Wie maakt de digitale dienst uit?

Achter de leefomgeving van alledag gaat een digitale wereld schuil van data, platformen en digitale diensten. Dat maakt ons leven een stuk makkelijker, veiliger en leefbaarder. Maar we zijn ons er lang niet altijd van bewust hoe bepalend die digitale wereld is en hoe die werkt: hoe we wonen, reizen en consumeren wordt steeds meer digitaal beïnvloed. Wie bepaalt de digitale spelregels? Van wie zijn de data? Wie maakt nu eigenlijk de digitale dienst uit?

Uitgeschreven tekst

Aflevering 5: 'Wie maakt de digitale dienst uit?'

Albert Meijer: Wat ik vind dat soms te weinig wordt ingezien, is dat digitalisering geen technisch vraagstuk is, maar een politiek vraagstuk. Uiteindelijk gaat het om de vraag: wat voor digitale samenleving willen wij?

Voice over: Hoe we wonen, hoe onze natuur eruit ziet, hoe we energie opwekken en hoe we reizen. Dat gaat de komende jaren allemaal veranderen, maar kan dat allemaal wel en hoe doen we dat? Dit is 'Nederland verbouwt in 7 vragen'.

Quintin Wierenga: Laten we even iets doen wat we eigenlijk bijna nooit doen: stilstaan bij de vooruitgang die we hebben geboekt en die ons leven van alledag heeft veranderd. Zo sta ik hier bij mijn meterkast bij mijn slimme meter en in de app zie ik dat die thermostaat een graadje lager, een goed idee was. Of ik sta hier bij de deelauto bij mij om de hoek, die ik gewoon met mijn telefoon kan openen. Het zijn slechts twee kleine voorbeelden van de vooruitgang die we door digitalisering hebben geboekt. Wat vroeger analoog of handmatig moest of helemaal niet ging, gaat nu digitaal, waardoor de mogelijkheden haast eindeloos lijken. Bedrijven die hier handig op inspelen met hun platforms, maken megawinsten en wij als individuele consumenten plukken de voordelen van het gebruiksgemak, maar hoe zit het met de samenleving als geheel? Biedt digitalisering kansen die nu nog niet worden benut, bijvoorbeeld als het gaat om verduurzaming? Als dat zo is, hoe pakken we die kansen dan wel? Mijn naam is Quintin Wierenga en in dat antwoord op die vragen begin ik bij Martijn de Waal. Hij is lector aan de Hogeschool van Amsterdam, waar hij de onderzoeksgroep Civic Interaction Design leidt, en hij schreef het boek 'De platformsamenleving'. Net als iedereen, heeft hij zelf ook een eigen favoriet als het gaat om de voordelen van digitalisering.

Martijn de Waal: Wat mijn leven heel veel makkelijker heeft gemaakt, is de OV-fiets. Dat is een fiets die je bij elk station in Nederland kunt krijgen met een pasje en dat bestaat inmiddels alweer vijftien à twintig jaar. Dat heeft ervoor gezorgd dat het openbaar vervoer in één klap veel aantrekkelijker is geworden, omdat je dat laatste stukje in de stad waar je heen gaat, veel makkelijker af kunt leggen om op je bestemming te komen.

Quintin Wierenga: Ja, een mooi voorbeeld van hoe digitalisering het leven makkelijker en ook beter maakt. Als we het over digitalisering hebben, dan kunnen we niet om platforms heen. Die hebben steeds vaker de touwtjes in handen en om dat goed te kunnen begrijpen, hebben we natuurlijk eerst een definitie van een platform nodig.

Martijn de Waal: Ja, de makkelijkste definitie van een platform is eigenlijk een online marktplaats. Iemand heeft iets in de aanbieding en iemand anders is ergens naar op zoek, dus dat kan letterlijk Marktplaats.nl zijn voor tweedehands spullen. Het kan ook een taxiplatform zijn zoals Uber, of een platform voor vakantiehuisjes zoals Airbnb. In plaats van dat één iemand verantwoordelijk is voor het hele platform, is het platform een prikbord waarop aanbieders bordjes op kunnen hangen en mensen daarop kunnen reageren.

Quintin Wierenga: Die platforms kom je dus nu overal in het dagelijkse leven tegen. "We leven in een platform maatschappij", zegt Martijn de Waal, en daar vindt hij ook iets van.

