Uitgeschreven tekst
Renske Visscher: Als jij leert wat jij kunt doen geeft dat hoop en als je alleen maar leert wat er aan ellende is, dan sla je dicht als mensheid. Ik geloof wel in een hoopvol perspectief bieden, dus: wat kan ik morgen doen om het beter te maken? Aan kinderen en jongeren, maar natuurlijk aan de hele maatschappij.
Voice-over: Hoe we wonen, hoe onze natuur eruitziet, hoe we energie opwekken en hoe we reizen gaat de komende jaren allemaal veranderen, maar kan dat allemaal wel en hoe doen we dat? Dit is 'Nederland verbouwt in 7 vragen'.
Quintin Wierenga: Wat zie je als je denkt aan natuur? Zijn het broedende vogels, vlinders of bloemen of denk je terug aan je laatste vakantie in de bossen van de Ardennen of de bergen van de Franse Alpen bijvoorbeeld? Bomen, planten en dieren kunnen overal zijn, zoals hier op mijn schuurdak waar we sinds een paar weken nu sedum, oftewel vetplantjes, hebben gepland. Even kijken, ja, daar zie ik een kleine tor rondkruipen. Natuur zit niet alleen in de aangewezen natuurgebieden die we hebben, maar zeker ook daarbuiten. Alleen, dat het overal kan zijn houdt niet in dat we er nu genoeg van hebben. Sterker nog, de natuur die we hebben staat flink onder druk door onder meer verdroging, verzuring en vermesting. In de zoektocht naar wat anders kan begin ik in Vught, waar ik heb afgesproken met Renske Visscher. Zij is directeur van de regio Zuid van IVN, een natuurorganisatie die met hulp van 27.000 vrijwilligers mens en natuur met elkaar wil verbinden. Op vijf minuten lopen van het kleine centrum staan we opeens in een heel andere omgeving.
Renske Visscher: Wij staan hier in het Maurickbos. Dat ligt tegen Vught aan en drie kilometer van Den Bosch af. Het is eigenlijk helemaal niet zo'n groot bos, een bosje van niks, maar het is vlakbij het centrum - een paar minuten daarvandaan - dus heel veel mensen wandelen hier. Er staan ook nog wat bijzondere bomen. Het is ooit een landgoed geweest en we lopen letterlijk over een linie-dijk, dus hier is vroeger, eeuwen geleden, nog heel erg gevochten. Je ziet hier erfgoed en natuur bij elkaar komen. Zo'n kleine plek kan toch heel veel bieden en kan ook zorgen dat de echte natuurgebieden, om het maar even zo te zeggen, waar soorten het nu nog heel moeilijk hebben en die wat dichter begroeid zijn, dat die wat meer rust kunnen krijgen. Juist door heel veel van dit soort extra plekken toe te voegen kun je zorgen dat de zwaardere natuurgebieden, waar dieren met rust willen leven, wat meer ontlast worden.
Quintin Wierenga: Dit bos is niet eens zo gek groot en het is ook helemaal geen beschermd natuurgebied, maar toch biedt het tal van functies. Het is dichtbij genoeg om er tijdens je lunchpauze even te wandelen. Schoolklassen komen er om te leren over de natuur en het zorgt, niet ver van de A2, letterlijk voor wat frisse lucht. Natuur is dan ook van levensbelang, zegt Renske.
Renske Visscher: Voor ons is het eigenlijk bijna de groene lijm tussen alles. Wij zijn natuurlijk gewoon natuur. Wij ademen de lucht in, wij drinken het water, we zijn de blauwe planeet, wij eten het voedsel en dat wat wij onder natuur verstaan is dus niet natuur met een grote N. Het gaat echt om groen, gezond en blauw is dan het waterleven, waarin de mens niet de overheerser van dat systeem is, maar een fijne plek heeft in dat systeem. Dus dat we eigenlijk weer onderdeel worden van het ecosysteem in plaats van de kapotmaker van het ecosysteem zoals het nu is. Wij denken ook dat het kan als we op een andere manier met natuur omgaan.
