiermaker bij de TransitieCoalitie Voedsel, waar ze zoveel mogelijk partijen met elkaar in contact brengt om te werken aan een duurzamer en gezonder voedselsysteem. Ze is ook een van de oprichters van Smaackmakers, waarin ze zich onder meer richt op restaurants en cateraars. Haar betoog: Als je zo duurzaam mogelijk wilt zijn, dan schrap je zoveel mogelijk dierlijke eiwitten, en vervang je ze door plantaardige eiwitten, want plantaardige eiwitten zorgen voor veel minder impact op het milieu dan dierlijke eiwitten.

Natascha: Bijvoorbeeld biefstuk: dat kost ongeveer 15.000 liter water om te produceren. Dat water zit hem dus in het feit dat dat dier moet eten, en niet een dagje, maar een hele tijd. Dus je hebt heel veel water nodig om uiteindelijk tot vlees te komen, veel meer dan om tot een plantaardig product te komen. Bijvoorbeeld: een appel kost, geloof ik, 123 liter. Dat is te verwaarlozen als je dat vergelijkt met zo'n biefstuk.

Quintin: En ja, ook plantaardige eiwitten zijn niet altijd duurzaam, geeft ze toe. Om nog even terug te komen op soja bijvoorbeeld, maar ook daar valt iets over te zeggen.

Natascha: We geven heel veel trainingen en workshops bij Smaackmakers, en dan krijgen we altijd de opmerking: "Ja, maar die sojakwark, die sojayoghurt, die sojamelk, en die sojaburgers, dat is hartstikke slecht, want daar worden regenwouden voor gekapt." En het is inderdaad zo dat voor de immense sojaproductie die we hebben, er regenwouden worden gekapt. Maar: 75 procent van alle soja gaat naar diervoeder. Daar wordt geen mens van gevoed, daar worden alleen maar dieren van gevoed. Het Wereldnatuurfonds heeft een hele mooie infographic gemaakt, waarbij je ziet hoeveel soja je eet op het moment dat je geen soja eet, maar dierlijke producten. Je krijgt meer soja binnen als je een stukje kip eet, dan wanneer je een bakje sojayoghurt eet.

Quintin: Minder dierlijk en meer plantaardig is dan ook wat ze wil bereiken bij restaurants en cateraars. Dat is ook lastig, omdat ook die keten, net als de landbouw, is gericht op efficiëntie en productie. Ze moeten dus overtuigd worden dat een duurzame keuze ook voor hen beter is.

Natascha: Wij helpen ze daarbij, door ze enerzijds bewust te maken van hoeveel impact dat dan heeft, door ze bewust te maken van wat dat voor impact heeft op de gezondheid van de gasten of de werknemers, en door ze ook te helpen met het implementatieproces, dus te helpen bij: hoe richt je je menukaart dan in? Een voorbeeld voor horeca is dat je afstapt van de kopjes 'vegavis' en 'vegavlees', en dat je gewoon een menukaart opstelt met heerlijke gerechten. Het liefst de vegetarische of vegan-gerechten bovenaan, zonder te benoemen dat dat vegetarisch of veganistisch is, omdat dat heel erg leidt tot een soort stigma dat je dat alleen maar kan eten als je bewust hebt gekozen om vegetariër te zijn.

Cateraars helpen we met workshops, met begeleiding van bijvoorbeeld de keukenteams, maar ook de communicatieteams. Dus we brengen ze vaardigheden bij hoe je lekker, plantaardig, kan koken, welke gerechten goed werken in een werkomgeving, en welke producten er allemaal op de markt zijn. En we helpen managementteams vaak bij de visievorming. Dus: hoe kan een eiwittransitie onderdeel zijn van een visie op catering, of een visie op gezond en duurzaam voedsel voor je werknemer?

Quintin: Restaurants en cateraars bedienen zogeheten 'captive consumers.' Zij bepalen voor hun klanten wat zij eten, want je kan alleen bestellen wat op het menu staat, of halen wat er in de kantine ligt. In het dagelijks leven is die consumer, oftewel: de consument, veel minder gevangen. Dat zie je ook terug in de keuzes die in de supermarkt worden gemaakt, zegt Krijn Poppe, want duurzaamheid is maar voor een minderheid van de consumenten belangrijk.

