Raad voor de Wadden

Briefadvies inzake Kaderrichtlijn Water

Advies bestand: 
Omslagfoto: 
Omslagfoto briefadvies Kaderrichtlijn water
Adviesnummer: 
2008/03
Te bestellen: 
nee

Op verzoek van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft de Raad dit advies over de implementatie van de Kaderrichtlijn Water (KRW) in het Waddengebied uitgebracht.

Adviestype: 
sitecontent: 

Trilaterale afstemming

De stroomgebiedsbenadering van de KRW heeft als nadeel dat de samenhang van het Waddenecosysteem over de - in de kustwateren fictieve - stroomgebiedsgrenzen heen, ondergeschikt wordt aan de relaties binnen de respectieve stroomgebieden. De Raad heeft geconstateerd dat er geen Waddenzeebrede afstemming heeft plaatsgevonden bij de KRW-vertaalslag van de doelen voor de Trilaterale Waddenzee, waardoor er verschillen kunnen ontstaan. Op dit moment is nog niet duidelijk wat de gevolgen hiervan zijn. Wel meent de Raad dat bij de vaststelling van ambities en maatregelen daarom alsnog aandacht moet worden geschonken aan en zorg worden gedragen voor een trilaterale afstemming die recht doet aan de samenhangen binnen het Waddenecosysteem. 
De Raad kan zich vinden in de voorgestelde begrenzing en status van de waterlichamen. Ook hier geldt evenwel dat, door het ontbreken van trilaterale afstemming, er extra aandacht moet worden besteed aan het bewaren en versterken van de ecologische samenhang en het streven naar evenwichtige concurrentieverhoudingen in de fase van het vaststellen van doelen en maatregelen.

De Raad heeft waardering voor de manier waarop de Staatssecretaris de open communicatie en publieke participatie via gebiedsgroepen heeft ingericht. Dit heeft positief bijgedragen aan het draagvlak voor de richtlijn.

Praagse methode

Ook voor de als 'natuurlijk' water gekwalificeerde delen van de Waddenzee is de zogenaamde Praagse methode gebruikt, terwijl deze alleen toegestaan is voor 'kunstmatig' en 'sterk veranderd' water. De Raad heeft begrip voor deze keuze, gezien de sterk veranderde ecologische kenmerken van de Waddenzee. In het Stroomgebiedbeheerplan moet dan wel de vastgestelde Goede Ecologische Toestand zorgvuldig worden gemotiveerd.

Eutrofiëring

Waddenzeebreed wordt eutrofiëring als een van de grootste problemen gezien. De omvang van het probleem en de omvang van de te nemen maatregelen zijn echter niet expliciet in beeld gebracht. De Raad adviseert om eerst in kaart te brengen welke milieufactoren naast nutriënten de werkelijk beperkende factor vormen voor het herstel van de primaire productie in de Waddenzee, alvorens over te gaan op maatregelen.

Zoutlozing Eems

In Duitsland loopt een onderzoek naar de mogelijkheden van lozing van zout water in onder meer de Eems. De Raad vraagt aandacht voor het effect van licht verhoogde zoutgehalten op het verhoogde troebelingsmaximum in de Eems en Dollard gezien de nu al bestaande problemen van vertroebeling in dit gebied. Ook moet gekeken worden naar de mogelijkheden van nuttig gebruik van het zeer zoute water voor bijvoorbeeld energiewinning.

Aanpak eilandkwelders

Tenslotte adviseert de Raad een gefaseerd herstel van natuurlijke processen en dynamiek op de eilandkwelders op de oostpunten en een goede monitoring daarvan.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft bij brief van 22 september 2008 haar waardering uitgesproken voor het advies en meent dat het een goed beeld geeft van de gevoelens die er spelen rond de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Zij zal het advies meenemen in de verdere besluitvorming.

Herstel en ontwikkeling zoet-zoutovergangen essentieel voor Waddenzee

Alle functies die zoet-zoutovergangen kunnen vervullen, moeten opnieuw en in voldoende mate een kans krijgen in het Waddengebied. De Raad voor de Wadden adviseert dit aan de minister van LNV in zijn advies 'Zoet-zout, kansen voor herstel van zoet-zoutovergangen in het Waddengebied'. De Raad vindt het voornemen om één extra zoet-zoutovergang per stroomgebied te realiseren geen juist uitgangspunt. In het Waddengebied komt meer dan één type zoet-zoutovergang voor, die allemaal een andere bijdrage leveren aan het functioneren van de waddennatuur. Herstel en verdere ontwikkeling van deze zoet-zoutovergangen is essentieel voor een goed en zo natuurlijk mogelijk functioneren van de Waddenzee.