Quintin Wierenga: 'De kapotmakers van ons ecosysteem', dat klinkt behoorlijk hard. Straks meer daarover, maar eerst gaan we naar een achtertuin waar de natuur in ieder geval niet kapot wordt gemaakt. Die achtertuin is van André van der Zande, voormalig topambtenaar en hoogleraar en nu onder meer raadslid voor de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. We kijken samen naar een nestkastje waar dit jaar onvermoede gasten huizen.
André van der Zande: Je ziet daar bijvoorbeeld een nestkastje hangen. Daar komen spontaan, min of meer geholpen door mij, vogels in, maar voor het eerst dit jaar zaten er opeens hommels in. Eerst dacht ik: oeps en toen dacht ik: eigenlijk zijn hommels voor de Nederlandse soorten rijkdom zelfs nog een betere bijdrage dan die kool- of pimpelmezen die ik er normaal in heb. Dus dat is dan een voorbeeld.
Quintin Wierenga: Een voorbeeld van natuur die heel dichtbij is en hommels vervullen natuurlijk een essentiële functie als bestuivers van bloemen en planten. Als we hier in de tuin staan, waar de vogels fluiten en de hommels zoemen, lijkt het prima te gaan met de natuur, maar in Nederland gaat het eigenlijk helemaal niet zo goed.
André van der Zande: We zijn er dus toch niet in geslaagd om, met name in de steden en in het algemene landelijk gebied, een algehele kaalslag te voorkomen. Het aantal soorten wat overblijft wordt kleiner en kleiner en dat zijn dan ook nog eens een keer hele algemene soorten, dus plat gezegd zijn brandnetels, ratten en kraaien wat we over gaan houden en dat is niet wat we willen. Daarmee houden we die diensten van de natuur voor de samenleving niet in stand.
Quintin Wierenga: Ja, want natuur is essentieel voor ons. Het zorgt voor een gezonde bodem, voor de zuurstof die we inademen en wij als mensen vinden natuur ook onmisbaar blijkt uit een enquête van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur.
André van der Zande: We hebben een extra onderzoek gedaan onder burgers en daar hebben we ook focusgroepen en discussies gehad met allerlei onderdelen van de bevolking, dus niet alleen met hoogopgeleide mensen, maar met iedereen. Iedereen heeft zoiets van: "Ja, maar ik wil eigenlijk op weekbasis, op dagelijkse basis, van natuur kunnen genieten. Dat is goed voor mij, voor mijn geestelijk welzijn, voor mijn kinderen, voor mijn opgroeiende kinderen." Dat vinden mensen echt heel belangrijk.
Quintin Wierenga: Maar die mooie natuur raken we de afgelopen decennia steeds meer kwijt. We houden dus steeds minder soorten planten en dieren over, oftewel, de biodiversiteit neemt af en dat is echt een enorm probleem.
André van der Zande: De biodiversiteit is de rijkdom van de natuur, zowel in aantal ecosystemen als landschapstypen, als in aantal soorten planten en dieren en die gaan schrikbarend achteruit. De ecologen over de hele wereld spreken over een enorme uitsterf-golf, die je moet vergelijken met het uitsterven van de dinosauriërs toen er op Yucatan een meteoor op de aarde viel. Zo'n soort ingrijpende gebeurtenis zitten we eigenlijk middenin en dat is heel erg zorgwekkend.
Quintin Wierenga: Dat zorgwekkend grote probleem begint al op een niveau waar we het nog niet met het blote oog kunnen zien. Dat wat onder de grond zit, de bodem en juist die bodem is ontzettend belangrijk, zegt Annemieke Nijhof. Zij is directeur van Deltares, een onafhankelijk instituut dat onderzoek doet op het gebied van water en grond.
