Corridors in balans

Op 3 december jl. bracht minister Pronk een kennismakingsbezoek aan de VROM-raad. Onderwerp van gesprek was onder meer de Startnota Ruimtelijke Ordening. Hierbij deed de Minister de suggestie de bij de VROM-raad levende ideeën met betrekking tot de rol van corridors in de ruimtelijke ordening in de vorm van een advies neer te leggen. Dat gebeurt in dit advies, met als titel: Corridors in balans: van ongeplande corridorvorming naar geplande corridorontwikkeling. Dit advies moet worden gelezen als aanvulling op Stedenland-Plus.

Samenvatting

In het advies Stedenland-Plus van 16 april 1998 heeft de Raad het begrip corridor doelbewust in een vrij specifieke betekenis gebruikt, namelijk als verstedelijkingsas waarin deconcentrerende tendensen in de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland zouden moeten worden ‘opgevangen’. Het debat in de samenleving over corridors is ondertussen doorgegaan. Voor de Raad was dit aanleiding tot een nadere gedachtevorming.

Tijdens hun kennismaking met de Raad op 3 december 1998 verzochten de Minister en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, naar aanleiding van de aldaar gevoerde discussie, de Raad om zijn ideeën over de rol van corridors in de ruimtelijke ordening in een advies neer te leggen. De VROM-raad heeft op januari 1999 het advies ‘Corridors in balans’ uitgebracht aan de Minister en de Staatssecretaris, tevens als antwoord op de derde vraag uit de adviesaaanvraag ‘Visie op de stad’ van 16 december 1998, waarin de Minister, mede namens de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, advies vraagt over de relatie tussen corridor-ontwikkeling en vitalisering van de steden. De hoofdlijn van het advies is als volgt.
Ongeplande corridorvorming gaat ten koste van een evenwichtige ontwikkeling van stad en land. Maar corridors als selectief en welbewust gekozen dragers van ruimtelijke ontwikkeling kunnen een nuttige toevoeging zijn aan het ruimtelijke beleid.
In de Startnota Ruimtelijke Ordening (tot voor kort de Houtskoolschets geheten waarin het kabinet volgens het regeerakkoord het ruimtelijk beleid voor de komende periode zal vormgeven) mogen corridors als planningsconcept niet ontbreken. Dat moet echter wel zorgvuldig gebeuren. Dit betekent een goede afstemming met de stedelijke problematiek en een aandachtige inpassing in het landelijke gebied. Ook moet men wel selectief zijn met de keuze van nieuwe ontwikkelingsplekken en met de programma’s die daar worden gerealiseerd. Alleen dán worden met goed geplande corridorontwikkeling de economische voordelen van vestiging langs infrastructuur benut, en wordt tegelijkertijd gezorgd voor een verrijking van stad én land.

In het Regeerakkoord 1998 heeft het kabinet vastgelegd dat het VROM-raadsadvies ‘Stedenland-plus’ richtinggevend zal zijn voor de hoofdlijnen van het ruimtelijke beleid. Stedenland-plus gaat uit van voortzetting van het bestaande beleid van concentratie van verstedelijking en het open houden van de open landschappen. Een belangrijk onderdeel van Stedenland-plus is de toevoeging van een beheerste ontwikkeling van enkele corridors, als aanvulling op het bestaande beleid. Over deze corridors is veel discussie en veel begripsverwarring ontstaan. In het nu uitgebrachte corridor-advies werkt de VROM-raad deze ‘beheerste ontwikkeling’ daarom verder uit. De ongeplande corridorvorming die nu in Nederland op diverse plaatsen langs de snelwegen waarneembaar is, vormt een bedreiging voor de steden, voor landschappelijke waarden en voor de doorstroming op de transportassen, aldus de VROM-raad. Daarom moet in het ruimtelijke beleid zo snel mogelijk worden overgegaan op bewust geplande corridorontwikkeling. De VROM-raad formuleert een aantal randvoorwaarden voor deze corridorontwikkeling. Deze randvoorwaarden zijn nodig om te garanderen dat corridors zich zodanig ontwikkelen dat ze de belangen van stad én land versterken. Ze zijn ook nodig om te voorkomen dat de in het begin aanwezige voordelen van de corridor omslaan in hun tegendeel. Als internationale transportassen namelijk extra worden belast met lokaal en regionaal vervoer, loopt de doorstroming al snel gevaar. Deze randvoorwaarden zijn dat de ontwikkeling van corridors selectief en complementair aan de steden moet plaatsvinden. De corridor moet zorgvuldig in de omgeving worden ingepast, dus er moet veel aandacht voor vormgeving en ontwerp zijn.

Ook moet de ruimtevraag aantoonbaar zijn, dus er moet eerst gekeken worden of er nog woningen en bedrijfsterreinen van voldoende kwaliteit in of tegen de bestaande steden kunnen worden ontwikkeld.

Het Rijk moet volgens de VROM-raad de corridorontwikkelingsgebieden aanwijzen: waar, hoe en onder welke voorwaarden in principe corridorontwikkeling kan plaatsvinden. Provincie en gemeenten zijn verantwoordelijk voor de nadere uitwerking, waarbij het Rijk betrokken blijft vanwege toetsing van de randvoorwaarden en vanwege (een deel van) de investering in infrastructuur. Zo’n corridorontwikkelingsgebied moet zich niet beperken tot de infrastructuurdrager maar ook de aanliggende steden en het omringende land moeten er bij betrokken worden. Deze gebiedsgerichte benadering waarbij alle belangen aan tafel zitten maakt het volgens de VROM-raad mogelijk dat welbewust gekozen corridors een versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland vormen en geen leegloop uit de steden en verdere versnippering van het landelijke gebied veroorzaken. Om de negatieve gevolgen van de nu plaatsvindende ongeplande corridorvorming te herstellen moet nog voor 2010 een begin gemaakt worden met de bewust geplande corridorontwikkeling zoals de VROM-raad die voorstelt.