Zoet-zoutovergang bij het IJsselmeer

Het IJsselmeer biedt volgens de Raad voor de Wadden de beste mogelijkheden voor het herstel van een estuariene overgang. Door de inrichting van een brakwaterzone aansluitend op de Afsluitdijk wordt de verbinding tussen het stroomgebied van de Rijn en de Waddenzee hersteld. Hoewel onbekend is hoeveel een dergelijke inrichting zal gaan kosten, is de Raad optimistisch over de mogelijkheden. Vooral nu juist ook allerlei andere initiatieven in en rond het IJsselmeer volop in de belangstelling staan.

Adviesrelatie: 
sitecontent: 

Zoet - Zoutovergangen

Subtitel: 
kansen voor herstel van zoet-zout overgangen in het Waddengebied
Advies bestand: 
Adviesnummer: 
2008/02
Te bestellen: 
nee

Waarom dit advies?

Het overheidsbeleid is al decennialang gericht op het herstellen van de verbindingen tussen zoete en zoute watersystemen. In het Waddengebied is een aantal projecten uitgevoerd en liggen er voor verschillende locaties plannen en ideeën in een meer of minder vergevorderd stadium van voorbereiding. Het is in het kader van water- en natuurbeleid gewenst dat die discussies worden omgezet in acties. De pkb Derde Nota Waddenzee biedt een handvat om de verschillende plannen niet alleen op hun eigen merites te beoordelen, maar ook tegen de achtergrond van hun betekenis voor het ecologisch functioneren van het Waddengebied als geheel. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft de Raad voor de Wadden gevraagd advies uit te brengen over zoet-zoutovergangen in het Waddengebied.

Adviestype: 
sitecontent: 

Waarde van zoet-zoutovergangen

Voor de compleetheid van het natuurgebied en de versterking van de natuurwaarden is de aanwezigheid van zoet-zoutovergangen in het Waddengebied onmisbaar. Met het herstel van zoet-zoutovergangen wordt de biodiversiteit vergroot en zal het aantal karakteristieke flora- en faunasoorten en levensgemeenschappen toenemen. Het herstel van zoet-zoutovergangen levert een positieve bijdrage aan de doelstellingen van Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Water op alle beschouwde (aangewezen) locaties. Voor de vastelandskwelders en de Waddeneilanden is het behalen van de beleidsdoelen in sterke mate gekoppeld aan het herstel van de natuurlijke processen en dynamiek.

Focus op functies

In het Waddengebied komen verschillende typen zoet-zoutovergangen voor. Zo zijn er grootschalige dynamische typen die in open verbinding met de zee staan (estuaria, lagunes) en kleinschalige landgebonden overgangen waarbij de zoet-zoutgradiënt soms maar een klein onderdeel vormt van een grootschalig, dynamisch systeem (kwelders, eilanden). Elk type overgang vervult bepaalde functies met een eigen waarde voor de Waddenzee, het achterland en de overgang zelf, waarbij niet elk type overgang van nature alle functies vervult. Herstel van alle soorten functies kan daarom alleen worden gerealiseerd door de inrichting van meerdere zoet-zoutovergangen. De Raad adviseert om de 'beslissing van wezenlijk belang' in de pkb Derde Nota Waddenzee, waarin is aangegeven dat "het beleid is gericht op een zo natuurlijk mogelijke ontwikkeling van het ecosysteem", te laten prevaleren boven de 'beslissing van wezenlijk belang' waarin wordt nagestreefd om per stroomgebied aanvullend "één natuurlijke zoet-zoutovergang te realiseren".

Bij de uiteindelijke keuze van potentieel geschikte locaties is het belangrijk na te gaan welke functies op welke locatie een bijdrage kunnen leveren aan het functioneren van het Waddenecosysteem. De Raad adviseert de herstelopgave primair vanuit de functies van zoet-zoutovergangen in te vullen en dus niet uitsluitend te focussen op de natuurlijkheid van de zoet-zoutovergang.

De mogelijkheden voor het herstellen van een zoet-zoutovergang met een hoge mate van natuurlijkheid zijn voor het vasteland zeer beperkt. Als gevolg van de bodemdaling binnendijks, is het herstellen van verbindingen tussen het zoete water binnendijks en het zoute water buitendijks op de meeste locaties alleen nog op kunstmatige wijze realiseerbaar. De locaties waar herstel van overgangen de natuurlijke situatie nog het meest benadert, zijn de buitendijkse gebieden op de Waddeneilanden.

Potenties per locatie

De keuze voor herstelmaatregelen is gebaseerd op ecologische potenties, fysieke beperkingen en haalbaarheid in de maatschappelijke context (incl. besluitvorming) op de beschouwde locaties.

Eems-Dollard:

De Raad adviseert de Minister om bij de Duitse overheden aan te dringen op verbeteringen in de benedenloop van de Eems, in combinatie met gezamenlijk door Nederland en Duitsland uit te voeren verbeteringen in de Dollard, gericht op verbetering en herstel van het ecologisch functioneren van het Eems-Dollard estuarium. Aangezien de mogelijkheden en potenties voor de Westerwoldse Aa beperkt zijn, adviseert de Raad om voor het herstel van de estuariene overgang in het stroomgebied van de Eems vooral in te zetten op het Eems-Dollard estuarium.