Annemieke Nijhof: Ik denk dat al het hele leven op aarde begint in het bodem- en watersysteem. Dat vraagt dus een gezonde samenstelling van die bodem, zodat die kan leven. Er zijn allerlei bacteriën, schimmels en hele kleine wormpjes - dingen die we normaal gesproken als mensen niet zien - in die bodem, maar die bepalen heel erg de gezondheid van die bodem, het incasseringsvermogen. Zonder een gezonde bodem heb je geen goede ecosystemen en ook geen goede gewassen. De voedselproductie, maar ook de gezondheid van de natuur begint, net als bij een pizza, bij de bodem.
Quintin Wierenga: Een levendige en vitale bodem is in evenwicht, legt zij uit. Er zijn voldoende voedingsstoffen voor alles wat moet groeien, er is voldoende vocht en alles is dan in harmonie, maar je raadt het al: als het niet goed gaat met de natuur, dan begint dat dus bij die bodem. Dat komt weer door ons, dus wat wij mensen met die grond doen.
Annemieke Nijhof: Eigenlijk zijn er vier belangrijke stressfactoren op de bodem. De eerste is de verontreinigingen die wij op die bodem hebben gebracht, bijvoorbeeld lood of benzine-achtige stoffen. Daar zijn we een heel eind met het opruimen, maar PFAS is bijvoorbeeld weer een nieuw probleem. Het tweede is vermesting. Dat is de overmaat van het gebruik van - wat het woord al zegt - mest, dus nitraat en fosfaat - waardoor de evenwichten verstoord raken. Dan is er sprake van verzuring, ook door die stoffen, waarmee de zuurgraad van de bodem daalt waardoor bepaalde soorten niet meer kunnen overleven en anderen juist wel opbloeien. Tot slot hebben we dan de verdichting en dat is dat we met veel zwaar materieel op die bodem rijden, waardoor de bodem in elkaar geperst wordt. Die vier stressfactoren maken dat de bodem in slechte staat is.
Quintin Wierenga: Die problemen worden alleen maar groter. Vermesting, bijvoorbeeld, is echt een enorm probleem geworden.
Annemieke Nijhof: Ja, ik denk dat je dat wel zonder aarzeling kan zeggen. We hebben erg veel mest, dat heet ook al heel lang overbemesting. Er is een streng mestbeleid, maar daar proberen we toch steeds weer extra ruimte voor te doen. Die mest wordt niet opgenomen in het gewas. Van elke 100 kilogram stikstof die we in de landbouw steken komt 50 procent terecht in de gewassen en de andere 50 procent verdwijnt naar bodem, water en lucht. Als we dat blijven doen, als we die overmaat aan meststoffen in het systeem stoppen, dan komt het of via de lucht een keer op de bodem of het komt direct in de bodem omdat we er mest opbrengen of injecteren of het komt in het watersysteem terecht.
Quintin Wierenga: Willen we dat probleem nu wel gaan oplossen, dan kunnen we daar niet langer meer mee wachten.
Annemieke Nijhof: Daar is voor mij geen twijfel over mogelijk. Het is heel lang geprobeerd voor ons uit te schuiven. Helaas, want ik denk dat we die tijd beter hadden kunnen benutten om met elkaar naar nieuwe vormen van rendabele landbouw te zoeken en niet te wachten totdat de wal het schip keert, maar dat is nu wel gaande. We hebben het nu over het stikstofprobleem, maar eigenlijk valt het uiteen in twee problemen. Eentje gaat over alle stikstof die vrijkomt bij verbranding van fossiel. Dat kan ook op de bodem terechtkomen, maar het grootste probleem voor de stikstofproblemen in de bodem zijn echt wel gerelateerd aan de landbouw.
Quintin Wierenga: De problemen die we nu hebben zijn dus ontstaan doordat we niet tijdig genoeg hebben ingegrepen, maar ook door ons natuurbeleid, zegt André van der Zande. Dat is simpelweg niet goed afgesteld. Het is er namelijk op gericht om vooral natuurgebieden te beschermen en veel minder alle natuur die we daarbuiten tegenkomen.