Krijn: Voor zover we weten is er een groep consumenten die duurzaamheid belangrijk vindt, daarvoor wil betalen, en daar soms ook voor betaalt. Laten we niet vergeten dat, ik geloof, minstens 15 procent van de producten wel verkocht wordt met een of ander duurzaamheidslogo. Er is ook een groep die wel wil, maar die daar te weinig inkomen voor heeft. En er is ook een groep die het niet een interessant thema vindt, of vindt dat het maar op een andere manier geregeld moet worden.

Quintin: En die laatste groep is nog altijd groot.

Krijn: De vraag is voor mij ook niet of je die mensen moet gaan overtuigen dat ze moeten betalen. Dat voedselsysteem heeft de afgelopen 75 jaar gezorgd voor een geweldige innovatie, waardoor voedsel nog steeds goedkoop is gebleven, of relatief goedkoper is geworden, zodat we nu nog maar 15 procent van ons inkomen betalen aan voedsel. Nou is een beetje de vraag of je voor de komende 20 of 30 jaar die 15 procent nog verder moet terugdrukken, of dat je die geweldige innovatiekracht eens gaat inzetten op die problemen van klimaat, biodiversiteit, en gezond eten.

Quintin: We zijn dus steeds minder van ons inkomen gaan uitgeven aan voedsel, dat we steeds efficiënter hebben leren produceren. Daar komt nog bij dat de prijs die je voor een product in de supermarkt betaalt, niet de echte prijs is. Tenminste, niet als je ook de schade aan het milieu en klimaat meerekent.

Krijn: Dat is een van de problemen. Als je in de supermarkt staat, dan zie je de duurzaamheid, of liever gezegd de on-duurzaamheid, natuurlijk niet terug. Je betaalt voor de kosten van het bedrijfsleven, maar je betaalt niet voor de schade die veroorzaakt wordt aan milieu, aan klimaat, aan het feit dat misschien sommige mensen matig of slecht gehuisvest zijn, of tegen een laag loon werken.

Quintin: En hoe komt het dat we dat niet terugzien in de prijs?

Krijn: Dat komt in essentie doordat er een harde concurrentie wordt gevoerd op alle niveaus. Door de retailers onderling. Daar doen we als consument aan mee, want als de prijs bij de collega-super net wat goedkoper is, dan gaan we daar naartoe voor de aanbieding. Daardoor concurreren die retailorganisaties, die supermarkten, sterk met elkaar. Die spelen dat weer door naar de voedselindustrie, en die speelt dat door naar de boer. En dan komen een aantal boeren in de verleiding, of moeten wel een productiesysteem hebben, wat helemaal gedreven is door een lage kostprijs. Dan kunnen ze dus weinig doen voor duurzaamheid.

Quintin: Dat ziet varkensboer Tim van der Mark ook. Op dit moment zitten veel varkensboeren in grote problemen. De kosten voor voer zijn door de oorlog in de Oekraïne gigantisch gestegen, terwijl de prijs voor het vlees is gedaald. Tim zegt dat hij zelf niet mag klagen, omdat hij zijn eigen afzetkanalen heeft gecreëerd, en deels ook zijn voer maakt. Maar toch: ook voor hem is het nu doorbijten. Ook hij kan niet alle extra kosten die hij nu maakt, doorrekenen.

Tim: Als ik echt de prijs ga rekenen die ik op het moment nodig heb, dan gaan mijn afnemers zeggen: "Dat verschil is veel te groot met de normale prijzen." En dan geef ik ze daar heel groot gelijk in. Daardoor is hun vlees niet meer aantrekkelijk, en wordt het ook niet meer verkocht. Je moet soms even door de moeilijkere tijden heen. Dat zijn we ook wel gewend als varkenshouder. Maar de systeemvraag die hier onder ligt is natuurlijk: vangt een boer altijd de juiste prijs voor zijn product? En daar is simpelweg het antwoord "nee" op.

