Strategie in de kennisinfrastructuur voor veilige chemie en energie

Kennis heeft een belangrijke rol gespeeld bij de vestiging en groei van de industriële chemie in Nederland. De directe en indirecte bijdrage van de chemie aan het bruto binnenlands product is substantieel en zal nog verder groeien. Tegelijk betreft het activiteiten die risico’s met zich meebrengen, niet alleen voor werknemers en op bedrijfsterreinen, maar ook voor de omgeving rond bedrijven en transportassen. Voorwaarden voor het verantwoord omgaan met gevaarlijke stoffen in een steeds verder verdichtende samenleving zijn een voldoende kennisbasis en strategische kennisontwikkeling. Door groei van de chemische industrie en van het vervoer, door de introductie op grote schaal van nieuwe stoffen zoals LNG en waterstof in combinatie met een toename van de bevolkingsdichtheid in de Randstad, zullen de kennisvragen voor Nederland pregnanter worden.

Samenvatting

Kennis heeft een belangrijke rol gespeeld bij de vestiging en groei van de industriële chemie in Nederland. De directe en indirecte bijdrage van de chemie aan het bruto binnenlands product is substantieel en zal nog verder groeien. Tegelijk betreft het activiteiten die risico’s met zich meebrengen, niet alleen voor werknemers en op bedrijfsterreinen, maar ook voor de omgeving rond bedrijven en transportassen. Voorwaarden voor het verantwoord omgaan met gevaarlijke stoffen in een steeds verder verdichtende samenleving zijn een voldoende kennisbasis en strategische kennisontwikkeling. Door groei van de chemische industrie en van het vervoer, door de introductie op grote schaal van nieuwe stoffen zoals LNG en waterstof in combinatie met een toename van de bevolkingsdichtheid in de Randstad, zullen de kennisvragen voor Nederland pregnanter worden.

De AGS merkt op dat het kennelijk moeilijk is in de praktijk om de nodige kennis over veiligheid beschikbaar te houden en voortdurend te evalueren. Zo is er de laatste jaren naar aanleiding van zware ongevallen meer bekend geworden over het verschijnsel ‘drift’ in grote organisaties. Juist in een tijd dat er weinig ongevallen gebeuren, wordt geleidelijk de marge tot onveiligheid kleiner door efficiëntie verbeterende, kostenverlagende, maar uiteindelijk catastrofaal blijkende, organisatorische en technische aanpassingen. De schade ten gevolge van ongevallen is uiteindelijk veel groter dan de kostenbesparing – waar het om te doen was – opgebracht heeft. Nog tamelijk recent is dit weer eens gebleken bij een explosie in een gerenommeerd bedrijf . Incidenten leren ons zo keer op keer dat de aandacht voor veiligheid nooit mag verslappen.

Bij het bedrijfsleven moeten niet alleen management, ontwerper en constructeur veiligheidsbewust zijn, maar ook het operationele personeel dat dagelijks de processen runt. Ook beleid, wet- en regelgeving en toezicht en handhaving moeten zijn gericht op stimuleren en faciliteren van continue aandacht voor veiligheid. Dit komt onder andere tot uiting in planvorming en risico-evaluatie in de ruimtelijke ordening, in de vergunningverlening en bij rampenbestrijding.

In 2006 constateerde de AGS dat het hoog nodig is de verbrokkelde kennisinfrastructuur inzake het omgaan met gevaarlijke stoffen te verbeteren (‘Veiligheid vereist kennis’, december 2006). Stakeholders uit bedrijfsleven, overheid en kennisinstituten ondersteunden de conclusie dat voor een symbiose tussen wonen en werken in een dichtbevolkt gebied als Nederland het nodig is te investeren in de kennisinfrastructuur op het gebied van veiligheid en gevaarlijke stoffen. Het kabinet onderschreef in zijn reactie de conclusies en het advies van de AGS. De AGS kreeg de taak het kennisdomein nader in kaart te brengen en te duiden welke kennisgebieden versterking behoeven op het strategische niveau.

