Duurzaam duurt het langst II

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft de Raad voor de Wadden bij brief van 12 januari 2004 gevraagd om voor 15 februari advies uit te brengen over de contouren van het nieuwe schelpdiervisserijbeleid. Aanleiding voor de adviesaanvraag van de Minister is de publicatie van het EVA II onderzoek op 11 december 2003. De Raad heeft in zijn eerdere advies "Duurzaam duurt het langst" zijn visie gepresenteerd op de wijze waarop de verschillende visserijvormen zich duurzaam kunnen ontwikkelen op de Waddenzee. In het verlengde hiervan is het advies "Duurzaam duurt het langst - II", naar een nieuw schelpdiervisserijbeleid voor de Waddenzee, uitgebracht aan de Minister van LNV. Dit advies gaat specifiek in op de inpasbaarheid van de schelpdiervisserij binnen de hoofddoelstelling voor de Waddenzee. 

Werkwijze

De Raad heeft de effecten van de schelpdiervisserij, zoals die in EVA II en overig onderzoek naar voren komen vergeleken met de doelen die vanuit de hoofddoelstelling voor de Waddenzee worden nagestreefd (dit betekent toetsing aan de Vogel- en Habitatrichtlijn). Als dit leidt tot de conclusie dat bepaalde effecten strijdig zijn met artikel 6 van de Vogel en Habitatrichtlijn, dan betekent dit dat de Europese richtlijn wordt overtreden. Vervolgens is de Raad nagegaan of voor vermoede of onbekende effecten het voorzorgbeginsel van toepassing moet worden geacht. Als een vorm van schelpdiervisserij op basis van deze stappen inpasbaar is, is door de Raad nagegaan op grond waarvan de maximaal toelaatbare visserij inspanning moet worden bepaald. Ingeval het voorzorgbeginsel van toepassing wordt geacht is geadviseerd passende maatregelen te treffen.

De inpasbaarheid van de mechanische schelpdiervisserij

De Raad komt op basis van de geschetste werkwijze tot een aantal conclusies over de effecten van de huidige schelpdiervisserij. De Raad is van mening dat de mosselzaadvisserij en -kweek inpasbaar is binnen het ecosysteem van de Waddenzee met inachtneming van de mogelijkheden van het nieuwe voedselreserveringsbeleid, en onder voorwaarde van een verdere ontwikkeling in de richting van duurzame visserij. De Raad is voorstander van een robuust en transparant beleid dat voor langere tijd zoveel mogelijk zekerheid biedt aan de mosselsector, en waarin concrete doelen met betrekking tot het duurzamer maken van de mosselsector worden geformuleerd. In het bijzonder wordt aandacht gevraagd voor het in kaart brengen en beschermen van de natuurwaarden van sublitorale mosselbanken.

De Raad heeft in zijn vorige advies "Duurzaam duurt het langst" aangegeven dat de uitkomsten van EVA II mede uitgangspunt vormen voor de inpasbaarheid van de mechanische kokkelvisserij op de Waddenzee. De Raad heeft de Minister toen geadviseerd duidelijke consequenties te verbinden aan de uitkomsten van dit onderzoek. Mede op basis van de onderzoeksresultaten over de effecten van mechanische kokkelvisserij op het ecosysteem adviseert de Raad de Minister om de mechanische kokkelvisserij in zijn huidige vorm te beëindigen. Dit betekent volgens de Raad dat aan de huidige mechanische sector geen nieuwe vergunning moet worden verleend op basis van de Natuurbeschermingswet en dat de schepen wereldwijd niet meer mogen worden ingezet voor de visserij. Een saneringsregeling moet met name aan de laatstgenoemde voorwaarde worden gekoppeld.

Toekomstig beleid

De Raad is van mening dat het sluiten van gebieden een positief effect heeft gehad op het herstel van biotopen. Zolang er nog geen sprake is van een optimaal areaal aan biotopen vindt de Raad het nodig functies te scheiden en dit beleid te continueren. Speciale aandacht wordt gevraagd voor de groep schelpdieretende vogels die wat betreft hun voedselvoorziening afhankelijk zijn van de 'ongestoorde biotopen'.