Martijn de Waal: De platform maatschappij of platformsamenleving, zoals wij dat noemen, is een samenleving waar een heel groot gedeelte van de interacties tussen mensen, via dergelijke platformen verloopt. Het punt dat we daarin maken, is dat die platformen niet neutraal zijn. Ik gebruikte eerder de metafoor van een prikbord, maar het is iets meer dan een prikbord, want een platform bepaalt in hoge mate welke briefjes er bovenaan komen te hangen en welke wel zichtbaar worden en welke niet.

Quintin Wierenga: Het probleem is dat platforms ondoorzichtig zijn. Ze maken heel veel keuzes voor ons die wij niet zien, en dan kan het twee kanten uitvallen.

Martijn de Waal: Dat kan in sommige mate heel handig zijn, maar dat kan natuurlijk ook problematisch zijn als je niet precies weet op basis van welke regels een platform selecteert. Het kan ook allerlei publieke belangen ondermijnen als platformen de manier waarop ze vraag en aanbod verbinden, enorm baseren op het behalen van maximale winst voor het platform.

Quintin Wierenga: Bijvoorbeeld Airbnb, dat het liefst een zo groot mogelijk aanbod aan woningen heeft. Gemeenten in Nederland, zoals Amsterdam, worstelden daarmee, want woningen werden door particulieren soms speciaal opgekocht om te verhuren, terwijl het tekort aan woningen groot is. Airbnb heeft zich lange tijd nergens mee bemoeid en is pas de laatste jaren afspraken met gemeenten gaan maken. Het is een voorbeeld over hoeveel macht en invloed een platform kan hebben en zo het ene belang, de portemonnee van Airbnb en de verhuurder tegenover het andere belang, de toegang tot de woningmarkt komt te staan. Aan de andere kant biedt digitalisering ook kansen die de hele samenleving helpen. "Bijvoorbeeld als het gaat om onze ambities op het gebied van duurzaamheid te verwezenlijken", zegt Staf Depla. Hij is oud-wethouder van de gemeente Eindhoven, waar hij zich onder meer bezighield met de digitalisering van de openbare ruimte. "Als het gaat om duurzaamheid is digitalisering essentieel", zegt hij, en hij geeft twee voorbeelden.

Staf Depla: Zonder digitalisering redden we het niet. Al die decentrale energieproductie van zon en wind in de energievoorziening, kun je nooit op het energienet krijgen als je niet al die verschillende vraag en aanbod van energie op elkaar af kan stemmen. Een ander goed voorbeeld is in de bouw. In 2050 moeten we helemaal circulair bouwen, dus we willen alle bouwmaterialen kunnen hergebruiken. Als je niet precies vastlegt waar bouwmaterialen vandaan komen en waar ze in een gebouw zitten, dan kun je ze er ook nooit meer uithalen en hergebruiken. Het is een illusie als je een circulaire economie wil hebben of de CO2 productie wil terugdringen door een hele ander energiesysteem. Dan ontkom je niet aan digitalisering, want anders kun je gewoon niet gestuurd krijgen wat nodig is.

Quintin Wierenga: Twee mooie voorbeelden. Laten we even op die eerste ingaan: de energie-infrastructuur. Alle techniek is nu al aanwezig om vraag en aanbod van energie zo optimaal mogelijk op elkaar af te stemmen, bijvoorbeeld dat elektriciteit goedkoper is als de zon schijnt en het hard waait, en dat je apparaten in huis dat dan ook weten. De prijs zou zelfs per uur kunnen verschillen. Daardoor kunnen we dus zoveel mogelijk duurzame, betaalbare energie gebruiken. Het probleem is, dat dat nog nauwelijks gebeurt. "Zowel de energieaanbieders, als de consument zijn daar nog niet heel erg mee bezig", zegt Pallas Agterberg. Zij is commissielid voor de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur en Challenge Officer bij Alliander. Het bedrijf dat de distributie van energie verzorgt in delen van Nederland. Dat het allemaal nog niet lukt, heeft verschillende redenen.

