Raad voor de Wadden

Visie en focus Waddenfonds

Advies bestand: 
Omslagfoto: 
omslagfoto visie en focus waddenfonds
Adviesnummer: 
2009/03
Te bestellen: 
nee

Aanleiding advies

De regering heeft in 2004 besloten een Waddenfonds in te stellen waaruit extra investeringen ten behoeve van het Waddengebied kunnen worden betaald. In 2007 is het Waddenfonds voor het eerst opengesteld voor subsidieaanvragen, in 2008 volgde de tweede tender. Al vanaf het moment van instelling is er discussie over de te geringe focus van het Waddenfonds, veroorzaakt door het ontbreken van voldoende concreet geformuleerde einddoelen. Dit was voor de Minister van VROM aanleiding om de Raad voor de Wadden advies te vragen over de verdeling van de middelen uit het Waddenfonds. De Raad werd hierbij verzocht streefbeelden op te stellen voor de natuur- en sociaal-economische ontwikkelingen voor de komende 20 jaar en om een onderbouwing te geven van het uitgangspunt dat economische activiteiten slechts voor Waddenfondssubsidie in aanmerking komen wanneer zij bijdragen aan een vermindering van de druk op de natuur.

De Raad heeft conform het verzoek van de Minister een zo beknopt mogelijk advies voorbereid voorzien van een stramien dat leidt tot een meer gerichte inzet van het Waddenfonds. Nadere informatie en achterliggende documenten zijn opgenomen in een achtergrondrapport dat afzonderlijk van het advies is uitgebracht. In het achtergrondrapport wordt ook een uitgebreide omschrijving gegeven van de huidige situatie en de streefbeelden voor 2030 ten aanzien van de vijf programma-onderwerpen die door de Raad zijn voorgesteld.

ANWB paddestoel
Adviestype: 
sitecontent: 

Streefbeelden en een programmatische aanpak

De Raad heeft op basis van de hoofddoelstelling en het ontwikkelingsperspectief uit de pkb Derde Nota Waddenzee, evenals op basis van andere relevante beleidsrapporten (o.a. het Beheer- en Ontwikkelingsplan) en op basis van eerdere adviezen van de Raad, streefbeelden opgesteld voor het gebied. In de streefbeelden wordt aangegeven hoe het Waddengebied er over 20 jaar uit moet zien. Tevens is de huidige situatie beschreven. Tenslotte is er een programmatische aanpak voorgesteld, waarin de inspanningen omschreven staan die nodig zijn om vanuit de huidige situatie de streefbeelden (over 20 jaar) te realiseren. De volgende programma's zijn daarbij geformuleerd: natuurlijk Waddengebied, identiteit Waddengebied, leefbaar Waddengebied, veilig Waddengebied en duurzame energie. Met het formuleren van deze programma's wordt op een logische en integrale wijze verband gelegd tussen de hoofddoelstelling van het Waddenzeebeleid en de doelen van het Waddenfonds.
De streefbeelden kunnen bereikt worden met zowel Waddenfondsgeld als met regulier beleid en maatregelen. Er is gekozen voor een samenhangend pakket van maatregelen, zodat maximaal kan worden ingezet op elkaar onderling versterkende maatregelen. Op die manier kan in de komende 20 jaar een substantiële bijdrage geleverd worden aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Waddenzeebeleid: 'de bescherming van de natuur en het behoud van het unieke open landschap'.

KADER- Programma's

Natuurlijk Waddengebied

Het programma 'natuurlijk Waddengebied' zet in op een duurzame natuurontwikkeling op het schaalniveau van de hele Waddenzee, gericht op de belangrijkste ecologische eenheden en processen in het watersysteem, het landsysteem en op de overgang tussen beide systemen.

Identiteit Waddengebied

Het programma 'identiteit Waddengebied' zet in op de versterking van de landschappelijke kwaliteiten van het Waddengebied en van cultuurhistorisch waardevolle objecten, structuren, ambachten en gewoonten.

Leefbaar Waddengebied

Met het programma 'leefbaar Waddengebied'  wordt een versterking van de leefbaarheid beoogd door het stimuleren van duurzame economische ontwikkelingen en het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. Het programma is uitgewerkt voor de economische sectoren die het meest kenmerkend zijn voor het Waddengebied, dan wel de grootste betekenis hebben voor de werkgelegenheid.

Veilig Waddengebied

Het programma 'veilig Waddengebied' is gericht op het terugdringen van externe bedreigingen. Het programma is beperkt van omvang omdat veel van de mogelijke ontwikkelingen al in een regulier programma worden opgepakt, of omdat noodzakelijk maatregelen de reikwijdte van het Waddenfonds ver overstijgen, of omdat de problematiek alleen op mondiale schaal effectief kan worden aangepakt.

Duurzame energie

Het programma 'duurzame energie' zet in op de ontwikkeling van het vasteland van Noord-Nederland tot een proeftuin voor duurzame energie-ontwikkelingen, specifiek gericht op kennisontwikkeling en innovatie. Voor de eilanden richt het programma zich op de transitie naar zelfvoorzienendheid.

Voor kennis, de vierde doelstelling van het Waddenfonds, is geen afzonderlijk programma voorgesteld, aangezien de behoefte aan kennis pas wordt bepaald als duidelijk is welk toekomstbeeld wordt nagestreefd. Financiering van onderzoek uit het Waddenfonds is aan de orde als dergelijke onderzoeken kunnen worden gekoppeld aan voorgenomen (subsidiabele) maatregelen.

Prioritering van projecten

In de programma-aanpak hebben projecten die bijdragen aan de hoofddoelstelling voor het gebied evenals projecten die bijdragen aan meerdere doelstellingen uit de Wet op het Waddenfonds en de hoofddoelstelling, een hoge prioriteit. Projecten die enkel bijdragen aan de doelstelling gericht op een duurzame economische ontwikkeling van het gebied hebben een lage prioriteit. Met deze prioritering wordt voorkomen dat het Waddenfonds het karakter krijgt van een generiek regionaal stimuleringsfonds.