In dit advies beschrijft de AGS de relevante kennisgebieden in het kennisdomein veiligheid en gevaarlijke stoffen en de Nederlandse prestatie op het gebied van het ontwikkelen van nieuwe kennis gedurende het afgelopen decennium in vergelijking met andere landen. Ook worden de trends in chemie en energiedragers en in maatschappij en techniek beschreven. Op basis van deze trends zijn lange termijn kennisvragen geïnventariseerd. Hieruit komt een beeld van de sterktes en zwaktes van het strategische kennisniveau in de huidige kennisinfrastructuur. Dit betreft naast kennisontwikkeling ook opleidingen.

Het vraagstuk welke kennisgebieden in Nederland te versterken en zo de geërodeerde expertise te herstellen, is bestudeerd vanuit de notie dat onderzoek en opleiding op universitair niveau wederzijds bevruchtend werken. De principes van veiligheid verdienen een plaats in de basisopleidingen van onder andere ingenieurs en chemici, waaronder de toekomstige, inhoudelijke beslissers. Daarom vormt ook de aandacht voor veiligheid in het curriculum van deze opleidingen onderdeel van dit advies.

Een breed palet aan wetenschapsgebieden draagt bij aan het voorkomen van rampen met gevaarlijke stoffen of het beperken van de gevolgen. Daaronder bevinden zich zowel typische bèta- als gammawetenschappen. De Adviesraad heeft het kennisdomein veiligheid en gevaarlijke stoffen inzichtelijk gemaakt. Er kunnen daarin drie deeldomeinen worden onderscheiden: gevaarseigenschappen van stoffen, systeemveiligheid en procesveiligheid. In het advies worden deze deeldomeinen nader geanalyseerd en wordt de relevantie voor risicoanalyse en risicomanagement toegelicht.

De Nederlandse onderzoeksactiviteit in dit kennisdomein, gemeten op basis van het aantal publicaties, is de afgelopen tien jaar minder dan verwacht mocht worden op grond van de mate van ruimtelijke verdichting in ons land en de omvang van chemie en transport.

Belangrijk is bovendien dat in Nederland de verdeling over de deeldomeinen niet evenwichtig is. Zo is de aandacht voor gevaarseigenschappen van stoffen en voor systeemveiligheid mager. De Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk zijn toonaangevend in het gehele kennisdomein. Ook is er in deze landen sprake van een evenwichtige verdeling over de verschillende deeldomeinen dankzij jarenlange aandacht voor veiligheid op dit gebied vanuit de overheid en beroepsverenigingen.

Inventarisatie van het nu lopende onderzoek (2007) in Nederland geeft een verontrustend beeld. Onderzoeksgroepen zijn verdwenen of dreigen te verdwijnen en het onderzoek beperkt zich tot deelgebieden, zonder een integrale benadering. De huidige trend tot projectfinanciering in plaats van structurele financiering van strategisch onderzoek zal de reeds bestaande versnippering verergeren. Om deze versnippering tegen te gaan is een strategisch plan voor de kennisinfrastructuur van belang.

De huidige gebrekkige financiering en programmering van het onderzoek in Nederland waarborgen niet de kritische massa die nodig is om bestaande kennis te onderhouden en te kunnen evalueren en verder te ontwikkelen. Ook is er onvoldoende waarborg voor de kwaliteit van de basisopleidingen op dit terrein en voor het vertalen van (internationale) kennis naar nationaal beleid.

Nederland lijkt de aansluiting te gaan missen met Europese ontwikkelingen naar een gezamenlijke onderzoeksprogrammering op dit kennisdomein. Er is een kritische massa van Nederlands strategisch onderzoek nodig om aan te sluiten bij harmonisatie van methodieken en om deel te nemen aan internationaal onderzoek.

Gezien de Nederlandse ambities van groei in de chemie en in het vervoer, verdere verdichting van de bebouwing, de overschakeling naar andere energiedragers, is verdere ontwikkeling van de kennis over de risico’s en hoe die te beheersen onontbeerlijk voor zowel overheid als bedrijfsleven. Bovendien zullen de hang naar meer veiligheid en transparantie, de veranderde inzichten over verantwoordelijkheidstoedeling, over toezicht en handhaving een verdere ontwikkeling van kennis vragen bij zowel overheid als bedrijfsleven. De AGS concludeert dat er een strategisch plan voor dit kennisdomein nodig is om kennisontwikkeling mogelijk te maken, een road map op te stellen en top-downsturing mogelijk te maken. In de aanbevelingen geeft de AGS hier nadere invulling aan.

