Duurzame verstedelijking

Duurzame ontwikkeling moet het centrale uitgangspunt worden bij de verdere planning van de Nederlandse regio’s is de conclusie van de VROM-raad in zijn advies over duurzame verstedelijking.
Landschapsfoto met uitkijk op stedelijke omgeving

In dit advies constateert de VROM-raad dat over de hele wereld duurzame ontwikkeling een leidend thema is geworden in de ruimtelijke planning van stedelijke regio’s. Het is hét adagium geworden voor het vormgeven aan stad en stedelijkheid. Achtergrond is het groeiende besef dat duurzame ontwikkeling geen keuze is, maar pure noodzaak, juist bij verstedelijkingsopgaven.

Het debat daarover en onderzoek daarnaar blijft in Nederland echter achter bij internationale ontwikkelingen. Enerzijds bestaat ook in Nederlandse stedelijke regio’s duidelijk animo voor een duurzame ontwikkeling, anderzijds is er sprake van een zoektocht naar de juiste aanpak.

Samenvatting

In het advies ‘Duurzame verstedelijking’ constateert de VROM-raad dat over de hele wereld duurzame ontwikkeling een leidend thema is geworden in de ruimtelijke planning van stedelijke regio’s. Het is hét adagium geworden voor het vormgeven aan stad en stedelijkheid. Achtergrond is het groeiende besef dat duurzame ontwikkeling geen keuze is, maar pure noodzaak, juist bij verstedelijkingsopgaven. Het debat daarover en onderzoek daarnaar blijft in Nederland echter achter bij internationale ontwikkelingen. Enerzijds bestaat ook in Nederlandse stedelijke regio’s duidelijk animo voor een duurzame ontwikkeling, anderzijds is er sprake van een zoektocht naar de juiste aanpak.

Twee zaken vallen daarbij op. Op de eerste plaats beperken duurzaamheidsinitiatieven zich nog te zeer tot ecologische aspecten, uitgewerkt in klimaatdoelen, energiedoelstellingen (CO2-neutraal), eisen van duurzaam bouwen en andere milieueisen. Er is een algemene wens om het perspectief te verbreden met economische en sociaal-culturele aspecten, om niet in de val te lopen van een sectorale benadering. Juist het vermogen om diverse belangen/waarden te verbinden maakt duurzame ontwikkeling tot een sterk verhaal voor het doordenken van ‘slimmere’ ruimtelijke vormen en verbanden.

Op de tweede plaats beperkt de toepassing zich nog te zeer tot het gebouw- of wijkniveau en ontbreekt een toepassing op het hogere schaalniveau van de stedelijke regio. Juist op dit laatste schaalniveau gaat het om de planning van ruimtelijke verbanden van mobiliteit en bereikbaarheid; slimmere koppelingen tussen wonen, werken en recreëren; de schakeling tussen stad en land; een duurzame verbinding van ecologische structuren, leefmilieus en vervoersstromen; de relatie tussen voedselproductie, consumptie, landschap en economie.

De uitdaging is om de werelden van ‘duurzame ontwikkeling’ en ‘ruimtelijke ordening’ systematischer met elkaar te verknopen. In dit advies presenteert de VROM-raad aanbevelingen hiertoe. De raad pleit voor een sterkere regionale differentiatie en operationalisering van duurzaamheidsthema’s; voor een rijksvisie met keuzes op het gebied van ten minste energie, duurzame mobiliteit en bovenregionale kwaliteit; voor een kennisimpuls; en voor een verkenning van alternatieve financieringswijzen.

Om aan de urgentie van de opgave van duurzame verstedelijking tegemoet te komen, ook in verband met het achterblijven van ons land in internationaal verband, stelt de VROM-raad voor om een commissie in te stellen die zich gaat buigen over een stimuleringsprogramma voor duurzame verstedelijking in Nederland. De commissie zal een soortgelijk gewicht moeten krijgen als de Deltacommissie. Ze moet immers invulling geven aan een weliswaar regionaal gedifferentieerde maar overigens nationaal en transsectoraal samenhangende verstedelijkingsagenda. De commissie moet bovendien uitwerking geven aan een stimulerende duurzaamheidsparagraaf bij ruimtelijke planprocessen. Alleen zo is de verstedelijking in Nederland voorbereid op een duurzame toekomst en kan de Nederlandse ruimtelijke ordening weer toonaangevend worden.

De VROM-raad heeft het advies op 16 april 2010 aangeboden aan de demissionaire ministers Huizinga-Heringa (VROM) en Van Middelkoop (WWI).