Het reserveren van voedsel voor vogels is een van de pijlers van het schelpdiervisserijbeleid voor de Waddenzee. Uit het onderzoek dat is gedaan naar de beschikbaarheid van voedsel voor vogels komt duidelijk naar voren dat er te weinig voedsel beschikbaar is geweest. Het nieuwe voedselreserveringsbeleid moet uitgaan van de ecologische voedselbehoefte van de schelpdieretende vogels. Verder moeten de populaties wadvogels die normaal gesproken in de Waddenzee foerageren ook daadwerkelijk voldoende voedsel in de Waddenzee kunnen vinden. Bij de voedselreservering moet op verantwoordde wijze rekening worden gehouden met het daadwerkelijke aantal Eidereenden en Scholeksters, en de (aan te passen) referentie aantallen waarop dit beleid is gebaseerd.

Co-management, de betrokkenheid van natuurbescherming- en visserij-organisaties bij de beheerpraktijk, is een van de instrumenten om tot een duurzame visserij te komen en hiervoor draagvlak te verkrijgen. Het co-management voor de schelpdiervisserij in de Waddenzee is toe aan een revisie, waarbij het van belang is dat de Minister de over te dragen verantwoordelijkheden en de bijbehorende spelregels scherp formuleert, en er bovenal voor zorgt de regie strak in handen te houden.

Hoewel de handkokkelvisserij geen onderdeel uitmaakt van de mechanische schelpdiervisserij en het EVA II onderzoek, adviseert de Raad de Minister de mogelijkheden te onderzoeken om meer ruimte te geven aan deze handmatige vorm van kokkels vissen.

De Japanse Oester heeft zich inmiddels over de gehele Waddenzee verspreid. De Raad adviseert de Minister om op experimentele basis bevissing van deze oester toe te staan, begeleidt met onderzoek.

Samenvatting

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft de Raad voor de Wadden bij brief van 12 januari 2004 gevraagd om voor 15 februari advies uit te brengen over de contouren van het nieuwe schelpdiervisserijbeleid. Aanleiding voor de adviesaanvraag van de Minister is de publicatie van het EVA II onderzoek op 11 december 2003. De Raad heeft in zijn eerdere advies “Duurzaam duurt het langst” zijn visie gepresenteerd op de wijze waarop de verschillende visserijvormen zich duurzaam kunnen ontwikkelen op de Waddenzee.

In het verlengde hiervan is het advies “Duurzaam duurt het langst – II”, naar een nieuw schelpdiervisserijbeleid voor de Waddenzee, uitgebracht aan de Minister van LNV. Dit advies gaat specifiek in op de inpasbaarheid van de schelpdiervisserij binnen de hoofddoelstelling voor de Waddenzee.

Werkwijze

De Raad heeft de effecten van de schelpdiervisserij, zoals die in EVA II en overig onderzoek naar voren komen vergeleken met de doelen die vanuit de hoofddoelstelling voor de Waddenzee worden nagestreefd (dit betekent toetsing aan de Vogel- en Habitatrichtlijn). Als dit leidt tot de conclusie dat bepaalde effecten strijdig zijn met artikel 6 van de Vogel en Habitatrichtlijn, dan betekent dit dat de Europese richtlijn wordt overtreden. Vervolgens is de Raad nagegaan of voor vermoede of onbekende effecten het voorzorgsbeginsel van toepassing moet worden geacht. Als een vorm van  schelpdiervisserij op basis van deze stappen inpasbaar is, is door de Raad nagegaan op grond waarvan de maximaal toelaatbare visserij inspanning moet worden bepaald. Ingeval het voorzorgsbeginsel van toepassing wordt geacht is geadviseerd passende maatregelen te treffen.