Lauwersmeer:

De Raad acht het herstel van een estuariene zoet-zoutovergang met een permanente brakwaterzone in het Lauwersmeer niet realiseerbaar. De haalbare scenario?s leiden hooguit tot beperkt functionerende zoet-zoutgradiënten. Het inlaten van zout water kan wel een bijdrage leveren aan de natuurwaarde van het gebied zelf, met name aan het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen voor het Vogelrichtlijngebied Lauwersmeer. Verdere bosontwikkeling kan naar verwachting worden tegengegaan door gedurende korte perioden zout water in te laten, of door over langere perioden een hoger (zoet)water peil in te stellen. Eventuele negatieve effecten van periodieke verzilting op de aquatische leefgemeenschap moeten nader worden onderzocht. De laatste maatregel leidt gemiddeld tot een hogere kweldruk in de omgeving dan de eerstgenoemde. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen welke invloed beide maatregelen hebben op de kwelintensiteit in het omringende gebied en welke aanvullende maatregelen hiervoor kunnen worden getroffen. In het noordoostelijke deel van het Lauwersmeer (Marnewaard) liggen wel goede potenties voor het realiseren van een permanente binnendijkse zoet-zoutgradiënt.

IJsselmeer:

De directe verbinding met de IJssel en Rijn en de grootte van het IJsselmeergebied maken deze locatie in potentie de meest waardevolle zoet-zoutovergang in het Waddengebied. De aanstaande uitbreiding van de spuicapaciteit, de noodzakelijke aanpassing van de Afsluitdijk aan de veiligheidsvoorwaarden en de mogelijkheden voor energiewinning (Blue Energy) bieden perspectieven om herstelmaatregelen voor zoet-zoutovergangen langs de Afsluitdijk nu in beschouwing te nemen. De Raad adviseert om alle opgaven en uitdagingen in een integraal project uit te werken. Het verlies aan zoetwatervoorraad kan met een geringe peilopzet worden gecompenseerd. Het effect hiervan op de IJsselmeerdijken en de kwelintensiteit zal in het project in beeld moeten worden gebracht. Verder ziet de Raad mogelijkheden om de inrichting zodanig vorm te geven dat er sprake is van landschappelijke en recreatieve meerwaarde ten opzichte van de huidige situatie. De Raad adviseert om voor het herstel van de estuariene overgang in het stroomgebied van de Rijn in te zetten op een overgang in het IJsselmeer.

Amstelmeer:

De kansen voor een binnendijkse zoet-zoutgradiënt in het Amstelmeer zijn beperkt vanwege de waterhuishoudkundige randvoorwaarden en functies van het meer. Het realiseren van een directe verbinding tussen het Amstelmeer en het Balgzand (bijvoorbeeld in de vorm van een  ebsluis in de Amstelmeerdijk) kan mogelijkheden bieden voor de hervestiging van Zeegras in het Amstelmeer, maar meer nog op het Balgzand. De Raad adviseert de mogelijkheden van een buitendijkse zoet-zoutovergang ter plaatse van het Amstelmeer nader uit te werken.

Noard-Fryslân Bûtendyks: 

Het realiseren van de afvoer van zoet water over de Friese kwelder herstelt het proces van menging van zoet en zout water dat medebepalend is voor het ecologisch functioneren van de kwelder. Door de breedte van de kwelders zal de zoete afstroom maximaal kunnen worden benut, en kunnen lokaal ecologisch waardevolle gradiënten ontstaan. De Raad adviseert de huidige planontwikkelingen te stimuleren om ook dit type overgang op een voor Nederlandse begrippen unieke schaal te herstellen.

Eilanden:

Het meer natuurlijke beheer van kustlijn en zeereep, waarbij natuurlijke processen en dynamiek de ruimte krijgen, biedt kansen voor herstel en kwalitatieve verbetering van (bestaande) zoet-zoutovergangen. De Raad adviseert om op de buitendijks gelegen oostpunten van de Waddeneilanden in te zetten op een duurzaam herstel van de kenmerkende functies van zoet-zoutovergangen die (uiteindelijk) wordt aangestuurd door natuurlijke processen. Op de andere delen van de eilanden kunnen zoet-zoutgradiënten hersteld worden middels kleinschalige maatregelen in combinatie met (actief) beheer.

Vismigratie

Het herstel van migratiemogelijkheden voor vis moet waar mogelijk worden gestimuleerd, rekening houdend met locatiespecifieke eisen van vissoorten (en andere organismen) ten aanzien van de vormgeving.