André van der Zande: Nee, het huidige natuurbeleid is, wat wij als raad zeggen, sectoraal geworden. Ze hebben zich eigenlijk laten opsluiten binnen de hekjes van die zogenaamd beschermde natuurgebieden en je moet constateren: dat lukt niet. Of we nou praten over 25, 30 of zelfs 40 procent van Nederland, als dat al zou lukken dan heb je eigenlijk nog niet de garanties dat de natuur vitaal blijft in ons land, omdat bepaalde processen over heel Nederland goed moeten zijn, anders lukt het niet. Je kunt de natuur niet opsluiten achter die hekken in die beschermde gebiedjes. Bovendien, de functie voor de mensen: je creëert een scheiding tussen bevolking, burgers en natuur, want je moet er dan echt naartoe, terwijl wij zeggen: "Het moet eigenlijk van voordeur tot Waddenzee." Ook voor de functies die ons vitale land natuurlijk moet vervullen.
Quintin Wierenga: Zet het belang van de natuur meer voorop, zegt de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur dan ook in het advies Natuurinclusief Nederland. Laat natuur veel zwaarder meewegen bij politieke en economische besluiten. Dat is wel lastig, want natuur wordt nu vaak letterlijk amper meegerekend.
André van der Zande: Bijvoorbeeld, in de kosten-batenanalyses die wij voor onze grote publieke werken gebruiken zit natuur maar heel matig verwerkt en daar zouden veel meer, laten we zeggen, die natuurdiensten aan de baten-kant, aan de afweeg-kant, moeten meewegen. Dat is dus een opdracht aan de economen, maar ook aan financiers van: joh, is het wel oké om zo'n project te financieren? Dus wij richten ons ook op de bankiers en we hebben goed overleg met de Nederlandsche Bank. Die ziet ook dat er risico's zitten aan foute investeringen, want als je investeert in een project - neem bijvoorbeeld die grote dammen die wij overal bouwen in de wereld - en je krijgt daarna slechte waterkwaliteit-- Wij hebben dat gezien bij een deel van de Deltawerken. 'Doe dat anders', zeggen wij. Dan moet je dus zorgen dat bij de besluitvorming, in wetten, regelgeving, subsidiesystemen en fiscale systemen, die natuur wat zwaarder meeweegt.
Quintin Wierenga: Daar moeten beleidsmakers, zoals politici, dus van worden overtuigd, zegt hij. Dan moeten we wel wat vooroordelen wegnemen, bijvoorbeeld dat natuur ten koste gaat van de economie.
André van der Zande: Heel veel mensen denken: natuur is een banenkiller. Nou, wij hadden een lid in onze commissie, Ignas, die directeur is van een park in België en hij heeft daar laten zien dat, door de stichting van dat park, er veel banen bij zijn gekomen, dus niet zijn vermoord. Weliswaar andere banen en er zijn wel verschuivingen. Het is ook een beetje de discussie van: de banen die natuur vernietigen moeten daar stoppen anders kun je geen nationaal park hebben, maar er zijn veel banen bijgekomen en daar zijn meer voorbeelden van. Dat zijn de dingen waar je besluitvormers en politici mee overtuigd, want als zij rondlopen met het idee dat het economie en banen kost, dan sta je al twee-nul achter. Wij zeggen: "Nee, het is een baten-economie, dus weeg die mee en twee: wij kennen eigenlijk alleen maar voorbeelden dat het veel banen oplevert". Vraag de mensen in het Waddengebied. Die wilden heel graag UNESCO worden. Waarom? Omdat dat mondiaal een enorme uitstraling heeft, ook weer voor toerisme en recreatie. Dan moet je wel zorgen voor natuurvriendelijke en natuurinclusieve recreatie, maar toch.
Quintin Wierenga: Oké, bij banen liggen dus mogelijkheden, juist met natuur. Laten we ook kijken naar het herstel van de bodem en daarvoor moeten we beginnen bij de bron, zegt Annemieke Nijhof en in ieder geval twee dingen gaan doen.