De AGS adviseert de regering en de Staten-Generaal om – deels samen met het bedrijfsleven – de strategische top van de kennisinfrastructuur voor veiligheid en gevaarlijke stoffen te versterken, de kritische massa en onafhankelijkheid van kennisontwikkeling te borgen en de aandacht voor het ‘vak’ veiligheid binnen universitaire opleidingen te waarborgen. De Adviesraad motiveert dit vanuit de meerwaarde voor zowel overheid als bedrijfsleven.

  1. De AGS beveelt aan te zorgen voor een kritische massa van onderzoek in Nederland om de universitaire aandacht – onderzoek en onderwijs – voor veiligheid te borgen. Hiervoor is het nodig de basis te versterken op een aantal in het advies genoemde kennisgebieden. Het betreft zowel exacte als mensgerichte wetenschapsgebieden voor fundamentele vraagstukken alsook het verder ontwikkelen van kennis ten behoeve van ontwerp en engineering. De AGS schat dat een drievoudige uitbreiding nodig is van het universitaire onderzoek op deze terreinen. Het is nodig onderzoekers met breed overzicht over de nationale en internationale ontwikkelingen hierbij te betrekken. Dit is van belang om de gewenste interactie tussen deeldomeinen te bewerkstelligen om de diverse vraagstukken die in dit advies zijn genoemd effectief te kunnen bestuderen.Deze kritische massa vereist een zeker minimum aan vaste publieke financiering (zogenaamde eerste geldstroom) om de onafhankelijkheid van het onderzoek en de aandacht voor het onderwerp voor langere tijd te waarborgen. De AGS adviseert de regering en Staten-Generaal hierover in gesprek te gaan met de 3TU-Federatie. De AGS heeft de maatschappelijke relevantie met deze federatie besproken. De federatie heeft uitgesproken dat extra financiering aan dit kennisdomein zou moeten worden besteed. Tevens adviseert de AGS om te stimuleren dat de aandacht voor veiligheid in de curricula van relevante universitaire opleidingen – onder andere voor procestechnologen, chemici, civiel ingenieurs en stedebouwkundigen – beter wordt geborgd.
  2. De Adviesraad beveelt aan om te zorgen dat een vast percentage van het budget binnen lopende publiek/private onderzoeksprogramma’s wordt besteed aan veiligheid en gevaarlijke stoffen. Daarbij is het van belang dat er kruisbestuiving tussen de verschillende onderzoeksprogramma’s plaatsvindt. Inmiddels heeft de AGS de VNCI bereid gevonden om een deel van de tweede en derde geldstroom voor onderzoek naar veiligheid te oormerken binnen lopende programma’s op het gebied van chemie (zoals NWO-ACTS en het innovatieprogramma van de Regiegroep Chemie). De AGS adviseert de regering en Staten-Generaal om deze bereidheid te benutten en bovendien met het tweede geldstroomonderzoek, vanuit departementen VROM, VenW, BZK, SZW, VWS en EZ, hierbij aan te sluiten en zo de kruisbestuiving binnen dit kennisdomein te bevorderen. Dit voorstel veronderstelt dat de hierboven beschreven kern voor strategische kennisontwikkeling (kritische massa) in Nederland aanwezig is en dat deze is gefinancierd uit de eerste geldstroom – daar anders zelfs geen voorstellen tot onderzoek kunnen worden geformuleerd.
  3. De AGS adviseert een publiek/privaat regieorgaan in te stellen dat het beheer heeft over het voor veiligheid geoormerkte percentage van de tweede en derde geldstroom voor lopende onderzoeksprogramma’s. Onder de vleugels van NWO zou dit regieorgaan de geschetste taken voor zijn rekening kunnen nemen. NWO heeft zich bereid verklaard dit regieorgaan te faciliteren. De AGS ziet verschillende mogelijkheden om de regiefunctie van dit kennisdomein organisatorisch aan te laten sluiten bij bestaande organen. Daarbij is een eigen ambassadeursfunctie voor dit domein van belang, juist omdat de aandacht voor het onderwerp bij een goede staat van de veiligheid verslapt en zonder aansporing kennelijk niet van de grond komt. De AGS ziet naast de overheid met name een belangrijke rol voor het bedrijfsleven en voor de universiteiten.