Groen opgroeien!

De Raad voor het Landelijk Gebied pleit in zijn advies ‘Groen opgroeien’ voor een samenhangend groen jeugdbeleid. De raad constateert dat jongeren steeds minder in contact komen met de natuur. Daarbij gaat het niet alleen om het bezoeken van natuurterreinen of lidmaatschappen van natuurorganisaties. Het betreft ook kennis van voedsel(kwaliteit), interesse voor landschappen, het doen van vrijwilligerswerk in groene omgevingen en de beleving van de groene omgeving.

De raad meent dat het van maatschappelijk en individueel belang is dat ‘groen’ een structureel onderdeel is voor een verantwoorde leefwijze van jongeren. In dit advies geeft de raad aan hoe dit kan worden gerealiseerd en welke partijen daarbij een rol spelen. In het advies is aandacht voor verschillende invalshoeken die er voor kunnen zorgen dat kinderen groener spelen, beter eten en de omgeving als groener beleven.

Samenvatting

Het advies ‘Groen opgroeien’ is een ongevraagd advies.  In 2006 werd in de Tweede Kamer aan de toenmalige minister Veerman een aantal vragen gesteld over de (vermeende) sterke afname van de betrokkenheid van jongeren bij natuur. De raad heeft dit signaal opgepakt en is in 2007 gestart met een inventarisatie van alle ontwikkelingen rondom dit thema.

De raad constateert dat jongeren steeds minder in contact komen met de natuur. Op jonge leeftijd in aanraking komen met de groene omgeving is goed voor de gezondheid, creativiteit en de sociale interactie. In de verstedelijkte samenleving wordt groen opgroeien echter steeds moeilijker. De raad pleit in zijn advies voor een samenhangend groen jeugdbeleid.
Het advies is gericht op ministers die jeugd in hun portefeuille hebben, wethouders van 'verstedelijkte' gemeente, het onderwijs en maatschappelijke organisaties die betrokken zijn bij natuur, landschap en voedsel.

Het groene jeugdbeleid kenmerkt zich door een veelheid aan initiatieven die versnipperd over het land plaatsvinden. Alle goede bedoelingen ten spijt is een groen jeugdbeleid geen belangrijk thema bij de overheid (Rijk en gemeenten). Vooral gemeenten moeten volgens de raad investeren in kindvriendelijke groene omgevingen. Het gaat daarbij om groene verbindingen, de bouw van nieuwe (brede) scholen in groene omgevingen en autoluwe en veilige wijken. Deze omgevingen werken positief tegen verloedering en segregatie. De raad pleit voor het opnemen van criteria voor een groene speelruimte in de bouwnormen van  scholen (een zogenaamde groennorm). Ook adviseert de raad de rijksoverheid kritisch te kijken naar belemmerende regelgeving bij speelomgevingen, bijvoorbeeld door het collectief afkopen van aansprakelijkheid.

Het belang van goede en gezonde voeding wordt breed erkend. Maar de afstand van kinderen tot de herkomst van voedsel is groot. Uit een onderzoek van Young Works, dat in opdracht van de raad is uitgevoerd, blijkt dat kinderen voedsel vooral verbinden met de supermarkt en niet direct met de natuur. Bij kinderen die in schoolwerktuinen actief zijn, is dit beeld anders. Daarom pleit de raad voor een invoering van schooltuinen in het hele land. Kinderen maken zo actief kennis met voedselproductie en consumptie; van zaaien, wieden, groeien, oogsten tot koken. In veel stadswijken is groen aanwezig, maar niet in een vorm die voor kinderen te gebruiken of te bereiken is. Door het groen in een wijk goed met elkaar te verbinden, haal je de natuur de stad in. Vooral de krachtwijken bieden daarvoor volop kansen. Hier moeten vooral scholen, ouders, wijkcentra en natuur en milieu organisaties betrokken worden bij de herstructurering in hun wijk.

Het advies is namens minister Verburg op 5 juni 2008 door de heer Brouwershaven, directeur Directie Natuur van het ministerie van LNV in ontvangst genomen. Dit gebeurde tijdens een door de raad georganiseerd debat op over groen opgroeien in Rotterdam. Hij gaf aan dat groen opgroeien de aandacht van de minister heeft. Het advies draagt bij aan noodzakelijke nieuwe beleidsvorming op dat gebied. 'Groen opgroeien' staat niet alleen bij de raad maar ook in Den Haag op de agenda.