Pallas Agterberg: Er zijn 1001 redenen. Om te beginnen lijkt het heel ingewikkeld, dus men schrikt vooraf. Dat betekent dat er eerst meer service en productontwikkeling nodig is vanuit energieaanbieders. De traditionele aanbieders zien daar nog niet direct hun marge door vergroten. Dat voorbeeld wat ik zei van uur-gerelateerde prijzen, zijn eigenlijk alleen maar nieuwkomers op die markt. Ze kunnen die service wel aanbieden, maar geld ermee verdienen is in de manier waarop die markt is ingericht, nog best wel een lastige. Zo vrij toegankelijk is die markt helemaal niet. Door de extreme veranderingen in prijzen vanwege de Russisch-Oekraïense Oorlog, zie je dat daar nu wat versnellingen in-- Iedereen wordt zich daar bewuster van. Ik zie een versnelling komen op nieuwe diensten en aanbieders die hiermee bezig zijn. Het is nog heel beperkt en als ik dan vraag aan mensen: "Kijk je eigenlijk wat je slimme meter doet? Weet je op welk moment je hoeveel verbruikt?" Dan weet haast niemand dat, dus het bewustzijn daarop is nog heel erg laag.

Quintin Wierenga: Je kan eigenlijk ook nauwelijks verrast worden dat de energiebedrijven er op deze manier in staan, want die zijn zo georganiseerd dat dit voor hen gewoon geen prioriteit heeft.

Pallas Agterberg: De grote energieleveranciers werken in termen van miljoenen klanten en daar passen dit soort nieuwe dingen eigenlijk nog niet zo goed in. Bovendien zijn al die energieleveranciers in buitenlandse handen, dus het is ook niet heel erg logisch voor die bedrijven om dat in Nederland te gaan uitproberen. Als er al zoiets gebeurt, hoor ik voorbeelden uit Berlijn of Stockholm, maar niet uit Nederland. De productontwikkeling en vernieuwing moet vooral van nieuwkomers komen.

Quintin Wierenga: Dat is heel herkenbaar voor Albert Meijer. Hij is hoogleraar Bestuurs- en Organisatiewetenschap aan de Universiteit Utrecht en doet ook veel onderzoek naar digitalisering in de openbare ruimte. De macht ligt nu bij het bedrijfsleven, waardoor je je kan afvragen of de volle potentie die digitalisering voor de samenleving biedt, nu wel wordt benut.

Albert Meijer: Er gebeuren allerlei dingen met digitalisering, maar wat mij betreft, is het grote vraagstuk rondom digitalisering: wie bepaalt op welke manier digitalisering vorm krijgt? Je ziet nu dat digitalisering voor een heel groot deel wordt gecontroleerd door een aantal grote techbedrijven. In die zin is er dus wel een potentie, maar zie je dat die steeds sterker wordt ingestoken vanuit vrij nauwe commerciële belangen. Dat is toch een grote zorg die ik heb.

Quintin Wierenga: Wat je eigenlijk moet doen, zegt hij, is kijken naar wat digitalisering toevoegt aan de publieke waarde, en hij noemt die op.

Albert Meijer: Met publieke waarde gaat het om duurzaamheid, leefbaarheid, veiligheid, maar ook privacy is een publieke waarde, dus er zijn allerlei zaken die we van belang vinden. Ik zal een heel concreet voorbeeld geven. Vanuit een publiek belang kan het van belang zijn dat mensen niet de kortste weg naar bijvoorbeeld een pretpark nemen, want als die kortste weg door een woonwijk rijdt, is het natuurlijk heel ongunstig als mensen allemaal door die woonwijk gaan om bij dat pretpark te komen. Dan zie je vaak dat er vanuit routewijzers wordt gekozen om mensen zo naar het pretpark te leiden dat ze een weg kiezen die minder overlast geeft. Als mensen nu een routeplanner gebruiken, zien ze in één keer dat die kortste weg door die woonwijk loopt. Dan hebben ze geen zin om die langere weg te nemen, dus dan gaan ze allemaal door die woonwijk rijden. De routeplanner levert de efficiëntste route aan en daarom gebruiken mensen ook die routeplanner, maar het uiteindelijke gevolg voor die mensen die aan die straat wonen, is heel negatief. Op die manier zie je dat één publieke waarde, namelijk de snelste route van A naar B, tegenover de andere publieke waarde, het minste overlast van verkeer, met elkaar op gespannen voet komen te staan. Daarom is de vraag van belang: wie bepaalt op welke manier die digitalisering wordt ingevuld? Voorheen was het met de routeborden die de overheid neerzette. Toen kon het inderdaad zo worden opgelost dat mensen eromheen gingen. Nu is dat lastiger, omdat die routes niet worden gecontroleerd door de overheid, maar door bedrijven.