Annemieke Nijhof: Ja, het is dweilen met de kraan open als je probeert de bodem een beetje op te lappen terwijl je ondertussen doorgaat met het niet goed krijgen van de condities. Ik denk dat er op twee punten hele belangrijke dingen te doen zijn. Het ene is het vraagstuk van de overbemesting. Ik denk dat dat de grootste stressfactor is op heel veel bodems. Daar zullen we echt met elkaar die draai moeten maken. Aan de andere kant gaat het ook over de inrichting van het watersysteem. Dat is ook een hele grote. We hebben de afgelopen eeuw in no-time in het watersysteem de ontwatering versneld. We hadden last van teveel zompig moeras. Daar kon je niks op verbouwen en daar kon je ook met je landbouwmaterieel niet op en dus hebben we overal voortdurend het water zo snel mogelijk afgevoerd. Ook daar geldt het einde aan die strategie, want we krijgen ineens langere en drogere zomers, dus voor de natuur is dat enorm schadelijk. Dat leidt tot onomkeerbare schade in waterafhankelijke natuurgebieden, maar ook voor de landbouw is dat een enorme stressfactor, want als je in het groeiseizoen geen regen hebt moet je weer veel gaan onttrekken en uit je systeem halen, wat de verdroging alleen maar erger maakt en de bodem nog beroerder laat zijn. Dus ook daarvoor geldt dat we echt een systeemverandering nodig hebben om het bodem- en watersysteem gezond te krijgen.
Quintin Wierenga: Die systeemverandering houdt onder meer in dat je de bodem anders en vooral ook slimmer gaat benutten, zegt ze.
Annemieke Nijhof: Nou, ik denk dat het heel interessant is, omdat we ontdekken dat we, met bepaalde manieren van benutting en beplanting van die bodem, een bijdrage kunnen leveren aan de vermindering van CO2-uitstoot. Wat nu gebeurt in de veenweide is dat we elke keer de grondwaterstand verlagen, waardoor het veen droog komt te liggen. Dat veen oxideert en dan komt er allemaal CO2 en metaal in de lucht vrij, dus dan is het eigenlijk een negatieve bijdrage aan het klimaatvraagstuk. Te meer een reden om die bodem op een andere manier te behandelen, maar je kunt hem ook omdraaien. Dus door op een goede manier gebruik te maken van de bodem kun je koolstof vastleggen en kun je op die manier, door je landgebruik, in plaats van CO2 te laten vrijkomen, het opslaan.
Quintin Wierenga: Ze geeft voorbeelden van hoe je dat kunt doen.
Annemieke Nijhof: Nou, door bepaalde gewassen te telen, bijvoorbeeld met een korte levenscyclus, die heel veel CO2 uit de lucht opnemen en op die bodem kunnen groeien, maar het is ook weer het opnieuw vormen van veen. Dus eigenlijk het omgekeerde van veen laten verdampen kan daar, door veel organisch materiaal in die bodem te laten opstapelen of ophopen, weer nieuw veen worden gevormd en daarmee leg je, als het ware, voor het nageslacht weer nieuw veenmateriaal vast.
Quintin Wierenga: Grond kan zo dus meerdere functies tegelijk hebben. Denk inderdaad in wat natuur bijdraagt en oplevert, vindt ook Renske Visscher. Dat kan je ontzettend praktisch maken en om dat te illustreren staan we nog steeds in Vught, maar nu bij een groen schoolplein.
Renske Visscher: Het is niet zo'n heel groot schoolplein, zoals je ziet, Het was allemaal steen en omdat er twee gebouwen dicht bij mekaar zijn heeft dat extra het effect van hitte vasthouden. Toen hebben een aantal ouders, samen met de school, zich ingezet voor een groen schoolplein en uiteraard ook met de kinderen, al was het in coronatijd nog best ingewikkeld. Je ziet nu een schoolplein waar allemaal bomen staan, waar struiken zijn aangeplant, waar een plek is met zand, waar kurk op de grond ligt, met klimpalen en daarachter ligt een klimboom.
