Het behoud van planten- en diersoorten is goed te combineren met de gewenste sociale en economische ontwikkelingen. Dit is de conclusie uit het advies dat de Raad voor het Landelijk Gebied op 23 april 2002 heeft aangeboden aan de staatssecretaris van LNV, mevrouw Faber. De RLG stelt dat de oplossing van het conflict tussen ecologische en economische belangen is te realiseren zonder onevenredige hoge kosten of vertraging van bouwprojecten.
Gewenste investeringen in wonen, werken en infrastructuur kunnen hand in hand gaan met instandhouden en herstellen van soorten. Hiervoor is het noodzakelijk dat het soortenbeleid in het totale overheidsbeleid wordt geïntegreerd, de organisatie van de uitvoering drastisch wordt aangepakt en beschikbare middelen gerichter worden ingezet. Daarvoor is een schaalsprong in de uitgaven voor het soortenbeleid nodig. Naar schatting vergt de intensivering van beleid een extra budget van 20 miljoen euro en voor alle bestuurslagen samen een extra inzet van honderd manjaar. In verhouding tot de kosten bij stagnatie van projecten is dit weinig. De vereiste verhoging valt in het niet bij de besparingen die ontstaan doordat economische ontwikkelingen niet langer vertraagd worden.
Veel beschermde soorten komen buiten de Ecologische Hoofdstructuur voor, zodat bescherming van natuurgebieden alléén niet voldoende is. Aanvulling met specifieke soortgerichte maatregelen is nodig evenals aandacht voor soorten in het gehele overheidsbeleid. Provincies dienen expliciet verantwoordelijkheid te nemen in de vorm van een resultaatverplichting voor de populatieomvang van bepaalde soorten binnen een provincie. Maatschappelijke organisaties moeten nadrukkelijk beschouwd worden als zelfstandige partners met een eigen verantwoordelijkheid en niet alleen als organisaties voor de uitvoering van overheidsbeleid.
Bij planvorming (bijvoorbeeld in reconstructiegebieden) doen zich voor de bescherming van soorten kansen voor die beter benut kunnen worden. Om onnodige beperkingen door regelgeving te voorkomen, moet de overheid meer kennis beschikbaar stellen over aanwezigheid van soorten en de mate waarin soorten zijn veiliggesteld. Dit vergt een omvangrijk nationaal onderzoeksprogramma en goede toegang tot bestaande ecologische kennis. De voorgestelde doorwerking van de internationale regelgeving via de Natuurbeschermingswet legt een te grote uitvoeringslast bij lagere bestuurslagen zoals gemeenten en waterschappen. De raad vindt dat provincies de daarvoor aangewezen bestuurslaag zijn.
Het advies ‘Voorkomen is beter…’ is in maart 2002 door de Raad voor het Landelijk Gebied vastgesteld en op 23 april 2002, tijdens een bijeenkomst in Den Haag, aangeboden aan de staatssecretaris van het ministerie van LNV. Het advies is eind april 2002 in gedrukte vorm uitgebracht.
Beleidsreactie
De staatssecretaris van het ministerie van LNV, mevrouw Faber, onderschrijft de mening van de raad dat het huidig instrumentarium van het soortenbeleid grotendeels voldoet. Daarnaast is de raad kritisch ten aanzien van een aantal aspecten van het soortenbeleid. Onderdelen van die kritiek deelt zij. Het advies van de raad is drieledig: verbreed de strategische visie; organiseer de uitvoering van het soortenbeleid anders en zet de beschikbare instrumenten effectief in. In het rapport zitten zoveel waardevolle elementen dat de staatssecretaris heeft aangegeven een Task Force in te stellen waarin de belanghebbenden, waaronder maatschappelijke organisaties, zijn vertegenwoordigd. De Task Force krijgt de opdracht het advies uit te werken in concrete acties.