Potentiële bijdrage zoet-zoutherstel voor de veiligheid

De veiligheid van het achterland heeft voor de Raad de hoogste prioriteit en wordt als absolute randvoorwaarde gesteld voor alle mogelijke herstelmaatregelen. Dat geldt eveneens voor waterhuishoudkundige maatregelen die in verband met klimaatverandering (WB21) worden uitgevoerd. Waar mogelijk moet wel gebruik worden gemaakt van natuurlijke processen in het klimaatbestendiger maken van de kust. De mogelijkheden hiervoor zijn echter beperkt en lijken voornamelijk op de Waddeneilanden aanwezig.

Kansen en beperkingen

Zoet-zoutovergangen kunnen op de beschouwde locaties zo worden ingericht en beheerd dat effecten op de landbouw of andere ruimtelijke functies effectief kunnen worden tegengegaan. Het verbeteren van vismigratiemogelijkheden zal bijdragen aan een betere visstand, die onder andere voor de binnenvisserij kansen biedt op betere vangstresultaten. Op een aantal locaties zijn er mogelijkheden om met de inrichting een recreatieve meerwaarde te bereiken. De beschikbare informatie over kosten en baten van het herstel van zoet-zoutovergangen is te beperkt gebleken om als beoordelingscriterium mee te nemen. De Raad adviseert de economische effecten bij de uitvoering van toekomstige projecten goed te monitoren zodat hieruit gegevens kunnen worden afgeleid voor een zinvolle kosten-batenanalyse van toekomstige projecten.

Maatschappelijk draagvlak

De Raad adviseert uitgangspunten en randvoorwaarden met betrekking tot veiligheid expliciet en transparant in plannen voor herstel van zoet-zoutovergangen te verwerken en de communicatie hierover een prominente plaats te geven, zowel voor, tijdens als na uitvoering van de maatregelen. De belanghebbenden moeten worden betrokken bij de opzet en uitvoering van onderzoek naar verwachte effecten. Maatregelen dienen zo mogelijk gefaseerd uitgevoerd te worden zodat kennis en draagvlak werkenderweg kan worden opgebouwd.

Wind oogsten met blikvangers?

Subtitel: 
briefadvies over de plaatsing van windturbines in het Waddengebied
Omslagfoto: 
Omslagfoto advies Wind oogsten met blikvangers?
Adviesnummer: 
2008/01
Te bestellen: 
nee

Op verzoek van de Minister van VROM heeft de Raad een advies uitgebracht over de mogelijke plaatsing van windturbines in het Waddengebied. De Minister heeft de Raad gevraagd aan te geven welke ruimte het huidige rijksbeleid en met name de planologische kernbeslissing (pkb) Derde Nota Waddenzee laat voor de plaatsing van windturbines in het Waddengebied, en welke invloed windturbines hebben op de belevingswaarde van het gebied. De achtergrond van deze vraag is dat het kabinet heeft besloten landelijk te streven naar plaatsing van 2000 megawatt aan windturbines extra, naast de reeds geplaatste 1500 megawatt in Nederland.

Adviestype: 
sitecontent: 

Regie

Gezien de trend naar steeds grotere windturbines, zelfs tot een ashoogte tussen 80 en 120 meter, waardoor de turbines over tientallen kilometers zichtbaar zijn, meent de Raad dat het Rijk in samenwerking met de provincies de regierol op zich moet nemen en nationaal beleid voor de plaatsing van windturbines en windturbineparken moet ontwikkelen.

Planologisch beleid

Het planologische toelatingsbeleid is tot nu toe vooral een zaak van gemeenten en provincies geweest.
De pkb Derde Nota Waddenzee staat nieuwe hoge bebouwing alleen toe op vier locaties aan de Waddenkust, mits ingepast in de skyline. Voor windturbines kent de pkb een afzonderlijke van-geval-tot-geval benadering. De Raad meent dat windturbines bouwwerken zijn en adviseert daarom om het beleid inzake bebouwing aan de Waddenkust ook te laten gelden bij het plaatsen van windturbines. De eventuele plaatsing van de nieuwe generatie windturbines moet daarom beperkt worden tot Den Helder, Harlingen, Delfzijl en de Eemshaven.
Grote windturbines kunnen vogelslachtoffers maken en vogeltrekroutes verstoren. Bij het zoeken naar geschikte locaties voor windturbines zullen de effecten op vogels meegenomen moeten worden.

Onderzoek belevingswaarde

De Raad adviseert om onderzoek te laten uitvoeren naar de belevingswaarde van het Waddenlandschap, en naar de vraag op welke wijze een optimaal maatschappelijk rendement kan worden behaald, waarbij zowel het maatschappelijk nut, het economisch rendement als de belevingswaarde worden meegewogen.