Een nieuw Wadden Sea Plan

In 1997 hebben Nederland, Duitsland en Denemarken in het Trilaterale Wadden Sea Plan (WSP) afspraken gemaakt over het gezamenlijke beheer van de Waddenzee. Dit plan is nu bijna twaalf jaar oud en moet worden herzien. Minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft de Raad voor de Wadden daarom gevraagd welke rol het plan in het geheel van plannen moet innemen. De Raad voor de Wadden adviseert dat het nieuwe WSP een strategisch plan moet worden met een duidelijke overkoepelende visie op het Waddenzeebeleid.

Geen meerwaarde gezamenlijk Natura 2000-beheerplan

De Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen en de Kaderrichtlijn Water (KRW) hebben al gezorgd voor meer overeenstemming tussen de Waddenzeelanden. Daarom stelt de Raad dat het slechts een kleine meerwaarde zou opleveren om het WSP als een gezamenlijk Natura 2000-beheerplan vorm te geven. Ook verschillen in wetgeving tussen de drie landen en binnen Duitsland tussen de drie deelstaten zorgen ervoor dat dit op het moment niet haalbaar is.

Adviesrelatie: 
sitecontent: 

De Wadden: een toeristische topregio met toekomst

De Wadden zijn altijd in beweging. Niet alleen de dynamiek van de steeds veranderende natuur zorgt hiervoor. Ook op het terrein van toerisme en recreatie zijn er voortdurend ontwikkelingen. Voor de toekomst is het belangrijk om te weten welke mogelijkheden er zijn om de Wadden nog aantrekkelijker te maken. De Raad voor de Wadden heeft daarom, in opdracht van de Tweede Kamer, een advies voorbereid over de mogelijkheden voor de toeristische en recreatieve bedrijvigheid in en rond de Waddenzee. De voorzitter van de Raad, Margreeth de Boer, heeft het advies vandaag aan de Tweede Kamer aangeboden.

Identiteit als troef

Het imago van het Waddengebied als een bijzonder en uniek gebied zorgt ervoor dat toeristen er graag komen, vooral op de eilanden. Ze vinden er rust, ruimte, natuur en landschap. Kenmerken die de identiteit van het gebied in hoge mate bepalen en waarmee op een verantwoorde wijze moet worden omgegaan. De toeristische waarde van het kleilandschap (de kuststrook) is door toeristen echter nog niet of nauwelijks ontdekt; zo op het eerste gezicht lijkt het een minder aantrekkelijk en onherbergzaam gebied, kaal en winderig.

Adviesrelatie: 
sitecontent: 

Op weg naar een klimaatbestendige Waddenzee

De Raad voor de Wadden geeft in een briefadvies aan Staatssecretaris Huizinga van Verkeer en Waterstaat een aanzet tot verdere uitwerking voor het Waddengebied van de adviezen van de Tweede Deltacommissie, over de klimaatbestendige inrichting van Nederland.

Energieclusters Noordoost-Groningen

De Raad voor de Wadden vindt dat de rol van Noordoost-Groningen onvoldoende belicht wordt in het advies van de Tweede Deltacommissie. Noordoost Groningen speelt een cruciale rol in de gas- en elektriciteitsvoorziening voor een groot deel van Nederland. De Raad vindt dat de economische betekenis van dit deel van het Waddengebied zowel in de huidige als in de door Veerman voorgestelde veiligheidsnormen onvoldoende tot uitdrukking komt.

Adviesrelatie: 
sitecontent: 

Jaarverslag 2008 Raad voor de Wadden

Jaar: 
2009

Jaarverslag 2009 en werkprogramma 2009.

Het jaar 2008 bracht een bestuurlijke verandering voor de Raad voor de Wadden teweeg.

Het waren roerige tijden voor de adviesraden. Na een intensieve discussie lijkt de samenvoeging van de Raad voor het Landelijk Gebied, de VROMraad en de Raad voor Verkeer en Waterstaat een feit. De Raad voor de Wadden blijft tot onze vreugde een zelfstandig adviesorgaan. Daarmee onderstrepen Kabinet en Kamer het belang van een adviesorgaan dat zich geheel en al op het Waddengebied richt.

Omslagfoto: 
Omslagfoto jaarverslag Raad voor de Wadden 2008
nee
sitecontent: 

Briefadvies Wadden en Klimaat

Omslagfoto: 
Omslagfoto Briefadvies Wadden en Klimaat
Adviesnummer: 
2009/01
Te bestellen: 
nee

In 2008 is het rapport van de Tweede Deltacommissie verschenen over de bescherming van Nederland tegen de gevolgen van klimaatverandering. Naar aanleiding hiervan heeft de Raad voor de Wadden een briefadvies uitgebracht aan de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, met daarin een aanzet tot verdere uitwerking van het rapport voor het Waddengebied. Geadviseerd wordt het advies mee te nemen bij de implementatie van het 'Deltarapport' in het Nationaal Waterplan.

Tot 2050 lijkt het voortbestaan van het huidige karakter van de Waddenzee gewaarborgd. Om voor de langere termijn een goed afwogen keuze te kunnen maken ten aanzien van het laten meegroeien van de Waddenzee met de zeespiegelstijging, adviseert de Raad nu reeds te starten met grootschalig onderzoek en lange-termijn monitoring ten aanzien van sedimenttransport en zandsuppleties.

Adviestype: 
sitecontent: 

Vastelandskust

De Raad adviseert om voor Noord-Nederland de mogelijkheden en kansen van realisatie van brede, onbezwijkbare dijken te onderzoeken. De lokale uitgangssituatie, met betrekking tot bijvoorbeeld bedrijvigheid, cultuurhistorische objecten, bevolkingsdichtheid of de buitendijkse morfologie, zou bepalend moeten zijn voor de keuze om de ruimte hiervoor landwaarts dan wel zeewaarts te zoeken. Ook secundaire keringen of slaperdijken kunnen een bijdrage leveren aan het voldoen aan de veiligheidsnormen.

Over de daadwerkelijke bijdrage die kwelders kunnen leveren aan het beschermingsniveau van het achterland is nog onduidelijkheid, doordat er nog onzekerheden bestaan over de bijdrage bij hoge waterstanden en het permanente karakter van de bijdrage. Tevens zal een uitbreiding van het kwelderareaal leiden tot een achteruitgang van het areaal hoge wadplaten en diens natuurwaarden. De Raad meent daarom dat onderzocht moet worden of actieve verkweldering daadwerkelijk als betekenisvolle en permanente kustverdedigende maatregel kan worden beschouwd.