Quintin Wierenga: En er is nog meer, zoals een waterpomp, een mini moestuin en een atrium waardoor de kinderen ook buiten les kunnen krijgen. Dat kost wat, maar levert nog meer op.
Renske Visscher: Zo'n groen schoolplein is dan relatief nog best duur. Dat kost echt al snel, bijvoorbeeld, € 60.000 om dat te realiseren, dus echt een groot bedrag en dan werken er nog veel vrijwilligers mee. Dat komt vooral door veiligheid. Het zit hem niet in al die planten, maar het zit hem in de speeltoestellen die heel veilig verankerd moeten zijn en aan allemaal normen moeten voldoen. Daar zit meer het grote werk in. Als je aan de andere kant kijkt naar de zorgkosten: er zijn onderzoeken - in Finland onder andere op een kinderdagverblijf en niet op een school, maar toch - die hebben laten zien dat door het toevoegen van groen op de kinderdagverblijven - dat hebben ze vergeleken met kinderdagverblijven waar ze dat niet deden. Gewoon heel simpel moestuinbakken, groen op de vloer, ik noem het kurk, maar het is boomschors wat op de grond ligt, wat hier ook ligt - in één maand tijd het immuunsysteem van die kinderen gigantisch is verbeterd. Dat hebben ze echt met bloedonderzoek aan kunnen tonen. Als je zo kijkt, dan is €60.000 euro aan zorgkosten-- Dat is in de zorg echt heel weinig geld. Stel nou dat hier 250 kinderen per jaar zitten. Elk jaar komen er natuurlijk nieuwe kinderen bij en gaan er kinderen weg. Als die allemaal iets gezonder zouden worden, dan heb je die zorgkosten er supersnel weer uit.
Quintin Wierenga: Op schoolpleinen liggen dus kansen, maar niet alleen daar. Eigenlijk liggen die kansen zo goed als overal. Bijvoorbeeld bij de bouwopgave, zegt André Van der Zande. Die één miljoen woningen die de komende tien jaar moeten verrijzen. Bouwen hoeft geen bedreiging voor de natuur te zijn. Integendeel, al moet daar dan wel wat voor gebeuren.
André van der Zande: Ik denk dat investeren in het nieuwe eigenlijk altijd een grotere kans is dan de sanering van het oude, want je begint als het ware toch opnieuw. Ik ben daar ook in gesterkt doordat een paar grote bouwondernemingen samen een manifest 'natuurinclusief bouwen' hebben gesloten en die willen het graag. Die zeggen alleen: "Wij moeten misschien wel concurreren met anderen die het niet natuurvriendelijk gaan doen. Zorg dat wij een beetje eerlijke concurrentie krijgen, dus ga nou juridische kaders creëren in die nieuwe Omgevingswet en de uitvoeringsbesluiten daarvan, zodat wij worden beloond voor ons koplopergedrag." Dus ook die zeggen eigenlijk: "Wij willen het. Wij denken dat het goed is voor onze kopers, voor de bewoners." Denkt u alleen maar aan de hitte-eilanden. We hebben een paar vreselijk warme zomers gehad, hittegolven die extreem zijn en daar gaan we er veel meer van krijgen. Groenblauwe steden en woonomgevingen zijn daarvoor een perfecte oplossing. Zij zien dat, alleen is het ook daar weer van: ga je dat hier en daar doen of ga je op al die miljoen woningen die de minister wil gaan bouwen, als het ware, de afspraak maken, natuurvriendelijk of natuurinclusief tenzij...? Dat is wat wij voorstaan en dan zien we het als een immense kans.
Quintin Wierenga: Sommige steden geven daarin nu al het goede voorbeeld, ook in de bestaande stadskernen.