Quintin Wierenga: Een ander treffend voorbeeld hierbij heeft Staf Depla uit zijn tijd als wethouder in Eindhoven. Ze hadden daar net een experiment gedaan om te kijken hoe je mensenmassa's in een uitgaansgebied kon sturen en wilde daarna kijken of je ook met data de doorstroming van het verkeer kon regelen, want daardoor komen mensen sneller van A naar B, staan er minder files en is er minder uitstoot. Ze kregen hulp aangeboden van een heel bekende partij, maar die hulp kwam wel met een prijs en dat leverde weer nieuwe inzichten op.

Staf Depla: Toen waren we met TomTom en zij zeiden: "We hebben kastjes. We geven de gegevens van de auto's waar wij onze kastjes in hebben. Die gebruiken wij om aan jullie door te geven, waardoor je de stoplichten en de verkeersstromen beter kan regelen, maar dan zijn die data wel van ons. Julie mogen ze de eerste zes jaar gebruiken, maar daarna zijn ze voor ons." Wij dachten: dat is interessant, want dat is gewoon een gratis dienst waardoor onze dienstverlening van onze inwoners beter kan. Toen kwamen we in gesprek met mensen van NXP. Dat is een hele grote chipfabrikant die bij ons in de regio zit. Zij zeiden: "Daar moet je nooit aan beginnen, want op het moment dat jij die data aan TomTom hebt gegeven, kun je ze niet meer aan een andere dienstverlener geven." Zo is langzaam maar zeker het idee ontstaan van aan de ene kant makkelijke data. Dan kun je fijn diensten aan je inwoners leveren. Al snel kwam er ook een andere kant, want als je dat zomaar gratis weggeeft aan één iemand, dan zit je eraan vast en kun je iemand anders niet bedienen die beter de diensten kan doen ten behoeve van jouw inwoners. Dan kun je het natuurlijk hebben over duurzaamheid. Dat is dan de volgende stap. Je wil namelijk het verkeer makkelijker maken, waardoor er minder mensen met de auto, en meer met de fiets of te voet gaan. Dan heb je ook informatie nodig over wie waar is en welke vervoersmodaliteiten er zijn. Dat moet je aan je inwoners kunnen geven. Op het moment dat dat bij één iemand terechtkomt, dan zijn je inwoners gedwongen om met die ene persoon zaken te doen, terwijl misschien iemand anders het beter doet of juist wel iets met duurzaamheid doet door te stimuleren of tips te geven over wat de meest duurzame vorm is, en de andere vooral pusht richting de auto of andere CO2 uitstotende activiteiten. Dan verlies je een kans om toch op duurzaamheid te sturen. Zo zijn we langzaam erin gerold. In het begin was het vooral plat: betere diensten en service voor onze inwoners. Langzaam bleek dat die andere belangen daar ook heel erg aan verbonden zijn.

Quintin Wierenga: Wat gebeurt er als je de data weggeeft aan een machtige partij? Hoeveel regie moet je willen pakken als overheid? Hoeveel regie kan je eigenlijk pakken? Het waren vragen waar ze toen al in Eindhoven mee worstelden, maar bij de landelijke overheid werd dat probleem in die tijd amper erkend.

Staf Depla: Dat weet ik nog goed, want in die tijd ging ik als wethouder in 2014, denk ik, langs bij het ministerie van Economische Zaken om te zeggen: "Wij willen regels en beleid hebben, zodat we voorkomen dat we de lock-in krijgen, dus dat we aan één bedrijf verbonden zijn en niet meer naar een ander kunnen, of we willen spelregels, omdat wij ook eisen willen kunnen stellen aan wie onze data verzamelt in de publieke ruimte, en van wie ze zijn. Dan is het eigenlijk data van ons allemaal en niet van één bedrijf wat het toevallig verzamelt." Toen kregen we de reactie: "Je moet het bedrijfsleven vooral de ruimte bieden, die innoveren en dan komt het vanzelf goed." Nu zijn we een jaar of acht verder en de wereld is natuurlijk totaal veranderd, want iedereen weet nu, zelfs bij het ministerie van Economische Zaken, dat je een paar monopolies krijgt als je niks doet. Het is heel slecht voor innovatie als je niks doet. Dat betekent ook dat de privacy van je inwoners niet goed geborgd zijn. Net zoals je in de rest van de economie het wel normaal vindt om te sturen om het publiek belang te borgen, betekent het ook dat je in de digitale wereld dat ook moet doen. Anders kun je wel vergeten de publieke belangen te borgen en daar ben je als overheid toch voor? Eerst dacht je: laat het maar aan hen over, maar nu kun je er niet omheen dat je daar toch als overheid een verantwoordelijkheid moet nemen.