Noordoost-Groningen speelt een belangrijke rol in de gas- en energievoorziening van een groot deel van Nederland. De economische betekenis van het gebied komt in de huidige veiligheidsnormen onvoldoende tot uitdrukking en is volgens de Raad tevens in het advies van de Tweede Deltacommissie onderbelicht gebleven. Voor de nieuwe normbepaling wijst de Raad nadrukkelijk op het belang van een juiste inschatting van de directe en indirecte (gevolg)schade voor dit specifieke gebied.

Eilanden en Waddenzee

Zandsuppleties zijn momenteel gericht op het vasthouden van de basiskustlijn. In combinatie met het toelaten van natuurlijke processen en dynamiek op de eilanden kunnen suppleties ook kansen bieden voor het meegroeien van de wadbodem en de (buitendijkse delen van de) eilanden met de zeespiegelstijging en voor de ecologische verbetering van duinen en kwelders. Om deze kansen ten volle te kunnen benutten adviseert de Raad om grootschalige pilots te starten om de benodigde kennis te vergaren om tot optimale suppletiehoeveelheden en -locaties te komen. De eventuele (ongewenste) ecologische effecten van de intensivering van suppleties verdienen nader onderzoek. Daarnaast dient onderzocht te worden welke rol biobouwers via het invangen van sediment kunnen spelen en hoe ze reageren op klimaatverandering.

IJsselmeer

De Raad mist een gedegen onderbouwing van de door de Deltacommissie voorgestelde grootschalige zoetwatervoorziening in het IJsselmeer. Een deel van de toekomstige zoetwaterbehoefte zou gedekt kunnen worden vanuit de regionale watersystemen. Daarnaast kunnen verwachte industriële, technologische en sociaal-economische ontwikkelingen leiden tot een kleinere zoetwatervraag in de toekomst. Geadviseerd wordt om de tijd tot 2015 te gebruiken om op zoek te gaan naar een optimale inrichting van de Afsluitdijk, waarbij zowel de functies en kwaliteiten van het IJsselmeer àls de Waddenzee worden benut en versterkt. Een verbinding tussen de twee internationaal erkende natuurgebieden kan leiden tot versterking van beide.

Advies over het Wadden Sea Plan

Omslagfoto: 
Omslagfoto Advies over het Wadden Sea Plan
Adviesnummer: 
2009/02
Te bestellen: 
nee

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft de Raad voor de Wadden gevraagd advies uit te brengen over de toekomstige rol en positie van het Wadden Sea Plan, het gezamenlijke Trilaterale Beheerplan voor de Waddenzee.

De Raad constateert dat de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water een sterk harmoniserend effect tussen de Waddenzeelanden hebben en hebben gehad. Het heeft daarom slechts een beperkte meerwaarde om het Wadden Sea Plan als het gezamenlijke Natura 2000-beheerplan voor de Waddenzee te positioneren. Dit is bovendien op dit moment niet haalbaar gezien de verschillen in wetgeving tussen de drie Waddenzeelanden, en binnen Duitsland ook tussen de drie deelstaten. Zo is het opstellen van een beheerplan in Duitsland niet verplicht, terwijl dat in Nederland en Denemarken wel het geval is. Een gezamenlijk Natura 2000-beheerplan is op dit moment niet opportuun, maar zou voor de toekomst wel onderzocht moeten worden.

Foto zonsondergang Waddenzeegebied
Adviestype: 
sitecontent: 

Het nieuwe Wadden Sea Plan moet volgens de Raad het karakter hebben van een meer strategisch plan, waarin een overkoepelende visie wordt gegeven op het beleid. In het plan zal in ieder geval de onderlinge afstemming tussen het beleid van de landen op het gebied van Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Water moeten worden geregeld. Daarnaast kunnen en moeten natuurlijk nog andere ("vrije", niet door de richtlijnen gereguleerde) onderwerpen in het Wadden Sea Plan worden geregeld.

In alle gevallen geldt dat het belangrijk is dat er duidelijke afspraken komen over de wijze waarop de uitvoering (zoals termijnen e.d.) plaatsvindt. De afspraken uit het Wadden Sea Plan zijn niet zo hard afrekenbaar als verplichtingen die uit Europese richtlijnen voortvloeien. Ze zijn vooral moreel bindend.

De toekenning van de Werelderfgoedstatus kan momentum geven om meer ambitie in het Wadden Sea Plan te stoppen dan zonder deze status mogelijk zou zijn. Het toekomstige Wadden Sea Plan kan ook de functie van beheerplan voor het Werelderfgoed Waddenzee vervullen. Vanuit de UNESCO wordt een aantal minimale eisen aan dit beheerplan gesteld, waaraan het Wadden Sea Plan eenvoudig kan voldoen.
De Kaderrichtlijn Mariene Strategie vereist coördinatie op Noordzeeniveau, waarbij de Waddenzeelanden gezamenlijk kunnen optrekken. Ook deze coördinatie kan inhoudelijk via het toekomstige Wadden Sea Plan plaatsvinden.
Verder wijst de Raad op het succes van gezamenlijke monitoring en de uitwisseling van kennis en informatie voor de trilaterale samenwerking. Deze moet worden voortgezet en uitgebouwd.

De nieuw in te stellen Wadden Sea Board moet een sturende rol hebben in de trilaterale samenwerking. Hij dient een belangrijke taak te hebben in de voorbereiding van de Trilaterale Ministersconferentie en in de naleving van de gemaakte afspraken.

De Wadden Sea Board en het Wadden Sea Plan moeten over enkele jaren worden geëvalueerd. Daarbij moet gekeken worden naar de rol en functie van het Wadden Sea Plan, naar de rol, de functie en de samenstelling van de Wadden Sea Board en naar de onderlinge relatie tussen Board en Plan.