Criteria

In het advies worden enige criteria gegeven die gehanteerd kunnen worden bij het vinden van het optimale maatschappelijk rendement van de plaatsing van windturbines. 
Zo wordt geadviseerd windturbines in clusterverband te plaatsen, zodat ze een landmark in het landschap kunnen vormen. Een bepaald aantal verouderde windturbines die hier niet aan voldoen zouden daarom moeten worden gesaneerd. Windturbines zijn een industriële activiteit en passen daarom volgens het advies het best in een industrieel landschap, waarbij wel veiligheidsrandvoorwaarden moeten gelden. Ook moet er rekening mee worden gehouden dat sommige locaties sowieso ongeschikt zijn vanwege bijvoorbeeld vogeltrekroutes of militaire activiteiten. Daarnaast meent de Raad dat windturbines niet voor de eeuwigheid vergund hoeven te worden; dit zou ook voor een beperkte tijd, in overeenstemming met de economische of de technische levensduur van de turbines kunnen gebeuren. Tenslotte wil de Raad graag ontwerpcriteria geformuleerd zien, om zo middels innovatief ontwerpen windturbineparken zo goed mogelijk in het landschap in te passen en mogelijk te vermengen met andere ruimtelijke functies.

De Minister van VROM heeft bij brief aan de Tweede Kamer van 26 mei 2008 (Kamerstukken II, 29 684, nr. 68) positief gereageerd op het advies. De Minister kan er in hoofdlijnen mee instemmen, en vooral met de gedachte om windturbines te clusteren bij de steden en de grote havens in het gebied. De Minister zal aan de hand van het advies met de provincies overleg voeren over de taakverdeling tussen Rijk en provincies en over de grootte van de te plaatsen windturbines in het Waddengebied.

Windturbines passen niet in open Waddenlandschap

De Raad voor de Wadden vindt plaatsing van windturbines nabij de Waddenzee een aantasting van het unieke open landschap van de Waddenzee. De Raad voor de Wadden schrijft dit in zijn advies dat vandaag is uitgebracht op verzoek van Minister Cramer van VROM. Mocht wel tot extra plaatsing van windturbines in het gebied worden besloten, dan is dit alleen in de nabijheid van bestaande industriële bebouwing acceptabel.

Vier locaties

Op grond van het huidige Waddenbeleid wordt de plaatsing van windturbines van geval tot geval beoordeeld. De Raad voor de Wadden meent dat windturbines bouwwerken zijn en adviseert het beleid voor nieuwe bebouwing (in de pkb) ook voor windturbines te laten gelden. Concreet betekent dit dat plaatsing van windturbines alleen kan nabij havengerelateerde en stedelijke bebouwing in Den Helder, Harlingen, Delfzijl en de Eemshaven. Daarbij geldt volgens de Raad dat ze moeten passen bij de bestaande skyline.

Adviesrelatie: 
sitecontent: 

Koersomslag nodig voor duurzame Waddenzeevisserij

Raad voor de Wadden bepleit sterke regionale rol

Er is meer inzet nodig dan het huidige visserijbeleid om in 2020 te kunnen spreken van duurzame Waddenzeevisserij. Tot die conclusie komt de Raad voor de Wadden in zijn advies ‘Natuurlijk vissen op de Waddenzee’ aan de Minister van LNV. De Raad voor de Wadden adviseert de Minister om samen met vissers en natuurbeschermers een concreet toekomstperspectief vast te stellen, dat als leidraad dient voor de noodzakelijke innovaties in de visserij. De Raad heeft het advies vandaag aangeboden aan de Minister van LNV.

In het advies draagt de Raad argumenten aan die de noodzaak van een koersomslag onderstrepen. Zo worden de huidige innovaties in de visserij positief beoordeeld, maar zijn deze te eenzijdig gericht op het oplossen van bestaande en acute problemen. Daarbij is het ministerie te vaag over wat zij als duurzame visserij beschouwt. De Raad komt tot de conclusie dat het bestaande beleid moet worden aangevuld met een concreet geformuleerd toekomstperspectief, waarin wordt aangegeven hoe de Waddenzeevisserij er uiteindelijk uit zal moeten komen te zien.

Adviesrelatie: 
sitecontent: 

Natuurlijk vissen op de Waddenzee

Adviesnummer: 
2007/04
Te bestellen: 
nee

Waarom dit advies?

In de pkb Waddenzee (Derde Nota Waddenzee) en het Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005-2020 (Ruimte voor een zilte oogst) is het kabinetsbeleid opgenomen ten aanzien van de visserij op de Waddenzee. Het beleid beoogt een ecologische en economische ontwikkeling in de Nederlandse visserijsector tot een duurzame activiteit in het Waddengebied. Het is evenwel de vraag in hoeverre een duurzame en economisch gezonde visserij in de Waddenzee haalbaar is binnen de gestelde termijnen en binnen de randvoorwaarden zoals die in het beleid zijn neergelegd. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft daarom de Raad voor de Wadden gevraagd om te adviseren over de vraag of duurzame Waddenvisserij -  vanuit het ingezette beleid - tijdig haalbaar is en welke verbeteringen er mogelijk zouden moeten worden aangebracht.

Adviestype: 
sitecontent: 

Waar gaat het over?