Quintin: En dat antwoord is "nee", zegt Tim, omdat andere partijen, economisch gezien, ten opzichte van de boer, veel meer macht hebben. Supermarkten en slachthuizen bijvoorbeeld.

Tim: Het slachthuis weet wat de varkenshouder ongeveer verdient. Die weet ook precies wat hij met zijn business kan doen. Een retailer leest dat ook, die ziet dat ook. We zijn, betreft dat, eigenlijk - voor die markten, voor die ketenpartijen - een hele open sector, die ons kan uitlezen, en daar gebruik van kan maken, terwijl wij dat niet andersom kunnen doen. Want wat kost eigenlijk een varken wat geslacht wordt? Of wat kost dat verpakken en dat transporteren? Wat voor marge zit er in de supermarkt? Dat weet je als boer helemaal niet. Dat is een systeem waar we toentertijd zijn ingedouwd.

Willen we daar uitkomen, dan moet je verder kijken naar alleen het economische perspectief. In onze ketens wordt nu heel erg gehandeld in economisch perspectief, van: "Dit is je opbrengstprijs, zoveel kilo, en hier krijg je je geld." Beter Leven probeert dat heel goed te zeggen, van: "We hebben extra standaarden, dus we willen daarvoor extra betaald worden." Maar eigenlijk moet de mindset heel anders zijn, zodat een retailer of een slachterij zegt: "We gaan het anders doen, en er is meer dan een economische waarde. We bieden een boer die het anders wil doen een stabiliteit, een minimumprijs, of echt een prijs die er toe doet, zodat een boer kan investeren, ook een keer op vakantie kan gaan en niet continu bezig is met zijn bedrijf redden."

Quintin: Want het is moeilijk om groen te doen als je rood staat, zegt hij. Maar de prijs die ertoe doet, is er nu dus nog niet. Hoewel Tim en Natasha flink van mening verschillen over de toekomst van dierlijke en plantaardige eiwitten, vinden ze elkaar wel in de macht die de retailer heeft, zoals de supermarkt. Want de supermarkt is een belangrijk onderdeel van wat Natasha de "voedselomgeving" noemt.

Natascha: De 'voedselomgeving' is de omgeving waar we ons in bevinden, waarin je geconfronteerd wordt met eten en drinken. Dus je zou kunnen zeggen: dat is het aanbod, de promotie, en het straatbeeld van eten en drinken, waar wij door beïnvloed worden. Als je kijkt hoe de consument zijn keuzes maakt - als het gaat over eten - dan zijn er eigenlijk drie aspecten heel belangrijk. Dat is: voedselcultuur, voedselomgeving, en voedselvaardigheden.

'Voedselvaardigheden' is: hoe maak ik een lekkere maaltijd? 'Voedselcultuur' is: wat is een lekkere maaltijd? En 'voedselomgeving' is: waar kan ik die krijgen, of hoe kom ik daar gemakkelijk aan? Voedselcultuur en voedselomgeving hangen ook heel sterk samen, omdat wat je om je heen ziet, wat makkelijk te krijgen is, ook je 'normaal' bepaalt. En je 'normaal' is dus eigenlijk iets wat ten grondslag ligt aan cultuur. Hoe je ons gedrag kan beïnvloeden, dat is via het beïnvloeden van die voedselomgeving. Oftewel: het aanbod, de promotie, het straatbeeld veranderen.

Quintin: Want als de omgeving er anders uitziet dan verandert de consument ook mee.

Natascha: Ik ben echt van de school: de consument maakt keuzes op basis van cultuur, van vaardigheden, en van omgeving. Als wij die omgeving beïnvloeden, en mogelijk ook die vaardigheden en die cultuur - en cultuur kan je beïnvloeden door de omgeving - dan help je die consument om andere keuzes te maken. Dus ik zou niet zeggen dat de consument degene is die alles kan veranderen. Ik geloof sterk dat het bedrijfsleven daar een hele grote rol in speelt. En ja, ik ben er erg voorstander van dat consumenten die zich bewust zijn van het feit dat wij de aarde aan het opeten zijn, letterlijk, andere keuzes maken. Ik zeg altijd: elke veganist op dit moment helpt, want het compenseert voor al die overconsumptie van dierlijke producten.