Quintin Wierenga: Het besef is er dus nu wel aan het komen, maar tegelijkertijd dendert de opmars van platformen nog steeds door, waarschuwt Martijn de Waal, en dat verandert de spelregels.

Martijn de Waal: Één van de ontwikkelingen die we wel zien, en dat is niet per se naar mijn idee een positieve, is dat je door de opkomst van die platformen eigenlijk op een soort microniveau allerlei rechten op nieuwe manieren kunt gaan organiseren. Je kunt bijvoorbeeld een navigatiesysteem koppelen aan allerlei verschillende soorten abonnementen, dus alleen de mensen met een premium abonnement krijgen de omwegen rondom de files te zien. Andersom kun je ook denken dat bijvoorbeeld een bepaalde straat tussen vijf en zes uur 's middags of op het moment dat de school uitgaat niet zichtbaar wordt in het navigatiesysteem van taxi's, omdat we hebben bedacht dat we dan die straat rustig willen houden, omdat er dan heel veel kinderen zijn. In plaats van dat je regulering voor een stad als geheel gaat maken, ga je een soort micro regels op straatniveau opstellen. Dan is de vraag: wie maakt die regels? Is het dan het platform bedrijf die dat doet voor premium customers? Is dat een overheid die zegt: "Nee, wij gaan dat reguleren en wij gaan bepalen welke data en dergelijke, wel en niet in zo'n platform gebruikt mogen worden"? Gaat dat leiden tot nieuwe vormen van ongelijkheid? Bewoners in een rijke wijk zijn namelijk veel beter in zich organiseren en lobbyen, dus zij zorgen misschien dat hun plattegrond wel buiten zo'n platform blijft en dat mensen dus daar niet heen worden geleid om te parkeren, maar een armere buurt heeft niet die knowhow en toegang. Een ontwikkeling is een vergaande individualisering. De stad stond ooit in het teken van een soort universele toegang, dus het idee van wegen, riolering en elektriciteit. Daar worden alle burgers op basis van gelijkheid op aangesloten en dat verenigt zich ook als burgers van die stad. Dat idee kunnen we loslaten en dan gaan we de stad vooral als een verzameling diensten zien die verkocht kan worden aan individuele consumenten.

Quintin Wierenga: Pallas Agterberg ziet dezelfde gevaren. Je moet dus voorkomen dat een platform te veel macht krijgt door bijvoorbeeld normen te stellen waaraan platforms moeten voldoen. "Maar dan moet je die normen wel kunnen stellen", zegt zij.

Pallas Agterberg: Wat ik eigenlijk het allerbelangrijkste vind als effect van digitalisering, is dat je al gauw in een 'winner takes all' situatie terechtkomt. Op het moment dat je in een 'winner takes all' situatie terechtkomt, of het nou over ICT zelf gaat, Big Tech of mobiliteit, dan zie je dat op een gegeven moment stuurmogelijkheden vanuit de politiek kleiner worden. Normen stellen kan alleen maar als je ook normen te stellen hebt. Wij kunnen hier wel normen over gaan stellen, maar het is zo internationaal. Wat hebben wij hier nog over te vertellen? Hoe zou Nederland nou normen kunnen stellen over wat Facebook wel of niet op Facebook moet zetten of Twitter? Dat kun je eigenlijk al niet meer. Je bent je democratische sturing kwijtgeraakt omdat die Big Tech te groot is geworden en te internationaal opereert.

Quintin Wierenga: "Dus je moet als politicus doen wat je wel kan doen", zegt zij. Daar gaat ook het advies Digitaal Duurzaam van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur over, waar zij voorzitter van was.