André van der Zande: Recent was ik erg onder de indruk van twee steden die beekstelsels, afstromend water van de Veluwe die bij hun als het ware in het riool verdwenen, nu openleggen voor meanderende beekjes door hun stadscentrum. Je kunt nu in Arnhem, waar ik tweeënhalf jaar gewerkt heb, op een terrasje aan een meanderende beek zitten in het stadshart met mooie beekvegetatie. Dat is natuurlijk fantastisch en iedereen vindt dat geweldig. Die horecaondernemer is blij, de bezoeker, toerist en oud-bewoner is blij van: wauw, dit is dus-- Arnhem vond ik al een mooie stad, maar het is natuurlijk helemaal geweldig dat dit kan. Het is waterbuffering en het levert veel extra natuur op midden in de stad.
Quintin Wierenga: Kansen genoeg dus, maar dan moeten we wel onze manier van denken veranderen, zegt Annemieke Nijhof, want we hebben de neiging om te kijken met onze blik vanuit het verleden, terwijl we juist voor de toekomst vooruit moeten kijken.
Annemieke Nijhof: Wat ik zelf echt enorm uitdagend vind is dat we al in de jaren '90 van de vorige eeuw gestart zijn, 30 jaar geleden, met het ons realiseren dat we natuur te beschermen hadden of hebben, omdat het, met alle druk die wij als mensen op die natuur zetten, teveel achteruit ging. Eigenlijk hebben we dat vertaald in een, zoals het woord al zegt, Natura 2000, maar we zitten inmiddels in 2022. Wij hebben toen vastgelegd wat we waardevolle natuur vonden en wat daarbij hoorde aan indicatoren en onszelf eraan gecommitteerd - het woord zegt ook: instandhoudingsdoelstellen - om dat in stand te houden. Inmiddels zijn we 20 jaar verder. Het klimaat verandert, het hele bodem- en watersysteem verandert, dus ik vraag me wel eens af: hoe zou Natura 2100 er nou uitzien? Zouden we niet naar een veel dynamischere kijk moeten op natuur, wat veel meer gaat over grotere aaneengesloten stukken vrijwaren van verontreiniging? Eigenlijk waar we het in het begin van dit gesprek over hadden. 'Do good' voor het systeem, maar laat het systeem vervolgens een zekere vrijheid om zich te ontwikkelen in de richting die past bij de bodem, bij het watersysteem en bij het klimaat dat aan het veranderen is. Waar ik me zorgen over maak is dat we heel erg ons best doen - ik noem dat wel eens oneerbiedig knutselnatuur - om alles te proberen te 'engineren', omdat we 30 jaar geleden hebben afgesproken wat voor type natuur we op die plek willen. Dat is geen dynamische kijk, maar dat is een kijk in de achteruitkijkspiegel.
Quintin Wierenga: Eigenlijk zou ze nog verder willen gaan. Dan wordt het haast een beetje filosofisch, maar wat zou er gebeuren als we ons in de natuur of de bodem zouden verplaatsen?
Annemieke Nijhof: Stel nou dat die bodem zelf een stem zou hebben in het geheel en zelf zou mogen zeggen of aangeven of die zich fit voelt en of die zich goed behandeld voelt. Wat geeft ons eigenlijk het recht om overal zo met de schop de grond in te gaan en het naar onze hand te zetten? Ik denk dat die vraag: zouden we over 100 jaar of 1000 jaar, als ons nageslacht terugkijkt op deze periode-- Hoe zouden ze ons dan beoordelen in de manier waarop we met dat krioelende leven in die bodem, het leeft, zijn omgegaan?
Quintin Wierenga: Laten we met een frisse blik ook juist positief naar de toekomst kijken, vult Renske Visscher aan. Geef zo de nieuwe generatie hoop.