Op de Waddenzee vinden verschillende visserijactiviteiten plaats die ieder op hun eigen wijze (potentiële) effecten hebben op de natuurwaarden van het gebied. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in

  • bodemberoering (mosselzaadvisserij, handkokkelvisserij en garnalenvisserij);
  • effecten op de voedselketen (het onttrekken van voedsel van schelpdieretende  vogels die in het gebied fourageren);
  • effecten op het ecoysteem (doordat schelpdieren tijdelijk zwevende stof vasthouden);
  • bijvangsten en discards;
  • en verstoring.

Tenslotte wordt gewezen op een mogelijk effect van niet-visserij: de (verdere) verspreiding van de Japanse oester in de Waddenzee, met als gevolg zowel een negatief (verdringing andere soorten, terwijl het niet als voedsel voor vogels dient) als een positief effect (vormt nieuwe banken).

Wat is het huidige beleid van de overheid?

In het verleden was het beleid vooral gericht op de bescherming van de visbestanden. Sinds de jaren tachtig in de vorige eeuw worden er steeds meer randvoorwaarden vanuit andere beleidsterreinen (met name natuurbeleid) gesteld.

In de Structuurnota Zee en Kustvisserij (1992), dat voor alle vormen van schelpdiervisserij geldt, wordt gestreefd naar ruimtelijke verweving van de functies visserij en natuur. In het uiterste geval (als de andere maatregelen niet werken) kunnen er gebieden worden gesloten (zoals dat met het oostelijke Waddenzee is gebeurd) . De nota stelt het rijk verantwoordelijk voor het beleidskader en de sector voor de uitvoering. Via jaarlijkse bestandsopnames wordt de vereiste voedselreservering voor vogels en het te bevissen quotum vastgesteld. De vissers stellen vervolgens visplannen op. Deze worden - sinds 1998 - jaarlijks getoetst aan de Natuurbeschermingswet. Sinds kort vindt er ook nog een toetsing aan de "Instandhoudingsdoelstellingen" plaats als gevolg van de aanwijzing van de Waddenzee tot Natura 2000-gebied.

In 2004 zijn het beleidsbesluit 'Ruimte voor een zilte oogst' voor de schelpdiervisserij in de kustwateren en de Noordzeekustzone en het beleidsbesluit 'Vast en Zeker' voor de visserij met vaste vistuigen (zoals fuiken en staande netten) in de Waddenzee en de Zeeuwse kustwateren, vastgesteld. Het beleid in deze nota is gericht op verdere verduurzaming van beide sectoren. De mechanische kokkelvisserij is op basis van het eerste beleidsbesluit gestopt en daarmee is ook het voedselreserveringsbeleid geëindigd. Van de mosselsector wordt voor 2020 de benodigde verduurzaming verwacht, via wellicht mosselzaadinvangstinstallaties (MZI's)en de optimalisatie van kweekpercelen. In het beleid wordt de mogelijkheid tot het handmatig rapen van Japanse oesters genoemd. Tenslotte zijn er - vooral als gevolg van afspraken met Duitsland en Denemarken - zgn. ecoplots ingesteld, om vooral meer zicht te krijgen op de effecten van de garnalenvisserij. Het beleid vindt zijn weerslag in de Derde Nota Waddenzee. Daarnaast zijn de meeste visserijvormen op de wadplaten thans ook verboden.

Wat onderneemt de overheid?

Naast beleidsbepaling initieert de overheid onderzoek naar ecologische effecten van visserij activiteiten, werkt het concrete randvoorwaarden uit en stimuleert zij innovaties (onder andere via vis innovatieplatforms) gericht op verduurzaming. Zo vindt er voor de mosselsector onderzoek plaats naar de optimalisatie van kweekpercelen en experimenten met MZI's en wordt onderzoek gedaan naar de natuurwaarden van sublitorale mosselbanken.

Voor de garnalenvisserij is een ecoplot ingesteld. Deze ecoplot maakt het (op termijn) mogelijk om beviste en onbeviste delen van de Waddenzee met elkaar te vergelijken wat betreft de effecten van garnalenvisserij op de bodem en het bodemleven. Verder is meer kennis nodig over de bijvangsten, de overleving van bijvangsten in de verwerkingsapparatuur en de overleving van discards na het terugzetten in zee. Dit onderzoek is ook van belang voor de MSC-certificering van de garnalenvisserij en zal naar verwachting worden geïntegreerd in het traject van certificering.
Voor de vaste vistuigen visserij vindt onderzoek plaats naar de bijvangsten in de visserij met fuiken en staande netten relevant. De uitkomsten van dit onderzoek zullen uiteindelijk bepalend zijn voor de vraag of de staandwantvisserij op de droogvallende platen kan doorgaan.
Tenslotte zal er in 2008 een pilotproject inzake geïntegreerde visserij van start gaan. Het experiment met het handmatig bevissen van de Japanse oester is nog niet begonnen.