Pallas Agterberg: Dat betekent dat vanuit politici redenerend, je moet bedenken: hoe kun je nou eigenlijk ervoor zorgen dat er wel sturing gegeven kan worden? In ons rapport Digitaal Duurzaam hebben we dat uitgelegd door aan de ene kant te spreken over een zandloper. Je kan ook spreken in term van platformeconomie, maar in bijna elke sector en zeker voor mobiliteit en ook voor energie, geldt dat ergens vraag en aanbod bij elkaar moet komen. Op die plek kun je zeggen: "Je krijgt toegang tot de markt als je je houdt aan de regels van die markt." Als je op die manier een ordening weet toe te voegen, kun je dus ook normen stellen. Die twee voorbeelden waar ik het net over had, kun je niet meer stellen op het moment dat je niet een ordening hebt gekozen waarin je dit kunt regelen. We weten nu allemaal wat er gebeurt als je een monopolie creëert. Ik zei laatst bijvoorbeeld de monopolie voor gas. Zij zeiden: "Het is geen monopolie. Het is een oligopolie." Wat maakt mij dat nou uit? Je hebt gewoon twee of drie aanbieders en die kunnen de markt volledig beheersen, en niet alleen in Nederland, maar wereldwijd. Dat zijn situaties die we nu voor gas hebben, maar eigenlijk in de ICT, naarmate de digitalisering verder doordringt in het geheel en als je dit niet hebt geregeld, ben je op een gegeven moment gewoon je stuur kwijt en kun je niks meer doen.

Quintin Wierenga: Kijk dus naar die plekken waar vraag en aanbod bij elkaar komen in de platformeconomie en welke normen je dan kan stellen. Staf Depla was ook betrokken bij het advies en geeft een voorbeeld van wat de overheid kan eisen bij een mobiliteitsplatform.

Staf Depla: Juist bij het platform kun je eisen stellen, zoals: je mag alleen maar op het platform als je bepaalde duurzame vervoersstromen aanbiedt, geen dieseltjes van heel lang geleden, dadelijk alleen maar elektrisch vervoer, of je mag er alleen maar op als je je niet alleen richt op een paar mensen die het kunnen betalen, maar dat je ook voor een brede groep diensten verleent. Dan zorg je ook voor de minder dikke netten die niet vanzelf goed gaan. Dat doen we met concessies met bussen. Een busbedrijf heeft een concessie, omdat die ook op lijnen waar de markt niet zijn werk doet, toch blijven rijden omdat mensen recht hebben op vervoer. Je kunt op het platform niveau zeggen: "Ik stel eisen aan de personen en de diensten die op dat platform zitten." Dat doen we nu met concessies, maar die concessies pakken allemaal een deelsegment, bijvoorbeeld het openbaar vervoer. Nu gaan we tegenwoordig ook concessies voor die steppen en fietsen in de stad doen. Je kan ook bedenken: daar moeten we eigenlijk nu aparte afspraken proberen mee te maken. Die afspraak is op platform niveau. Daar zit heel erg vaak het sturen van: wie mag op welke manier betalen? Welke diensten laten we eraan toe? Wat doen we met de data die allemaal verzameld worden in dat platform? Bij wie mogen die terechtkomen? Wie mogen daar gebruik van maken om nieuwe diensten te maken? Daarom is het heel erg belangrijk om, naast het stellen van eisen, na te denken over: van wie zijn de data en hoe zijn ze toegankelijk? Hoe werkt hier het contact tussen de echte wereld en de digitale wereld? Wat betekent het als er één partij dadelijk dat hele platform in de handen heeft en welke eisen moet ik eraan stellen zodat het tenminste in het publiek belang gebied blijft?

Quintin Wierenga: Dat betekent wel dat de overheid ook zelf deskundig moet zijn. Hoe stel je bijvoorbeeld eisen op die digitale platformen aansturen op duurzaamheid? Hoe organiseer je toezicht op die platformen en hoe moet er worden omgegaan met data? Aan Albert Meijer de vraag: heeft de overheid nu die deskundigheid wel in huis?