Quintin: Maar duurzame keuzes maken is in de praktijk voor veel consumenten lastig. In de supermarktschappen is het vaak onduidelijk hoe duurzaam een product is. Heeft een product een keurmerk? Wat zegt dat keurmerk? En dan is 'biologisch' ook niet noodzakelijkerwijs gelijk duurzaam. Je zou ook kunnen zeggen: als de voedselomgeving nu te weinig verandert, omdat de consumenten dat nog onvoldoende willen, en de retailer duurzame producten nog te weinig centraal zet, dan kan de overheid ook een sturende rol nemen. Via een vleestaks, bijvoorbeeld, voor die transitie naar plantaardige eiwitten. Maar daar zitten in de praktijk nog wel wat haken en ogen aan, zegt Krijn Poppe.

Krijn: Je kunt een paar dingen doen. Je kunt zeggen: ik ga de consument belasten, bijvoorbeeld via een normaal BTW-tarief, om die kosten van milieu en natuur, ook bij de consument of bij de burger neer te leggen. Dat doe ik dan door dat hogere BTW-tarief, en dan gebruik ik dat geld om bijvoorbeeld boeren natuurmaatregelen te laten nemen. Voor weidevogel-contracten, of zo. Dat is een denkbaar mechanisme. Tot op zekere hoogte zie ik daar ook wel heil in, alleen kun je dat in Nederland alleen doen voor de Nederlandse consument, en we hebben net geconstateerd dat veel van ons voedsel de grens over gaat, naar Duitsland. Wij hebben niet de macht om in München of in Berlijn te zeggen: daar gaat de BTW omhoog, want dan kun je de natuur bij onze boeren herstellen.

Quintin: Dat gaat alleen werken als je dat op Europees niveau doet, zegt hij. Maar ondertussen komen boeren in Nederland steeds meer in een lastige positie terecht, omdat ze wel aan steeds meer regels moeten voldoen. Ze hebben steeds vaker het gevoel dat ze als vervuiler worden gezien, in plaats van degenen die voor het eten op je bord zorgen. Dat is ook een beeld dat Den Haag van ze schetst, vindt een grote groep. Zeker toen de stikstofcrisis begon op te spelen en iedereen opeens naar de boeren keek als grootste vervuilers.

Het huidige kabinet wil de stikstofuitstoot bij boeren fors terugdringen. Minister Christianne van der Wal wil in sommige gebieden zelfs percentages van meer dan 80 procent reductie halen. Het leidt opnieuw tot veel onrust onder boeren, waar ook het vorige kabinet al mee te maken kreeg. Boeren zorgden toen voor een van de grootste protesten ooit op het Malieveld, nadat D66-politicus Tjeert de Groot ervoor pleitte de veestapel te halveren. Het leidde tot een niet eerder geziene optocht van trekkers in de regeringsstad.

Toespraak actievoerders: Daarom staan we hier, met een grote menigte, de grootste landbouwactie ooit in de Nederlandse geschiedenis. Veroorzaakt door het beleid dat in Den Haag ons wordt opgelegd, maar gebaseerd op emotie en de waan van de dag. Maar eigenlijk kun je ze het ook niet verwijten. Ze missen het gezonde verstand, het boerenverstand, dat de natuur en de dieren ons leren.

Quintin: Een actie die Tim wel kan begrijpen.