De inpasbaarheid van de mechanische schelpdiervisserij

De Raad komt op basis van de geschetste werkwijze tot een aantal conclusies over de effecten van de huidige schelpdiervisserij. De Raad is van mening dat de mosselzaadvisserij en –kweek inpasbaar is binnen het ecosysteem van de Waddenzee met inachtneming van de mogelijkheden van het nieuwe voedselreserveringsbeleid, en onder voorwaarde van een verdere ontwikkeling in de richting van duurzame visserij. De Raad is voorstander van een robuust en transparant beleid dat voor langere tijd zoveel mogelijk zekerheid biedt aan de mosselsector, en waarin concrete doelen met betrekking tot het duurzamer maken van de mosselsector worden geformuleerd. In het bijzonder wordt aandacht gevraagd voor het in kaart brengen en beschermen van de natuurwaarden van sublitorale mosselbanken.

De Raad heeft in zijn vorige advies “Duurzaam duurt het langst” aangegeven dat de uitkomsten van EVA II mede uitgangspunt vormen voor de inpasbaarheid van de mechanische kokkelvisserij op de Waddenzee. De Raad heeft de Minister toen geadviseerd duidelijke consequenties te verbinden aan de uitkomsten van dit onderzoek. Mede op basis van de onderzoeksresultaten over de effecten van mechanische kokkelvisserij op het ecosysteem adviseert de Raad de Minister om de mechanische kokkelvisserij in zijn huidige vorm te beëindigen. Dit betekent volgens de Raad dat aan de huidige mechanische sector geen nieuwe vergunning moet worden verleend op basis van de Natuurbeschermingswet en dat de schepen wereldwijd niet meer mogen worden ingezet voor de visserij. Een saneringsregeling moet met name aan de laatstgenoemde voorwaarde worden gekoppeld.

Toekomstig beleid

De Raad is van mening dat het sluiten van gebieden een positief effect heeft gehad op het herstel van biotopen. Zolang er nog geen sprake is van een optimaal areaal aan biotopen vindt de Raad het nodig functies te scheiden en dit beleid te continueren. Speciale aandacht wordt gevraagd voor de groep schelpdieretende vogels die wat betreft hun voedselvoorziening afhankelijk zijn van de ‘ongestoorde biotopen’.

Het reserveren van voedsel voor vogels is een van de pijlers van het schelpdiervisserijbeleid voor de Waddenzee. Uit het onderzoek dat is gedaan naar de beschikbaarheid van voedsel voor vogels komt duidelijk naar voren dat er te weinig voedsel beschikbaar is geweest. Het nieuwe voedselreserveringsbeleid moet uitgaan van de ecologische voedselbehoefte van de schelpdieretende vogels. Verder moeten de populaties wadvogels die normaal gesproken in de Waddenzee foerageren ook daadwerkelijk voldoende voedsel in de Waddenzee kunnen vinden. Bij de voedselreservering moet op verantwoordde wijze rekening worden gehouden met het daadwerkelijke aantal Eidereenden en Scholeksters, en de (aan te passen) referentie aantallen waarop dit beleid is gebaseerd.

Co-management, de betrokkenheid van natuurbescherming- en visserijorganisaties

bij de beheerpraktijk, is een van de instrumenten om tot een duurzame visserij te komen en hiervoor draagvlak te verkrijgen. Het comanagement voor de schelpdiervisserij in de Waddenzee is toe aan een revisie, waarbij het van belang is dat de Minister de over te dragen verantwoordelijkheden en de bijbehorende spelregels scherp formuleert, en er bovenal voor zorgt de regie strak in handen te houden.

Hoewel de handkokkelvisserij geen onderdeel uitmaakt van de mechanische schelpdiervisserij en het EVA II onderzoek, adviseert de Raad de Minister de mogelijkheden te onderzoeken om meer ruimte te geven aan deze handmatige vorm van kokkels vissen.

De Japanse Oester heeft zich inmiddels over de gehele Waddenzee verspreid. De Raad adviseert de Minister om op experimentele basis bevissing van deze oester toe te staan, begeleidt met onderzoek.