Renske Visscher: Ik denk dat het heel belangrijk is dat we onze kinderen en jongeren een perspectief bieden. Zij horen alleen maar ellende en zij krijgen geen handvatten over wat je dan wel kan doen. Heel weinig, dus ik zou willen dat wij met z'n allen, maar zeker ook overheden en maatschappelijke organisaties, helpen om perspectief en hoop te bieden, zodat kinderen weten: dit kan ik morgen doen. Ik kan morgen helpen dat er tegels uit mijn tuin gaan. Ik kan morgen helpen met misschien op een andere manier ons eten in te kopen. Dan moet het niet duurder zijn, dan moet het wel betaalbaar zijn. Als jij leert wat jij kunt doen geeft dat hoop en als je alleen maar leert wat er aan ellende is, dan sla je dicht als mensheid. Ik geloof wel in een hoopvol perspectief bieden, dus: wat kan ik morgen doen om het beter te maken? Aan kinderen en jongeren, maar natuurlijk aan de hele maatschappij.
Quintin Wierenga: Laten we die hoopvolle toekomst even verder doortrekken. Stel nu dat we vanaf vandaag de natuur inderdaad weer een centrale plek gaan geven in ons beleid en bij alles gaan denken: hoe kunnen we dit zo groen mogelijk doen? Hoe denkt André van der Zande dan dat Nederland eruit ziet in het jaartal 2100?
André van der Zande: Ik denk dat Nederland dan weer kan worden wat we pretenderen te zijn of geworden is wat we pretenderen te zijn: een blauwgroen pareltje aan de Noordzee met een fantastische menging van stedelijke- en natuurlijke functies, waar het heel goed toeven, wonen en werken is. Dat is, denk ik, wat we allemaal willen. Het is in ieder geval wat ik wil voor mijn kleinkinderen en ik denk dat dat kan. We hebben nog steeds de mogelijkheden om dat te doen, want we hebben een landje met heel veel variaties. Hogere zandgebieden, delta's van rivieren en die prachtige Waddenzee die uniek is voor voor de wereld. Als we dat tegen die tijd, als het ware, een enorme duw in de rug hebben gegeven, dan zijn wij een magneet om hier te willen zijn.
Quintin Wierenga: Daarvoor kan iedereen iets doen. Beleidsmakers door natuur echt voorop te stellen, bedrijven door bijvoorbeeld hun bedrijventerreinen te vergroenen en ook wijzelf. Ik heb inmiddels begrepen dat mijn sedumdak een stapje in de groene richting is, maar dat sommigen kritiek hebben op de diversiteit en liever meer verschillende soorten planten zouden zien. Terwijl ik met Renske terugloop naar het station, zien we opeens een prachtig groen straatje vol inspiratie.
Renske Visscher: Het is gewoon een woonerf en die kennen we overal. Heel vaak zijn die heel stenig en dit is dus volledig groen, helemaal dicht begroeid met allemaal bloemen, zelfs een appelboom waar je van oogsten, een hazelboompje en wat kleine bomen tussen de struiken, dus her en der groeit ook een middelgroot boompje. Op die manier ontstaat er een totaal andere straat, dus het geeft een heel ander beeld. Wij staan hier in de zon, het is vandaag hartstikke warm, onder een boom, dus het geeft schaduw en het geeft een ontzettend fijne plek - je ziet daar ook al allerlei insecten vliegen en kruipen - voor de beesten. Het is niet alleen voor de mensen in deze straat heel leuk, want deze straat is veel geliefder en waardevoller dan een ander straatje waar alleen maar steen ligt. De huizen zijn daardoor meer waard, maar het geeft ook een hele fijne plek voor de dieren. Een win-win noemen we dat.
Quintin Wierenga: Wie kan daar nou tegen zijn? Het levert mij in ieder geval weer nieuwe inzichten op in de trein naar huis. Dit was het voor deze aflevering van 'Nederland verbouwt in 7 vragen'. Vond je deze podcast leuk en interessant om te luisteren? Abonneer je dan. Op de site van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur vind je een volledige transcriptie van deze podcastserie. Mijn naam is Quintin Wierenga, graag tot de volgende aflevering.
Voice-over: 'Nederland verbouwt in 7 vragen' is een podcast van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. Meer weten? Kijk op rli.nl/podcast.