Wat doet de sector zelf?

Groepen ondernemers in de Waddenzeevisserij en maatschappelijke organisaties zijn in de afgelopen jaren uiteenlopende initiatieven gestart die gericht zijn op een duurzame toekomst en/of meer bestaanszekerheid voor de bedrijfstak.
Verenigd in de Stichting ODUS heeft de Nederlandse schelpdiersector in 2004 haar visie gepresenteerd in 'Uit de Schulp' en 'Het roer moet om'. De hoofddoelstelling van de visie is een ecologisch verantwoorde schelpdiervisserij met een brede maatschappelijke acceptatie. Voor de mosselsector zet de ODUS-visie in op:

  • mosselzaadinvanginstallaties (MZI's);
  • hatcheries/nurseries;
  • optimalisatie van percelen en optimalisatie van de benutting van mosselzaad;
  • visplannen.

Het ontwikkelen van alternatieve bronnen van mosselzaad maakt de sector minder afhankelijk van natuurlijke omstandigheden en kan leiden tot een vermindering van de druk op het Waddenecosysteem.
In samenwerking met de Stichting de Noordzee en de Waddenvereniging, heeft de garnalensector collectief besloten het traject voor MSC-certificering in te gaan. De eerste beoordelingresultaten worden eind 2008 verwacht. De verspreiding van de visserij, de bijvangst van vis en mogelijke effecten van de garnalenkor op de bodemfauna en -flora zijn de belangrijkste aandachtspunten.
In samenwerking met het streekproducten keurmerk Waddengoud brengt een groep Waddenzeevissers vis op de markt met een duurzaamheidslabel. Het belangrijkste product uit dit initiatief is tot dusver de gerookte harder die wordt afgezet in winkels voor biologische producten en op markten voor boerderijproducten.

Raad: er gebeurt te weinig?

De Raad meent dat het vigerende visserijbeleid en de wijze waarop dat wordt uitgevoerd niet zullen leiden tot het behalen van de beleidsdoelen in 2020. Als argumenten hiervoor worden aangedragen:

  • de projecten gericht op verduurzaming  concentreren zich op één of enkele onderdelen van de totale bedrijfsvoering, in plaats van op alle onderdelen die moeten worden aangepast om het beleidsdoel te realiseren;
  • een aantal visserijsectoren - waarvan nog niet is vastgesteld dat deze duurzaam zijn - houdt zich in het geheel niet bezig met verduurzaming';
  • innovaties gericht op verduurzaming komen voort uit acute en actuele knelpunten; het geheel van innovaties ontbeert een vastgesteld einddoel.

Deze argumenten onderstrepen dat het visserijbeleid een richtinggevende definitie mist waarin wordt aangegeven wanneer er sprake is van duurzame visserij. Bovendien mist het beleid een overkoepelende visie is op de maatregelen die daarvoor nodig zijn.

Er moet een toekomstperspectief worden geformuleerd

De Raad komt in het advies tot de conclusie dat het bestaande beleid aangevuld moet worden met een concreet geformuleerd toekomstperspectief (met een streefbeeld waarin de einddoelen van het beleid worden geformuleerd). Een toekomstperspectief is nodig om het innovatieproces beter te kunnen regisseren. De Raad adviseert de Minister van LNV om het initiatief te nemen tot het opstellen van het perspectief, dat in ieder geval:

  • mogelijkheden moet bieden voor sociaal-economisch duurzame visserijactiviteiten binnen een veilige gebruiksruimte;
  • richtinggevend dient te zijn voor de innovaties die nodig zijn voor het realiseren van ecologisch duurzame visserijactiviteiten;
  • instrumenten moet bevatten voor een goede inbedding in de regionale, de economische en maatschappelijke functies;
  • de visserijsector dient te stimuleren om te werken aan een grotere maatschappelijke acceptatie en nieuwe vormen van ondernemerschap.

In het advies (hs 4) geeft de Raad al een aanzet voor het toekomstperspectief, waarbij aan bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan.

Een toekomstperspectief vraagt een gecoördineerd en gestructureerd veranderingsproces
Om een economisch en ecologisch duurzame Waddenvisserij te realiseren zijn ingrijpende veranderingen op meerdere beleidsterreinen nodig. Dit kan alleen worden bereikt via een gecoördineerd en gestructureerd transitieproces. De nationale, regionale en lokale overheden alsmede de belangrijkste belangengroeperingen moeten bij de uitvoering van het transitieproces worden betrokken.

In het advies doet de Raad een aantal concrete aanbevelingen die in het transitieproces aan de orde moeten komen.

In de eerste plaats wordt geadviseerd om de Waddenzeevisserij onder te brengen in het gebiedsgerichte beleid. Volgens de Raad is dit de manier om een goede integratie en afstemming binnen het integrale Waddenzeebeleid mogelijk te maken.