Het belang van het Wetenschappelijk symposium (dat regelmatig wordt georganiseerd) voor de trilaterale samenwerking wordt benadrukt. Het is belangrijk dat de conclusies van het Wetenschappelijk symposium worden vertaald in aanbevelingen richting de beleidsmakers (de Wadden Sea Board en de Regeringsconferentie). De Raad heeft al eerder aanbevolen om hiertoe een gezamenlijke commissie van onafhankelijke wetenschappers en overheidsvertegenwoordigers in te stellen. Deze aanbeveling wordt in het advies herhaald.

De aanbevelingen van de Raad voor dit moment stroken goed met de voorlopige opvattingen die leven bij de Duitse en Deense collega-adviesraden. De Raad meent echter wel dat in de toekomst een meer verplichtende vorm van samenwerking moet worden overwogen.

Het Waddengebied als proeftuin voor biomassa

Het waddengebied heeft een goede uitgangspositie voor verdere ontwikkeling van biomassatoepassingen. Dit stelt de Raad voor de Wadden in zijn advies aan de Tweede Kamer over de economische kansen en risico's van biomassa-activiteiten in het Waddengebied. De aanwezigheid van een sterk agrarisch cluster, een groot energie- en chemiecluster in de Eemsdelta, nabijgelegen kenniscentra en een duurzaam ondernemersklimaat geven goede mogelijkheden tot aansluiting.

Randvoorwaarden

Om de biomassa-ontwikkelingen op een verantwoorde manier in te passen in het beschermde, karakteristieke Waddenlandschap, moet de bouw van installaties en opslagfaciliteiten aansluiten bij bestaande bebouwing; op het boerenerf, bij bestaande industrieterreinen of in de vier grote Waddenhavens. Voor het realiseren van een optimale combinatie met aanbieders van biomassa en/of afnemers van de eindproducten beveelt de Raad ruimtelijk-economisch onderzoek aan.

Adviesrelatie: 
sitecontent: 

Identiteit als troef: Waddenlandschap vol verrassingen

Advies bestand: 
Omslagfoto: 
Omslagfoto advies Identiteit als troef
Adviesnummer: 
2008/05
Te bestellen: 
nee

De Tweede Kamer heeft de Raad gevraagd om op basis van een zo volledig mogelijk overzicht van de toeristische en recreatieve bedrijvigheid in en rond de Waddenzee aan te geven waar voor deze sector ontwikkelingsmogelijkheden liggen, en wat de economische effecten daarvan zijn. De ontwikkelingsmogelijkheden kunnen bestaan uit een groei of afname van de omvang en economische betekenis van de recreatiesector en uit een verdere verduurzaming ervan. Vanwege de relatie hiervan met de doelen van het Waddenfonds, is besloten het advies ook ongevraagd aan de minister van VROM uit te brengen.

Uitgangspunt voor het advies is de realisatie van de beleidsdoelen voor de Waddenzee en het Waddengebied, zoals die zijn vastgelegd in de pkb Derde Nota Waddenzee.

Foto grassen
Adviestype: 
sitecontent: 

Het onderzoek naar de huidige betekenis en de ontwikkelingsmogelijkheden van de recreatiesector in het Waddengebied, dat de Raad in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen heeft uitgevoerd, vormt de basis voor het advies. In dat onderzoek zijn de beschikbare economische data verzameld en geanalyseerd en zijn, mede aan de hand van interviews en enquêtes onder de ondernemers, de kansen en knelpunten in beeld gebracht zoals de recreatiesector die zelf ziet of ervaart.

De vastgestelde beleidsdoelen voor het gebied zijn in het advies vertaald in een streefbeeld voor recreatie en toerisme voor 2025. Op deze manier is - op hoofdlijnen - inzichtelijk gemaakt hoe de door de sector gewenste ontwikkelingen zich verhouden tot de door de overheid gewenste ontwikkelingsrichting (beleidsdoelen). 

Economisch onderzoek

Uit het onderzoek blijkt dat de traditionele bezoeker van de Waddeneilanden en de Waddenzee kwaliteiten als rust, ruimte, natuur en landschap het meest waardeert. In het toeristisch veel minder ver ontwikkelde kustgebied van het vasteland spelen naast het landschap en de ruimte, cultuurhistorische bezoekersmotieven een belangrijke rol. Het Waddengebied kent een grote groep trouwe bezoekers die vaker dan één keer de streek bezoeken, wat overigens onverlet laat dat de toerist van vandaag andere wensen en eisen heeft dan die van enige tijd geleden.
Het onderzoek laat verder zien dat het Waddengebied wat betreft de recente banengroei het tempo van de nationale economie niet heeft kunnen bijhouden. De eilanden hebben het met 11,8% groei (ten opzichte van 19,4% landelijk) relatief nog goed gedaan in verhouding tot de vastelandskust met 4,5%.

Eilanden

De Waddeneilanden zijn een populaire vakantiebestemming. Meer dan de helft van alle Nederlanders heeft tenminste een keer een eiland bezocht, vaak tijdens een gezinsvakantie. Nog steeds komen de meeste bezoekers voor een lange vakantie. Toch neemt daar de gemiddelde vakantielengte af door een groeiend aantal korte vakanties buiten het (bijna) volledig bezette hoogseizoen.

Recreatie en toerisme is de belangrijkste economische sector op de eilanden. Met percentages van ruim 22% tot bijna 50% van de mensen werkzaam in de horeca stijgen de eilanden ver boven de kustgemeenten uit. Het aandeel van de werkgelegenheid in de vrijetijdssector ligt met percentages tussen de 30% en 60% nog hoger. Van de eilanden heeft Schiermonnikoog het hoogste aandeel horeca en vrijetijdswerkgelegenheid; Texel het laagste aandeel. Schiermonnikoog heeft naast de recreatiesector geen andere economische activiteiten van enige omvang. Er is op de eilanden een rijk aanbod aan voorzieningen, activiteiten, natuurgebieden en cultureel aantrekkelijke locaties. In het hoogseizoen is sprake van een hoge benutting van de beddencapaciteit.

Vastelandskustgebied

De economische betekenis van recreatie en toerisme in de kuststrook op het vasteland is ten opzichte van de eilanden bescheiden. De werkgelegenheid in de vrijetijdssector ligt duidelijk lager dan op de eilanden, zowel absoluut als procentueel gezien. Wel maakt de recreatiesector in het vastelandskustgebied een bovengemiddelde groei door ten opzichte van andere sectoren. Aan de kust zijn de gemeenten met het hoogste horeca-aandeel, Wieringen in Noord-Holland, Wûnseradiel in Fryslân en De Marne en Reiderland in Groningen.

Waddenzee

Op de Waddenzee is het jaarlijkse aantal recreatieve vaarbewegingen de afgelopen 25 jaar verdubbeld tot 126.000 sluispassages. Het merendeel komt voor rekening van zeilschepen. Er treedt daarbij een verschuiving op naar meer luxe, grotere jachten, die voornamelijk door de grote vaargeulen in de westelijke Waddenzee van haven tot haven varen. Een andere categorie wordt gevormd door wadvaarders met platbodems en andere minder diep stekende boten en kanovaarders, die zich meer in de rustige, maar kwetsbare oost-west gerichte geulen begeven. Ze varen daarbij regelmatig buiten de boeien en laten zich bij laagwater droogvallen. Een derde categorie omvat de bijna 400 schepen van de chartervloot (de 'bruine vloot'), die met groepen recreanten vaartochten maken en eveneens regelmatig droogvallen.

Een andere, naar omvang stabiele en karakteristieke vorm van recreatief gebruik is het wadlopen, dat voornamelijk in de oostelijke Waddenzee plaatsvindt.

Resultaat interviews en enquêtes recreatieondernemers

Een opmerkelijk resultaat uit de enquête is de duidelijke keuze van de recreatieondernemers voor behoud en versterking van de identiteit van het Waddengebied. Binnen deze keuze gaat de voorkeur (op de eilanden) uit naar verdere groei van het aantal bezoekers, met als doel zo een 'Waddenvakantie' voor iedereen bereikbaar te houden.

De belangrijkste algemene trends die kansen bieden voor de recreatie en toerisme in het Waddengebied zijn de vergrijzing en doorgaande stijging van de welvaart, de toenemende vraag naar korte, goed georganiseerde vakanties en de groeiende vraag naar duurzaam (eco)toerisme.

Met het oog op de trends en de gewenste beleidsontwikkelingen is het noodzakelijk een aantal strategische keuzen te maken. De vragen waarvoor dit aan de orde is zijn per gebied in de vorm van dilemma's voor de toekomst weergegeven.

Eilanden

Dilemma 1: kan de autonome trend naar minder maar meer welgestelde mensen worden gecombineerd of verenigd met de wens naar blijvende of zelfs groeiende toegankelijkheid voor veel mensen? 

De recreatieondernemers streven naar een zo groot mogelijke doelgroep, maar maken daarnaast ook de economische afweging om in te spelen op de vraag naar meer luxe (i.c.m. meer ruimte vragende) accommodaties. In combinatie met een ongeveer gelijkblijvende beschikbare oppervlakte resulteert dit in hogere prijzen per overnachting.

Dilemma 2: kan de groei van het aantal bezoekers worden gecombineerd met het behoud van het eilandgevoel?

Als de toename van het aantal bezoekers vooral moet worden gevonden in een groei van het dagtoerisme en de daarvoor noodzakelijke verbetering van de bereikbaarheid van de eilanden, kan dit ten koste gaan van het 'eilandgevoel'. In hoeverre het eilandgevoel voor eilandbezoekers een bepalend identiteitskenmerk is, is niet geheel duidelijk; uit de beschikbare gegevens blijkt dat een deel van de bezoekers zich (mede) door dit gevoel tot de eilanden voelt aangetrokken, terwijl een ander deel de beperkte bereikbaarheid als een negatief kenmerk waardeert.

Dilemma 3:  kan de groei van het aantal bezoekers door een betere bereikbaarheid op een duurzame wijze worden vormgegeven?

Intensivering van de verbindingen tussen de eilanden en het vastelandskustgebied leidt in beginsel tot een grotere belasting van het milieu. De opgave is om na te gaan op welke wijze deze toename kan worden beperkt of kan worden gecompenseerd door het realiseren van aanvullende maatregelen of voorzieningen (bijv. via gebruik van biobrandstoffen).

Vastelandskust

Dilemma 1: betekent veel ruimte ook ruimte voor recreatie en toerisme?

In het vastelandskustgebied speelt recreatie en toerisme als economische activiteit een bescheiden rol, ook gezien de recreatieve potentie van het gebied. Dat kan te maken hebben met de relatief grote fysieke afstand tussen de verschillende toeristisch interessante elementen en/of met de ontsluiting (vindbaarheid) ervan. De aantrekkelijkheid van het vastelandskustgebied ligt onder andere in de weidsheid, de karakteristieken van het landschap, waarin de ontstaansgeschiedenis nog is af te lezen, en in de (cultuur)historische waarde van het gebruik en de bewoning van het gebied. De opgave is om in het vastelandskustgebied ontwikkelingen tot stand te brengen die, met behoud van de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van het gebied, toeristisch-recreatieve voorzieningen toevoegen.

Dilemma 2: hoe kan de recreatiesector groeien zonder 'sterk merk'?

Met uitzondering van het uiteraard overal aanwezige landschap is de infrastructuur van bezienswaardigheden ijl en vooral gericht op kleinschalig toerisme. Verblijfsrecreatieve voorzieningen zijn dun gezaaid en over het algemeen eveneens kleinschalig. Nieuwe ontwikkelingen zoals Esonstad laten zien dat er wel mogelijkheden zijn voor (meer grootschalige) recreatieve ontwikkelingen, en de zeehondencrêche van Pieterburen bewijst al jaren dat er ook voor grootschalige dagattracties bestaansrecht kan zijn. In het economisch onderzoek wordt gebrek aan samenwerking als (een van) de reden(en) genoemd voor de achterblijvende ontwikkeling. Het kan echter ook een kip-en-ei vraagstuk zijn: initiatieven komen niet van de grond omdat er teveel onzekerheden zijn over het aantal toeristen dat wordt aangetrokken en omgekeerd blijven toeristen weg omdat het toeristisch-recreatieve aanbod tekortschiet en omdat het gebied een imago heeft van wind en kaalheid.

Waddenzee

Dilemma 1: hoe kan iedereen genieten van de kwaliteiten van de Waddenzee?

Op de Waddenzee zijn de verschillende vormen van recreatie over het algemeen wettelijk of in de vorm van convenanten gereguleerd. Dit geldt in ieder geval voor activiteiten als wadlopen, droogvallen van schepen en de chartervaart. Met de inwerkingtreding van de pkb Derde Nota Waddenzee is de ligplaatsennorm voor jachthavens vervallen. De betrokken overheden hebben een Convenant Vaarrecreatie gesloten, gericht op integraal kwaliteitsgericht beleid. Het gaat vooral om het verbeteren van de monitoring, het verbeteren van de voorlichting, het geven van trainingen en het ontwikkelen van reserverings- en informatiesystemen en meldpunten voor verstoringen.

Dilemma 2: veiligheid en voldoende capaciteit in jachthavens

De watersportrecreatie is onderverdeeld in een aantal groepen, ieder met eigen wensen en eisen t.a.v. toeristisch-recreatieve voorzieningen en dus ook met een verschillende mate van afhankelijkheid van recreatieondernemers. De groep die het minst afhankelijk is van voorzieningen is de groep die individueel vaart met een platbodem of vlakgaand schip en gedurende laagwater droogvalt op het Wad. Recreanten met een scherp kieljacht zijn doorgaans iets minder onafhankelijk, en hebben de voorkeur voor het overnachten in een jachthaven. In de chartervaart tenslotte, spelen recreatieondernemers een belangrijke rol als aanbieder van charters. Zowel binnen als tussen deze groepen Waddenzeerecreanten kunnen de eisen en wensen op het gebied van kwaliteit en voorzieningen sterk verschillen.

De uitdaging in het convenant is het vinden van een balans tussen het aanbod en de vraag naar ligplaatsen binnen economisch en ecologisch verantwoorde grenzen.

Identiteit van het Waddengebied

Het Waddengebied is een fysische regio die zich langs de zuidoostkusten van de Noordzee uitstrekt, langs de randen van het Noordwest-Europese vasteland. Rond de gelijknamige ondiepe kustzee is een Waddenlandschap ontstaan dat zich vanwege de specifieke associatie van vormen van zowel fysische als sociaal-culturele aard onderscheidt van zijn omgeving.

De Waddenzee heeft het aangrenzende kleiland gevormd. Tot ongeveer 1500 is er sprake geweest van een op en neer gaan van land en zee. Daarbij was in de tijd vóór de bedijkingen en in cultuurneming van de binnenlandse veenzoom (tot pakweg 800) sprake van landwinst. Die winst was mogelijk omdat de venen tot die tijd zo goed als onaangetast bleven en het zeewater tevens nog zijn vrije loop had over de onbedijkte kwelders. Daarentegen was tussen 800 en 1500 per saldo sprake van landverlies en grote wateroverlast. In deze periode begonnen de bewoners van het Waddengebied te bedijken en te sleutelen aan de afwatering. Met de dijken werd het Wad letterlijk en figuurlijk buiten gesloten. In Groningen, maar vooral in Friesland en Oost-Friesland werd de band tussen land en zee steeds zwakker. Meer en meer werd de zee als een last en bedreiging gezien.
In de kustplaatsen waar de zeevaart en de visserij van belang bleven, zoals de Friese Zuiderzeestadjes, Harlingen, Wierum, Zoutkamp, Delfzijl, Emden, Tönning, enz. bleef wel een sterke oriëntatie op de zee bestaan. De leefwereld van de eilanders wordt sowieso al eeuwen gekenmerkt door een spanningsveld tussen de dynamiek van buiten (grote handelsvaart, walvisvaart, haringvisserij) en die van binnen (landbouw, strandrijderij, kustvisserij).

In de Nieuwe, Vroegmoderne Tijd (1500-1850), toen het de bewoners van het Waddengebied voor de wind ging, werd zijn schoonheid afgemeten aan de uitnemende geschiktheid voor het menselijk gebruik. Al in de tweede helft van de achttiende eeuw sloeg dat beeld om, met name wat de eigenlijke Waddenzee betrof, om pas van het midden van de negentiende eeuw opnieuw en met name op de eilanden door een verpozende elite te worden herontdekt.

Het kleiland (de bedijkte kwelders) met zijn terpen, dijken en zijlen, kwelder- en oeverwallen, boerderijen, middeleeuwse stinswieren en dorpskerken, kreken, kanalen en eendenkooien raakte na 1850 niet alleen economisch, maar ook sociaal en cultureel uit beeld.

Het is duidelijk dat het kleiland, de bedijkte kwelders, zowel landschapsgenetisch als cultuurhistorisch een integraal onderdeel is van het Waddengebied en een voorbeeld van een minstens twee millennia oude interactie tussen de mens en zijn fysieke omgeving. Eeuwenlang was het kwelderland het ?strijdtoneel? tussen mens en natuur. Dat het desondanks veelal niet als samenhangend geheel werd en wordt herkend houdt zonder meer verband met zijn decentrale, insulaire karakter.

Veranderende opvattingen over natuur en milieu maakten het in de jaren zeventig mogelijk om de Waddenzee en zijn natuurlijke belendingen een bijzondere status te geven als natuurgebied. Cultuurhistorisch gezien zou dit vergelijkenderwijs eveneens voor het Waddengebied, met inbegrip van het kleiland moeten gelden. Dit laatste gebied maakt uiteindelijk zowel in landschappelijk als cultureel opzicht deel uit van de Waddenregio, een samenhangend gebied bestaande uit zee, eilanden en de kleigebieden.

Maatregelen realisatie van het streefbeeld 2025

De Raad heeft ervoor gekozen om zijn adviezen vooral toe te spitsen op de maatregelen die kunnen bijdragen aan het realiseren van een aantrekkelijk toekomstperspectief. Deze maatregelen betreffen:

a. mogelijke uitruil gebieden

Een van de mogelijkheden om zowel de omvang van verblijfsrecreatieve voorzieningen uit te breiden, als ook de natuurwaarden op de eilanden te vergroten, is het verkennen van de mogelijkheden voor uitruil van gebieden. Het gaat hierbij dan om gebieden met potentieel hoge natuurwaarden, zoals het binnenduinrandgebied, tegen Natura 2000-gebieden met meer algemene natuurwaarden, of gebieden die in beginsel een grotere draagkracht hebben ten aanzien van recreatief medegebruik. De mogelijkheden hiervan moeten worden bezien, als daarvoor voldoende draagvlak bestaat bij natuurbeschermingsorganisaties, plaatselijke bevolking en recreatieondernemers.

b. bescherming natuurwaarden tegen eventuele effecten seizoensverlenging

Eventuele nadelige effecten van seizoensverlenging op natuurwaarden dienen voorkomen te worden door te zorgen voor een goede bescherming van de betreffende natuurwaarden (bijv. via zonering, inrichtingsmaatregelen). Door dit te combineren met een goede monitoring kan de draagkracht van verschillende gebieden beter in beeld worden gebracht.

c. ontwikkeling culturele evenementen en arrangementen

De ontwikkeling van culturele evenementen en arrangementen levert zowel een bijdrage aan de specifieke kwaliteiten van het Waddengebied, als ook een economische impuls, met name wanneer het activiteiten betreft die buiten het hoogseizoen worden georganiseerd. De Raad adviseert beleidsmatig ruimte te bieden aan de ontwikkeling van regelmatig terugkerende (culturele) activiteiten die de identiteit van het Waddengebied versterken. Voorwaarde is wel dat deze activiteiten van meet af aan zorgvuldig worden ingepast binnen de randvoorwaarden op het gebied van natuur en landschap.

d. versterking samenwerking eilanden en vastelandskustgebied

De oplossing voor het ruimtetekort voor de verdere groei van verblijfsrecreatie op de eilanden en de ruimte voor de groei van het dagtoerisme kan worden gevonden in het vastelandskustgebied. Daar zijn nog volop mogelijkheden voor een verantwoorde ontwikkeling van de recreatiesector. Omgekeerd lijkt dit meteen ook een oplossing te bieden voor het belangrijkste obstakel voor verdere ontwikkeling van recreatie en toerisme in het vastelandskustgebied (te weinig bezoekers in combinatie met een tekort aan initiatieven op het gebied van ontwikkeling van accommodaties en attracties). Om zo'n ontwikkeling van de grond te krijgen zal de samenwerking tussen de eilanden en het vastelandskustgebied aanzienlijk moeten worden geïntensiveerd. Naar verwachting heeft dit alleen kans van slagen als ook de openbaar vervoerverbindingen tussen de eilanden en de kust sterk worden geïntensiveerd. De overheid kan zo het gebruik van openbaar vervoer in het gebied stimuleren en tevens een bijdrage leveren aan het imago van het Waddengebied als milieuvriendelijke omgeving.

e. ontwikkeling sterke merken vastelandskustgebied

In het vastelandskustgebied zijn mogelijkheden voor de ontwikkeling van sterke merken. Op diffuse wijze bestaan deze al in de vorm van de rijke cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het vastelandskustgebied. De Raad adviseert andere trekpleisters te ontwikkelen die veel bezoekers trekken en die de bestaande kwaliteiten beter zichtbaar maken. Van belang daarbij is dat de aard en thematiek van de trekpleisters passen bij de identiteit van het Waddengebied. Recreatief aantrekkelijke thema?s zijn bijvoorbeeld de Afsluitdijk, energie, klimaatverandering (in combinatie met de uitwerking van het rapport van de Deltacommissie), de transitie van de visserij, mobiliteit en uiteraard natuur. Door deze thema?s verspreid over het Waddengebied een prominente plaats te geven kunnen ze een grote aantrekkende werking hebben voor recreatie en toerisme. Verder bieden ook plaatsen als Appingedam, Dokkum en Harlingen en de oude universiteitsstad Franeker, die de vroegere rijkdom en cultuurhistorische betekenis van het Waddengebied weerspiegelen, kansen.

Werelderfgoedstatus benutten

Naar verwachting zal de status van Werelderfgoed van het natuurgebied Waddenzee eveneens een aantrekkende werking hebben op recreatie en toerisme. Deze status biedt echter ook voor het aangrenzende kustgebied kansen, als de regio er in slaagt om een verband te leggen tussen de waarde van het natuurgebied Waddenzee en de Werelderfgoedwaardige cultuurhistorische en culturele waarden van het gehele Waddengebied. Door de logische verbanden tussen Waddenzee en Waddengebied zichtbaar te maken en te benadrukken kan het hele kustgebied meeliften op de bekendheid en de uitstraling die de status van Werelderfgoed met zich meebrengt.

Daarnaast geldt dat de Werelderfgoedstatus ook goed te gebruiken is bij de promotie in het buitenland van het Trilaterale Waddengebied. Daarbij is van belang dat de campagne niet alleen het Duitse of bijvoorbeeld het Nederlandse Waddengebied promoot, maar het gehele Trilaterale Waddengebied. Om de Werelderfgoedstatus daadwerkelijk een bijdrage te kunnen laten leveren aan de verdere ontwikkeling van de recreatiesector in het Waddengebied, zal ook de toeristische infrastructuur, waaronder bezoekerscentra, die hiervoor nodig is moeten worden gerealiseerd.

Effecten op natuurwaarden

Nieuwe recreatieve activiteiten betekenen meestal een aanvulling op bestaande activiteiten en kunnen de druk op een gebied opvoeren. Het kan ook om activiteiten gaan, die recreanten in gebieden brengen die daarvoor nog onverstoord waren. Over de effecten van recreatie en toerisme op natuurwaarden, en met name als het gaat om dosis-effect-
relaties, is de kennis beperkt. In het advies zijn de belangrijkste conclusies overgenomen die door het RIKZ in een overzichtsonderzoek op dit onderwerp zijn gepubliceerd.

Ontwikkelingen zoals geschetst in het streefbeeld zijn naar verwachting niet a priori in strijd met de waarde van natuur en landschap en de flora en fauna zolang de nodige behoedzaamheid wordt betracht bij de verdere ontwikkeling van de recreatiesector. Bij de uitvoering van de nagestreefde ontwikkelingen moet zeer bewust en expliciet invulling worden gegeven aan de aanbevelingen op het gebied van inrichting, beheer en toezicht en aan het opzetten en uitvoeren van gerichte monitoring en langetermijnonderzoek, om daarmee ten aanzien van nieuwe ontwikkeling een bestuurlijke "vinger aan de pols te houden".

Het Waddengebied als proeftuin voor biomassa

Advies bestand: 
Omslagfoto: 
Omslagfoto advies Biomassa
Adviesnummer: 
2008/04
Te bestellen: 
nee

Adviesaanvraag

De Tweede Kamer heeft de Raad voor de Wadden advies gevraagd over de mogelijkheden van productie, opwerking en gebruik van biobrandstoffen in het Waddengebied. De Raad heeft de adviesvraag verbreed naar de mogelijkheden van biomassa in het Waddengebied, aangezien biomassa ook aangewend kan worden voor energiewinning (warmte en elektriciteit) en als grondstof kan worden ingezet voor de productie van materialen en binnen de chemie. Juist deze  toepassingsmogelijkheden kunnen een belangrijke rol spelen in het Waddengebied.

Foto Boerderij met akkerland
Adviestype: 
sitecontent: 

Specifieke sterktes Waddengebied

Het Waddengebied heeft enkele specifieke sterktes, zoals een sterk agrarisch cluster, een energie- en chemiecluster in de Eemsdelta, nabijgelegen kennisclusters en een duurzaam ondernemersklimaat. De Raad stelt dat de mogelijkheden tot aansluiting bij deze gebieds-specifieke sterktes het Waddengebied een goede uitgangspositie geven om met biomassa-toepassingen een duurzame bijdrage te leveren aan de economische versterking van de regio.

Randvoorwaarden voor biomassa

Duurzame biomassa-ontwikkelingen moeten wel op een verantwoorde manier gerealiseerd worden. De Raad is van mening dat de identiteit c.q. het karakter van het gebied een belangrijk uitgangspunt moet zijn bij toekomstige ruimtelijke en economische ontwikkelingen, waarbij de kernkarakteristieken van het Waddengebied niet aangetast en bij voorkeur ondersteund moeten worden. Om dit te bereiken adviseert de Raad om de benodigde biomassa-installaties en bebouwing aan te laten sluiten bij de bestaande bebouwing.

In het buitengebied moet aansluiting gezocht worden bij boerenerven of industrieterreinen. Voor optimalisatie van de synergetische voordelen door aansluiting bij biomassa-aanbieders én/of benutters van de uiteindelijke producten is ruimtelijkeconomisch onderzoek noodzakelijk.
Grootschalige activiteiten, die afhankelijk zijn van grote hoeveelheden van elders aangevoerde biomassa, moeten geconcentreerd worden in de Waddenhavens, aangezien hier al sprake is van een verregaande inbreuk op het open landschapsbeeld en de havens een faciliterende rol kunnen spelen. De Raad adviseert gemeenten en provincies om deze ruimtelijke voorwaarden voor biomassa-activiteiten in te passen in het ruimtelijke beleid om aantasting van het Waddenlandschap te voorkomen.

De Raad acht het Waddengebied bij uitstek geschikt voor kleinschalige biomassa-teelt, waarbij het als experimentele proeftuin kan dienen, gericht op ontwikkeling van kennis en innovatieve concepten. De agrarische sector met zijn potentiële hoeveelheid (reststroom)biomassa kan hierbij als leverancier fungeren.

Een optimale benutting van kansen

Mestvergisting is momenteel de meest voorkomende productiecombinatie met biomassa in de agrarische sector in het Waddengebied. Deze toepassing levert momenteel echter geen duidelijk financieel- economisch voordeel. De Raad meent dat een herziening van het huidige (subsidie)beleid voor mestvergisting overwogen zou moeten worden in het licht van het toekomstige mogelijke potentieel en kosteneffectiviteit. De mogelijkheden tot meer hoogwaardige toepassingsvarianten van biomassa in de agrarische sector zouden nader onderzocht moeten worden. Een dergelijk onderzoek valt buiten de onderzoeksopdracht. De Raad ziet tevens kansen voor een beter gebruik van de verschillende reststromen uit het landelijk Waddengebied.

Decentrale, kleinschalige biomassa-reststroombenutting kan een bijdrage leveren aan de lokale werkgelegenheid in het Waddengebied.
Grootschalige biomassa-activiteiten moeten in de Eemsdelta geclusterd worden, gezien de aanwezigheid van diepzeehavens en de mogelijkheden tot aansluiting bij het hier aanwezige energie- en chemiecluster. Ruimtelijke concentratie (clustering) van biomassa-ontwikkelingen biedt de beste kansen op groei, innovatie en economische versterking, voorkomt versnippering van kennis en ontwikkeling en vermindert tevens de ruimtedruk op de rest van het Waddengebied.

Door een intensieve samenwerking met de aanwezige kennisclusters kan experimentele kennis snel industrieel en commercieel toegepast worden en wordt de innovatiekracht van het Waddengebied verbeterd. Het Waddengebied kan zich zo ontwikkelen en profileren tot een innovatieregio voor biomassa; een proeftuin voor nieuwe technologieën en concepten. Geslaagde pilots en innovaties kunnen daarna buiten het Waddengebied commercieel opgeschaald en geëxploiteerd worden.

Voor de verdere ontwikkeling en innovatie in de hoogwaardige biomassa-technologieën is hoogopgeleid personeel nodig. Het percentage van de beroepsbevolking dat hoger onderwijs heeft genoten is in Noord-Nederland echter relatief laag. Om het Waddengebied daadwerkelijk te kunnen laten ontwikkelen tot innovatieregio op het gebied van biomassa is inzet op gerichte kennisontwikkeling noodzakelijk. De Raad adviseert de overheid beleid in te zetten om het kennis- en scholingsknelpunt in het Noorden op te lossen.

Waddenfonds

Het Waddenfonds kan beschouwd worden als gebieds-specifieke faciliteit die bijdraagt aan de goede uitgangspositie die het Waddengebied heeft voor een verdere ontwikkeling van biomassa-activiteiten.
Innovaties en doorontwikkeling van biomassa- technologieën kunnen met behulp van het Waddenfonds sneller gerealiseerd worden, waarmee het fonds een positieve bijdrage kan leveren aan de geschetste ontwikkeling van het Waddengebied tot proeftuin voor biomassa.