Tim: Toen het stikstofbeleid opeens begon uit het niets, voor heel veel boeren, was dat echt de druppel die de emmer deed overlopen. Alle frustratie, van alle beleidswisselingen, productiewisselingen, noem het maar op, kwam daar uit. Je ziet nu een generatie die het bedrijf moet over gaan dragen aan hun volgende generatie, net zoals mijn ouders. Je ziet daar ook een generatie staan die het bedrijf gaat overnemen, en ze weten beiden eigenlijk niet hoe de zekerheid is voor de komende 30 jaar. Die onzekerheid, het slechte economische perspectief, het perspectief voor beleid, en het verlies van het vertrouwen in de politiek. "Men weet niet eens wat ze daar doen in Den Haag", wordt dan gezegd. Dat maakt heel veel boeren zo boos en teleurgesteld, omdat ze bang zijn hun levenswerk - wat soms al zes of zeven generatie in de familie is - te verliezen, en daar komt die angst wel uit.

Quintin: Het zorgt voor een kloof die groeit. Krijn Poppe vindt ook dat de overheid zelf heeft bijgedragen aan die onvrede onder boeren. Boeren en de overheid konden elkaar de afgelopen jaren steeds minder goed verstaan.

Krijn: Er zit natuurlijk toch nog wel het nodige aan ruis op de lijn. Je hebt, om te beginnen, allerlei groepen boeren. Je hebt boeren die al helemaal een oplossing voor zichzelf hebben en behoorlijk duurzaam bezig zijn. Die hoor je natuurlijk niet, want die hebben niet zoveel belang bij deze verdere discussie. Aan de andere kant heb je boeren die zich hevig verzetten, of het probleem ontkennen. Die vinden we soms op het Malieveld. En dan is er een grote categorie die daar tussenin zit. Die eigenlijk wel wil, maar die duidelijkheid nodig heeft, en die wij als Rli ook bepleiten.

Krijn: Aan de overheidskant is er een traditie om doelen meetbaar te maken. Dat is heel goed, maar om dan die twee indicatoren te vertalen naar middelen, naar middelvoorschriften, waar boeren mee aan de slag moeten: "Gij zult zo boeren": dat neemt wel de creativiteit en de vrijheid bij boeren weg om hun ondernemerschap aan te wenden, en de lokaal-beste oplossing te kiezen.

Quintin: Den Haag moet samen met Brussel zorgen voor beleid dat de boer begrijpt, zegt Tim. Want als ik hem vraag of hij nu vindt dat de overheid op het gebied van verduurzaming bij boeren een duidelijk beleid voert, dan is hij duidelijk.

Tim: Dat is een goede vraag. Ik denk dat wel duidelijk is geworden dat dat de laatste jaren slecht gelukt is. Aan de ene kant hebben we een heel duidelijk beleid nodig over waar we heen moeten, aan de andere kant leven we ook in een sector die volstaat met innovaties, die heel snel verandert. Er zijn ook best wel fundamentele dingen die een keer goed moeten worden aangepakt. Maar wil je dat doen, dan heb je ook een politiek nodig die vrij stabiel is, en die niet van de hak op de tak springt, van: "Dat moet nou weer anders, en over twee jaar moet het weer anders."

Tim: Daarnaast moeten we ook kijken naar het Europese verband. We kunnen heel veel bepalen voor dezelfde landbouw in Nederland, maar we zijn ook heel erg afhankelijk van de Europese regelgeving. Dus het is echt van: als je nu gaat kijken naar de Green Deal, de "van boer tot bord"-strategie, dan komt daar best wel een visie uit van waar we ongeveer heen moeten, maar niemand weet echt de invulling daarvan. Dat stabiele beleid hebben we wel heel hard nodig.

Tim: Daarnaast vind ik een beleid wat verandert niet eens zo erg: ik ben er best wel aan gewend geraakt. Het is alleen zo: als dat beleid dan verandert, en het moet anders: allemaal prima, heel veel boeren vinden dat ook helemaal geen probleem, maar dan moet het ook betaald worden. En dat is het hele probleem. Als ze bijvoorbeeld morgen tegen mij zeggen van: "Tim, leuk dat je het allemaal zo doet, maar die varkens moeten naar buiten." Dan zeg ik: "Prima, als je betaalt, geen probleem."

Quintin: De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur schreef een advies aan de overheid, wat hierover gaat, met daarin een aantal heldere punten: Geef boeren duidelijkheid aan welke eisen ze in 2030, 2040, en 2050 moeten voldoen. Kom niet het ene jaar met de maatregelen voor stikstof, en het andere jaar met de maatregelen tegen CO2, maar doe dat in één keer. Zorg voor duidelijke standaarden die je als overheid ook kan controleren. Als we écht willen verduurzamen, moet de politiek nu meer stappen gaan zetten, zegt Krijn Poppe. Hij vertelt ook welke stappen dat zijn.

Krijn: We moeten beginnen - zeker vanuit onze positie als Rli, met heldere en goede wetgeving die boeren motiveert om de maatregelen te nemen. Wij kunnen niet in het provinciehuis, of in Den Haag, of in Brussel, bedenken wat boer Jansen in Deurne of in Koudekerke moet doen. Hij zal zelf, in zijn eigen strategie, in zijn eigen doelstellingen, met zijn grond, met zijn omgeving, moeten kijken wat hij moet doen. Wat we wel kunnen doen, is het hem duidelijk maken in de wetgeving, welke emissies hij, nu en over tien jaar, en over 20 jaar, nog mag uitstoten, en waar hij dus moet verduurzamen.

Krijn: En dan heb ik er alle vertrouwen in dat die boer daar óf de techniek bij zoekt-- Die kan de overheid wel helpen ontwikkelen in Wageningen, of in een universiteit. Maar dat die boer een keuze maakt uit de techniek en uit zijn proces, waarmee hij die boerderij runt. Minister Veerman heeft indertijd eens gezegd: "De overheid houdt geen kippen, dat doet die boer." Ik zou ook zeggen: "De overheid bedenkt niet de duurzaamheidsmaatregelen voor die kippen, dat kan die boer wel bedenken. Hij moet alleen weten aan wat voor eisen hij moet voldoen, en dan moet de overheid natuurlijk wel controleren of hij aan die eisen gaat voldoen."

Quintin: Hoe dan ook, we kunnen niet anders dan steeds verder verduurzamen. Daar zijn ook alle drie de sprekers het over eens. Wat dat betekent voor de boer is nu nog niet duidelijk, en die duidelijkheid is dus wel nodig, juist ook voor de toekomst van boeren zoals Tim. Hoe kijkt hij zelf eigenlijk naar zijn toekomst? Is hij over 30 jaar nog boer?

Tim: Dat zal wel een uitdaging worden, maar daar gaan we wel voor. Je wil een beetje gek zijn als boer om door te gaan met dit beroep in Nederland, maar ik ga er echt wel vanuit dat ik er ben. Voor mij persoonlijk gaan wij nog verder verduurzamen. We gaan nog één keer een vergroting doen van ons bedrijf, zodat alle biggen die hier worden geboren ook hier blijven. En dan gaan mijn vleesvarkens straks ook op het stro. Daarna word ik misschien meer een beleefboerderij. Ik wil nog meer de connectie met die burger opzoeken. Dat is mijn doel voor de komende 30 jaar. Ik hoop dan dat ik het met die schaal, die ik dan nu voor ogen heb, en dat is echt niet gek veel groter - voor de context: ik ben ongeveer twee keer zo klein als een normaal varkensbedrijf in Nederland-- Daarmee een brood verdienen zal wel een uitdaging worden, maar ik hoop dat het lukt.

Quintin: Blijven verduurzamen, blijven innoveren dus. Dat zal voor alle boeren in Nederland gelden. Zo heeft ieder zijn eigen rol: de overheid door te zorgen voor duidelijkheid, de supermarkt om duurzame producten centraler te zetten, en de consument door met bewuste keuzes dat boodschappenmandje een voor een met producten te vullen.

Dit was het voor deze aflevering van 'Nederland verbouwt in 7 vragen.' Vond je deze podcast leuk en interessant om te luisteren, abonneer je dan. En op de site van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur vind je ook een volledige transcriptie van deze podcastserie. Mijn naam is Quintin Wierenga, graag tot de volgende aflevering.

Afkondiging: 'Nederland verbouwt in 7 vragen' is een podcast van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. Meer weten? Kijk op rli.nl/podcast.