Bovendien wordt aanbevolen om voor de Waddenzeevisserij (bij voorkeur in trilateraal verband) grenzen aan de visserij te stellen met het oog op het beheer en de ontwikkeling van het Waddenecosysteem. Dit betekent dat zowel het ecologisch als economisch duurzame karakter van de Waddenzeevisserij in belangrijke mate zal moeten leunen op maatregelen die worden beargumenteerd vanuit de Natuurbeschermingswet, en meer in het bijzonder de instandhoudings-, herstel- en ontwikkelingsdoelstellingen voor de Waddenzee.

Daarnaast is de Raad van mening dat het huidige systeem van verhandelbare en beperkt beschikbare vergunningen en vangstrechten de mogelijkheden voor flexibilisering frustreert. Er zal daarom onderzoek moeten worden gedaan naar andere mogelijkheden van beheer en uitgifte van vergunningen en vangstrechten. In het onderzoek zullen in ieder geval de juridische en financiële gevolgen van het opkopen en opnieuw uitgeven van (delen van) vergunningen en vangstrechten worden meegenomen; het laatste is nodig om de kleine gemengde kustvisserij in de Waddenzee perspectief te kunnen bieden.

Ook zal volgens de Raad moeten worden ingezet op een programmatische aanpak gericht op de innovatie van het ondernemerschap in de visserijsectoren die actief zijn in de Waddenzee. 

Raad voor de Wadden wil geen harde natuurgrenzen

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft de Raad voor de Wadden gevraagd te adviseren over het instellen van natuurgrenzen in het Waddengebied. De zogenaamde natuurgrens is destijds door de Commissie Meijer geïntroduceerd en is toegepast bij de besluitvorming over de gaswinning onder de Waddenzee. Natuurgrenzen zijn grenzen die door de natuur aan het menselijk gebruik worden gesteld, en geen grenzen die aan de natuur worden gesteld. De Raad heeft verschillende belangengroeperingen, ondernemers en wetenschappers uitgenodigd om hun oordeel hierover te geven. De behoefte aan harde natuurgrenzen bleek bij niemand aanwezig. In zijn advies stelt de Raad voor om, in plaats van een harde natuurgrens, een veiligheidsmarge te hanteren bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van (nieuwe) activiteiten in de Waddenzee.

Dynamische Waddenzee

De Waddenzee is een zeer dynamisch ecosysteem dat continue aan verandering onderhevig is. Dit maakt het stellen van harde grenzen moeilijk. Daarnaast zegt de natuurwetenschap dat er nog veel onduidelijkheden zijn over het functioneren van het waddenecosysteem, waardoor een zekere veiligheidsmarge in acht moet worden genomen bij het toelaten van activiteiten in het gebied. Het bedrijfsleven vraagt echter om duidelijke regels om de bedrijfszekerheid en – continuïteit te kunnen borgen.

Adviesrelatie: 
sitecontent: 

Offensief nodig voor Europese zeeën

Kunnen Europese zeeën en oceanen ons nog meer bieden dan ze nu al doen? Alleen door een ingrijpende vernieuwing van het beleid, niet alleen in Europa maar ook in Nederland, kunnen zeeën en oceanen ook in de toekomst blijven bijdragen aan onze welvaart. De druk van menselijke activiteiten op de werking van levensgemeenschappen in zeeën is groot. Tegelijkertijd kunnen we constateren dat er meer economische ontwikkelingsmogelijkheden in de grote wateren zitten dan tot nu toe worden benut. Een gerichte ontwikkeling van deze mogelijkheden is daarom noodzakelijk. Daarbij moet rekening worden gehouden met de werking van het ecosysteem van de zee. Dat adviseren vier adviesraden van de Regering.

De Raad voor de Wadden, de Raad voor het Landelijk Gebied, de Raad voor Verkeer en Waterstaat, en de VROM-raad bepleiten een programmatische aanpak om het economisch potentieel van de zee op een duurzame manier te benutten. Het huidige beleid dat hoofdzakelijk gericht is op beperking van schade (visserijbeleid, scheepvaart, milieubeleid) staat een dergelijke duurzame ontwikkeling in de weg. Wat nodig is, is een ambitieuze overheid die actief en doelgericht aanstuurt op het identificeren en benutten van mogelijkheden. Dit staat te lezen in een gezamenlijk advies dat de vier raden vandaag aan het kabinet hebben gezonden. 

Achtergrondinformatie

De raden willen met het advies een bijdrage leveren aan het Nederlandse standpunt over het Groenboek Maritiem Beleid van de Europese Commissie. De raden hebben de hoofdlijnen van het advies al eerder kenbaar gemaakt aan de ambtelijke werkgroep die het Nederlandse standpunt voorbereidde. Het kabinet heeft zodoende de visie van de raden bij het afgelopen vrijdag in de ministerraad vastgestelde Nederlandse standpunt kunnen betrekken.

Adviesrelatie: 
sitecontent: