Zoet - Zoutovergangen

Waarom dit advies?

Het overheidsbeleid is al decennialang gericht op het herstellen van de verbindingen tussen zoete en zoute watersystemen. In het Waddengebied is een aantal projecten uitgevoerd en liggen er voor verschillende locaties plannen en ideeën in een meer of minder vergevorderd stadium van voorbereiding. Het is in het kader van water- en natuurbeleid gewenst dat die discussies worden omgezet in acties. De pkb Derde Nota Waddenzee biedt een handvat om de verschillende plannen niet alleen op hun eigen merites te beoordelen, maar ook tegen de achtergrond van hun betekenis voor het ecologisch functioneren van het Waddengebied als geheel. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft de Raad voor de Wadden gevraagd advies uit te brengen over zoet-zoutovergangen in het Waddengebied.

Waarde van zoet-zoutovergangen

Voor de compleetheid van het natuurgebied en de versterking van de natuurwaarden is de aanwezigheid van zoet-zoutovergangen in het Waddengebied onmisbaar. Met het herstel van zoet-zoutovergangen wordt de biodiversiteit vergroot en zal het aantal karakteristieke flora- en faunasoorten en levensgemeenschappen toenemen. Het herstel van zoet-zoutovergangen levert een positieve bijdrage aan de doelstellingen van Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Water op alle beschouwde (aangewezen) locaties. Voor de vastelandskwelders en de Waddeneilanden is het behalen van de beleidsdoelen in sterke mate gekoppeld aan het herstel van de natuurlijke processen en dynamiek.

Focus op functies

In het Waddengebied komen verschillende typen zoet-zoutovergangen voor. Zo zijn er grootschalige dynamische typen die in open verbinding met de zee staan (estuaria, lagunes) en kleinschalige landgebonden overgangen waarbij de zoet-zoutgradiënt soms maar een klein onderdeel vormt van een grootschalig, dynamisch systeem (kwelders, eilanden). Elk type overgang vervult bepaalde functies met een eigen waarde voor de Waddenzee, het achterland en de overgang zelf, waarbij niet elk type overgang van nature alle functies vervult. Herstel van alle soorten functies kan daarom alleen worden gerealiseerd door de inrichting van meerdere zoet-zoutovergangen. De Raad adviseert om de 'beslissing van wezenlijk belang' in de pkb Derde Nota Waddenzee, waarin is aangegeven dat "het beleid is gericht op een zo natuurlijk mogelijke ontwikkeling van het ecosysteem", te laten prevaleren boven de 'beslissing van wezenlijk belang' waarin wordt nagestreefd om per stroomgebied aanvullend "één natuurlijke zoet-zoutovergang te realiseren".

Bij de uiteindelijke keuze van potentieel geschikte locaties is het belangrijk na te gaan welke functies op welke locatie een bijdrage kunnen leveren aan het functioneren van het Waddenecosysteem. De Raad adviseert de herstelopgave primair vanuit de functies van zoet-zoutovergangen in te vullen en dus niet uitsluitend te focussen op de natuurlijkheid van de zoet-zoutovergang.

De mogelijkheden voor het herstellen van een zoet-zoutovergang met een hoge mate van natuurlijkheid zijn voor het vasteland zeer beperkt. Als gevolg van de bodemdaling binnendijks, is het herstellen van verbindingen tussen het zoete water binnendijks en het zoute water buitendijks op de meeste locaties alleen nog op kunstmatige wijze realiseerbaar. De locaties waar herstel van overgangen de natuurlijke situatie nog het meest benadert, zijn de buitendijkse gebieden op de Waddeneilanden.

Potenties per locatie

De keuze voor herstelmaatregelen is gebaseerd op ecologische potenties, fysieke beperkingen en haalbaarheid in de maatschappelijke context (incl. besluitvorming) op de beschouwde locaties.

Eems-Dollard:

De Raad adviseert de Minister om bij de Duitse overheden aan te dringen op verbeteringen in de benedenloop van de Eems, in combinatie met gezamenlijk door Nederland en Duitsland uit te voeren verbeteringen in de Dollard, gericht op verbetering en herstel van het ecologisch functioneren van het Eems-Dollard estuarium. Aangezien de mogelijkheden en potenties voor de Westerwoldse Aa beperkt zijn, adviseert de Raad om voor het herstel van de estuariene overgang in het stroomgebied van de Eems vooral in te zetten op het Eems-Dollard estuarium.

Lauwersmeer:

De Raad acht het herstel van een estuariene zoet-zoutovergang met een permanente brakwaterzone in het Lauwersmeer niet realiseerbaar. De haalbare scenario?s leiden hooguit tot beperkt functionerende zoet-zoutgradiënten. Het inlaten van zout water kan wel een bijdrage leveren aan de natuurwaarde van het gebied zelf, met name aan het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen voor het Vogelrichtlijngebied Lauwersmeer. Verdere bosontwikkeling kan naar verwachting worden tegengegaan door gedurende korte perioden zout water in te laten, of door over langere perioden een hoger (zoet)water peil in te stellen. Eventuele negatieve effecten van periodieke verzilting op de aquatische leefgemeenschap moeten nader worden onderzocht. De laatste maatregel leidt gemiddeld tot een hogere kweldruk in de omgeving dan de eerstgenoemde. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen welke invloed beide maatregelen hebben op de kwelintensiteit in het omringende gebied en welke aanvullende maatregelen hiervoor kunnen worden getroffen. In het noordoostelijke deel van het Lauwersmeer (Marnewaard) liggen wel goede potenties voor het realiseren van een permanente binnendijkse zoet-zoutgradiënt.

