Advies over het Wadden Sea Plan

Foto zonsondergang Waddenzeegebied

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft de Raad voor de Wadden gevraagd advies uit te brengen over de toekomstige rol en positie van het Wadden Sea Plan, het gezamenlijke Trilaterale Beheerplan voor de Waddenzee.

De Raad constateert dat de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water een sterk harmoniserend effect tussen de Waddenzeelanden hebben en hebben gehad. Het heeft daarom slechts een beperkte meerwaarde om het Wadden Sea Plan als het gezamenlijke Natura 2000-beheerplan voor de Waddenzee te positioneren. Dit is bovendien op dit moment niet haalbaar gezien de verschillen in wetgeving tussen de drie Waddenzeelanden, en binnen Duitsland ook tussen de drie deelstaten. Zo is het opstellen van een beheerplan in Duitsland niet verplicht, terwijl dat in Nederland en Denemarken wel het geval is. Een gezamenlijk Natura 2000-beheerplan is op dit moment niet opportuun, maar zou voor de toekomst wel onderzocht moeten worden.

Het nieuwe Wadden Sea Plan moet volgens de Raad het karakter hebben van een meer strategisch plan, waarin een overkoepelende visie wordt gegeven op het beleid. In het plan zal in ieder geval de onderlinge afstemming tussen het beleid van de landen op het gebied van Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Water moeten worden geregeld. Daarnaast kunnen en moeten natuurlijk nog andere ("vrije", niet door de richtlijnen gereguleerde) onderwerpen in het Wadden Sea Plan worden geregeld.

In alle gevallen geldt dat het belangrijk is dat er duidelijke afspraken komen over de wijze waarop de uitvoering (zoals termijnen e.d.) plaatsvindt. De afspraken uit het Wadden Sea Plan zijn niet zo hard afrekenbaar als verplichtingen die uit Europese richtlijnen voortvloeien. Ze zijn vooral moreel bindend.

De toekenning van de Werelderfgoedstatus kan momentum geven om meer ambitie in het Wadden Sea Plan te stoppen dan zonder deze status mogelijk zou zijn. Het toekomstige Wadden Sea Plan kan ook de functie van beheerplan voor het Werelderfgoed Waddenzee vervullen. Vanuit de UNESCO wordt een aantal minimale eisen aan dit beheerplan gesteld, waaraan het Wadden Sea Plan eenvoudig kan voldoen.
De Kaderrichtlijn Mariene Strategie vereist coördinatie op Noordzeeniveau, waarbij de Waddenzeelanden gezamenlijk kunnen optrekken. Ook deze coördinatie kan inhoudelijk via het toekomstige Wadden Sea Plan plaatsvinden.
Verder wijst de Raad op het succes van gezamenlijke monitoring en de uitwisseling van kennis en informatie voor de trilaterale samenwerking. Deze moet worden voortgezet en uitgebouwd.

De nieuw in te stellen Wadden Sea Board moet een sturende rol hebben in de trilaterale samenwerking. Hij dient een belangrijke taak te hebben in de voorbereiding van de Trilaterale Ministersconferentie en in de naleving van de gemaakte afspraken.

De Wadden Sea Board en het Wadden Sea Plan moeten over enkele jaren worden geëvalueerd. Daarbij moet gekeken worden naar de rol en functie van het Wadden Sea Plan, naar de rol, de functie en de samenstelling van de Wadden Sea Board en naar de onderlinge relatie tussen Board en Plan.

Het belang van het Wetenschappelijk symposium (dat regelmatig wordt georganiseerd) voor de trilaterale samenwerking wordt benadrukt. Het is belangrijk dat de conclusies van het Wetenschappelijk symposium worden vertaald in aanbevelingen richting de beleidsmakers (de Wadden Sea Board en de Regeringsconferentie). De Raad heeft al eerder aanbevolen om hiertoe een gezamenlijke commissie van onafhankelijke wetenschappers en overheidsvertegenwoordigers in te stellen. Deze aanbeveling wordt in het advies herhaald.

De aanbevelingen van de Raad voor dit moment stroken goed met de voorlopige opvattingen die leven bij de Duitse en Deense collega-adviesraden. De Raad meent echter wel dat in de toekomst een meer verplichtende vorm van samenwerking moet worden overwogen.