De boer in de keten: boeienkoning of teamspeler?

Het advies over de positie van boer en tuinder in de agroketen is op 4 september 2003 aangeboden aan minister Veerman van LNV in een symposium over dit onderwerp in Roermond. De raad gaat met dit advies in op de vraag van de minister hoe boeren en tuinders hun positie in de keten kunnen versterken om zo een betere beloning voor hun inzet van arbeid, kapitaal en ondernemerschap te realiseren.

Aanleiding voor het advies is dat de inkomens van boeren en tuinders en hun aandeel in de totale marge van de keten onder druk staan. De achterliggende oorzaken daarvan zijn een overvloedig aanbod, toenemende internationale concurrentie en vermindering van de steun aan de land- en tuinbouw in Europees verband.

Samenvatting

Het advies ‘De boer in de keten: boeienkoning of teamspeler?’ over de positie van boer en tuinder in de agroketen is op 4 september 2003 aangeboden aan minister Veerman van LNV in een symposium over dit onderwerp in Roermond. De Raad voor het Landelijk Gebeid gaat met dit advies in op de vraag van de minister hoe boeren en tuinders hun positie in de keten kunnen versterken om zo een betere beloning voor hun inzet van arbeid, kapitaal en ondernemerschap te realiseren. Aanleiding voor het advies is dat de inkomens van boeren en tuinders en hun aandeel in de totale marge van de keten onder druk staan. De achterliggende oorzaken daarvan zijn een overvloedig aanbod, toenemende internationale concurrentie en vermindering van de steun aan de land- en tuinbouw in Europees verband.

Boeren en tuinders zijn zelf aan zet

De raad concludeert dat boeren en tuinders hun ondernemerschap verder moeten ontwikkelen en zich sterker op de vraag van de consument moeten oriënteren. Op grond daarvan moeten zij bewust kiezen voor welke marktsegmenten zij willen produceren en in welke keten(s) ze als partner met andere schakels en met collega's afspraken willen maken. Op het niveau van ketens schetst de raad de keuze tussen productdifferentiatie en kostenleiderschap. Voor boeren en tuinders ziet de raad een keuze tussen drie strategieën: (1) de laagst mogelijke kostprijs; (2) een differentiatiestrategie, bijvoorbeeld met bijzondere variëteiten van bloemen, verse groenten, biologische of streekproducten; (3) een specifiek product leveren waarmee een volgende schakel een bijzonder product kan maken. Zoals de titel van het advies al aangeeft is de raad van mening dat afstemming en samenwerking als teampartner, zowel verticaal met andere schakels in de keten als horizontaal met andere primaire producenten nodig zijn om de gekozen marktstrategieën door te voeren. De raad ziet weinig in de boer als de ongebonden boeienkoning.

Overheid bepaalt het speelveld, stimuleert en faciliteert

De overheid stelt randvoorwaarden aan levensmiddelen en sierteeltproducten: veiligheid voor de consument, duurzaam geproduceerd en met gegarandeerde en eenduidige kwaliteit. Binnen die randvoorwaarden zijn de ondernemers in de land- en tuinbouw zelf aan zet om hun marktpositie te versterken. Maar dan moet er wel sprake zijn van rechtvaardige verhoudingen: een level playing field op Europees niveau en faire concurrentieverhoudingen op verschillende niveaus in de keten. De overheid moet er op toe zien dat de regels voor fair play worden gehandhaafd. De overheid heeft ook een ondersteunende rol: met minder en eenvoudiger regels en door de kennisinfrastructuur te versterken kan de overheid ondernemers helpen om vernieuwingen - innovaties - door te voeren. Goede initiële scholing en een vraaggericht cursusaanbod zijn essentieel om het ondernemerschap van boeren en tuinders te ontwikkelen. Ook het ruimtelijk beleid is van blijvende betekenis om vestigingsmogelijkheden te bieden, de vorming van agrarische clusters mogelijk te maken, goede externe productieomstandigheden te scheppen, en de infrastructuur voor logistiek, afzet, dienstverlening en informatievoorziening op een hoog peil te handhaven.

Reactie van het kabinet

In zijn reactie op het advies d.d. 14 oktober 2003, noemt minister Veerman (LNV) de analyse helder en gedegen. Hij onderschrijft ook de rolverdeling tussen bedrijfsleven en overheid zoals de raad die schetst. Ten aanzien van de machtsverhoudingen in de ketens verwijst de minister naar de aandacht die de NMa in 2004 aan inkoopmacht gaat besteden, het werk dat OESO op dit thema onderneemt en wijst hij verder op de eigen verantwoordelijkheid die de primaire sector ook hierin aan de dag kan leggen. Ten aanzien van de stimulering van initiatieven beschrijft de minister de voortgang van het beleid op de door de raad aangedragen thema's: vermindering van de administratieve lasten, stroomlijning van toezicht, innovatiebeleid, agrologistiek, en de transparantie van ketens.

Doorwerking van het advies

In het debat over de begroting 2004 van het ministerie van LNV werd het advies door minister en Kamer benut en op 10 december 2003 heeft de commissie voor LNV van de Tweede Kamer een ronde tafel bijeenkomst georganiseerd over het advies.

Ook in de brief van de minister aan de Tweede Kamer over de toekomst van de intensieve veehouderij (kenmerk DL/2003/4104, 19 december 2003) zijn delen van het advies herkenbaar, zoals de visie op de positie van het Nederlandse aanbod op de Europese markt, de marktstrategie en de transparantie.
Daarnaast heeft de raad op verzoek inleidingen gegeven over dit advies voor leden van het Gelders Agrarisch Jongeren Kontakt (25 november 2003) en voor studenten van de Agrarische Hogeschool Larenstein (23 januari 2004).