IJsselmeer:

De directe verbinding met de IJssel en Rijn en de grootte van het IJsselmeergebied maken deze locatie in potentie de meest waardevolle zoet-zoutovergang in het Waddengebied. De aanstaande uitbreiding van de spuicapaciteit, de noodzakelijke aanpassing van de Afsluitdijk aan de veiligheidsvoorwaarden en de mogelijkheden voor energiewinning (Blue Energy) bieden perspectieven om herstelmaatregelen voor zoet-zoutovergangen langs de Afsluitdijk nu in beschouwing te nemen. De Raad adviseert om alle opgaven en uitdagingen in een integraal project uit te werken. Het verlies aan zoetwatervoorraad kan met een geringe peilopzet worden gecompenseerd. Het effect hiervan op de IJsselmeerdijken en de kwelintensiteit zal in het project in beeld moeten worden gebracht. Verder ziet de Raad mogelijkheden om de inrichting zodanig vorm te geven dat er sprake is van landschappelijke en recreatieve meerwaarde ten opzichte van de huidige situatie. De Raad adviseert om voor het herstel van de estuariene overgang in het stroomgebied van de Rijn in te zetten op een overgang in het IJsselmeer.

Amstelmeer:

De kansen voor een binnendijkse zoet-zoutgradiënt in het Amstelmeer zijn beperkt vanwege de waterhuishoudkundige randvoorwaarden en functies van het meer. Het realiseren van een directe verbinding tussen het Amstelmeer en het Balgzand (bijvoorbeeld in de vorm van een  ebsluis in de Amstelmeerdijk) kan mogelijkheden bieden voor de hervestiging van Zeegras in het Amstelmeer, maar meer nog op het Balgzand. De Raad adviseert de mogelijkheden van een buitendijkse zoet-zoutovergang ter plaatse van het Amstelmeer nader uit te werken.

Noard-Fryslân Bûtendyks: 

Het realiseren van de afvoer van zoet water over de Friese kwelder herstelt het proces van menging van zoet en zout water dat medebepalend is voor het ecologisch functioneren van de kwelder. Door de breedte van de kwelders zal de zoete afstroom maximaal kunnen worden benut, en kunnen lokaal ecologisch waardevolle gradiënten ontstaan. De Raad adviseert de huidige planontwikkelingen te stimuleren om ook dit type overgang op een voor Nederlandse begrippen unieke schaal te herstellen.

Eilanden:

Het meer natuurlijke beheer van kustlijn en zeereep, waarbij natuurlijke processen en dynamiek de ruimte krijgen, biedt kansen voor herstel en kwalitatieve verbetering van (bestaande) zoet-zoutovergangen. De Raad adviseert om op de buitendijks gelegen oostpunten van de Waddeneilanden in te zetten op een duurzaam herstel van de kenmerkende functies van zoet-zoutovergangen die (uiteindelijk) wordt aangestuurd door natuurlijke processen. Op de andere delen van de eilanden kunnen zoet-zoutgradiënten hersteld worden middels kleinschalige maatregelen in combinatie met (actief) beheer.

Vismigratie

Het herstel van migratiemogelijkheden voor vis moet waar mogelijk worden gestimuleerd, rekening houdend met locatiespecifieke eisen van vissoorten (en andere organismen) ten aanzien van de vormgeving.

Potentiële bijdrage zoet-zoutherstel voor de veiligheid

De veiligheid van het achterland heeft voor de Raad de hoogste prioriteit en wordt als absolute randvoorwaarde gesteld voor alle mogelijke herstelmaatregelen. Dat geldt eveneens voor waterhuishoudkundige maatregelen die in verband met klimaatverandering (WB21) worden uitgevoerd. Waar mogelijk moet wel gebruik worden gemaakt van natuurlijke processen in het klimaatbestendiger maken van de kust. De mogelijkheden hiervoor zijn echter beperkt en lijken voornamelijk op de Waddeneilanden aanwezig.

Kansen en beperkingen

Zoet-zoutovergangen kunnen op de beschouwde locaties zo worden ingericht en beheerd dat effecten op de landbouw of andere ruimtelijke functies effectief kunnen worden tegengegaan. Het verbeteren van vismigratiemogelijkheden zal bijdragen aan een betere visstand, die onder andere voor de binnenvisserij kansen biedt op betere vangstresultaten. Op een aantal locaties zijn er mogelijkheden om met de inrichting een recreatieve meerwaarde te bereiken. De beschikbare informatie over kosten en baten van het herstel van zoet-zoutovergangen is te beperkt gebleken om als beoordelingscriterium mee te nemen. De Raad adviseert de economische effecten bij de uitvoering van toekomstige projecten goed te monitoren zodat hieruit gegevens kunnen worden afgeleid voor een zinvolle kosten-batenanalyse van toekomstige projecten.

Maatschappelijk draagvlak

De Raad adviseert uitgangspunten en randvoorwaarden met betrekking tot veiligheid expliciet en transparant in plannen voor herstel van zoet-zoutovergangen te verwerken en de communicatie hierover een prominente plaats te geven, zowel voor, tijdens als na uitvoering van de maatregelen. De belanghebbenden moeten worden betrokken bij de opzet en uitvoering van onderzoek naar verwachte effecten. Maatregelen dienen zo mogelijk gefaseerd uitgevoerd te worden zodat kennis en draagvlak werkenderweg kan worden opgebouwd.