Albert Meijer: Dat is een terechte vraag, want onder invloed van wat wij New Public Management noemen, zie je dat veel technische kennis is verdwenen uit overheidsorganisaties. New Public Management is het idee dat de overheid kleiner zou moeten zijn en meer ruimte zou moeten geven aan de markt en minder zelf zou moeten doen. Je ziet dat heel vaak het idee is ontstaan: wij hoeven het zelf niet te doen. Wij moeten een opdracht kunnen formuleren en die kan dan door private partijen worden uitgevoerd. Nu zie je dat veel overheden, zowel op lokaal als op landelijk niveau, heel hard bezig zijn om die technische kennis toch weer naar binnen te halen, omdat ze ook snappen dat als zij een bedrijf willen aansturen, ze ook die kennis moeten hebben waar ze dat mee kunnen doen. Tegelijkertijd blijft het ook een razend lastig vraagstuk. Daar ben ik het mee eens. Het is heel ingewikkeld, maar ik denk als overheden die kennis terug in huis halen en ook voldoende gebruikmaken van allerlei kennis die bij universiteiten, maatschappelijke organisaties en andere partijen aanwezig is, dan kunnen ze die sturende rol wel pakken.

Quintin Wierenga: "Hoe dan ook, de overheid moet aan de bak", zegt hij. Het zijn nu de politici die hier werk van moeten maken, want het gaat om onze toekomst.

Albert Meijer: Wat ik vind dat soms te weinig wordt ingezien, is dat digitalisering geen technisch vraagstuk is, maar een politiek vraagstuk. Uiteindelijk gaat het om de vraag: wat voor digitale samenleving willen wij? Die politieke vraag kan nooit door bedrijven worden beantwoord. Die kan wel door bedrijven worden beantwoord, maar dan is het risico dat we in een samenleving terechtkomen waar we niet in terecht willen komen, omdat allerlei kwetsbare waarden, zoals privacy en duurzaamheid, onvoldoende behartigd worden door bedrijven. Als we een samenleving willen die meer past bij de publieke waarden die we van belang vinden, zoals inclusie van kwetsbare groepen, duurzaamheid, zorg voor elkaar en menselijkheid, dan moet de overheid echt aan de bak.

Quintin Wierenga: Wat gebeurt er dan als daar inderdaad werk van wordt gemaakt? Martijn de Waal ziet dan een toekomstbeeld voor zich dat platforms bijdragen aan de hele maatschappij in plaats van aan het individu of alleen het platform zelf.

Martijn de Waal: Als we goed gereguleerde platforms hebben, dan hebben we hopelijk een manier gevonden waarop we heel veel zaken in de samenleving kunnen organiseren op een efficiënte manier. Dan kan dus inderdaad misschien het openbaar vervoer beter worden georganiseerd, en dan kan de energievoorziening beter en duurzamer worden georganiseerd. Dat is een mooi toekomstbeeld. Platformen kunnen daar natuurlijk een rol in spelen.

Quintin Wierenga: Pallas Agterberg is daar optimistisch over. Uiteindelijk gaan we daar wel komen en komt het allemaal goed, maar daar moet de politici dan wel iets voor doen. Haar grote advies daarbij is: kijk niet langer achteruit, maar juist vooruit. De wereld van morgen is heel anders dan die van gisteren en dat besef is essentieel voor iedereen.

Pallas Agterberg: Daar zit een grote stap. Dat zit bij politici, toezichthouders, beleidsmakers en bij ministeries. Als je onvoldoende kennis van zaken hebt over wat er op ons afkomt-- Ik noemde bijvoorbeeld de verandering in het energiesysteem, hoe die prijzen anders zijn en hoe je op een andere manier moet sturen, terwijl alle regels nog gebaseerd zijn op hoe het was in de tijd van de kolencentrales. Dan blokkeert het, dus waar het over gaat is: hoe kun je nou kennis over waar het naartoe gaat, krijgen op die plek waar beleid gemaakt wordt, waar toezicht ontwikkeld wordt en waar markt indelingen worden gemaakt? Als die kennis er niet is, dan komt het er uiteindelijk wel, maar het kan zo twintig jaar langer duren.

Quintin Wierenga: Laten we hopen dat dat een heel stuk eerder is en dat we goed gereguleerde platforms hebben die helpen om de vraagstukken waar we nu voor staan, zo snel mogelijk op te lossen. Dit was het voor deze aflevering van Nederland verbouwt in 7 vragen. Vond je deze podcast leuk en interessant om te luisteren, abonneer je dan. Op de site van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, vind je ook een volledige transcriptie van deze podcast serie. Mijn naam is Quintin Wierenga. Graag tot de volgende aflevering.

Voice over: Nederland Verbouwt in 7 Vragen is een podcast van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur. Meer weten? Kijk op rli.nl/podcast.