Raad voor de Wadden

Natuurgrenzen voor dagelijks gebruik

Adviesnummer: 
2007/03
Te bestellen: 
nee

Zorgvuldig samenspel ecologie en economie blijvende opgave

De commissie Meijer stelde in het rapport 'Ruimte voor de Wadden' voor om in het Waddengebied Natuurgrenzen te introduceren. De commissie motiveerde dat belang met de onderbouwing dat natuurgrenzen een helder antwoord kunnen geven op de vraag welke activiteiten wel en welke niet toelaatbaar zijn in het Waddengebied. Meijer stelt voor om in de toekomst alle activiteiten in het Waddengebied te beschrijven en uit te voeren in de volgorde: natuurgrenzen vastleggen - monitoren - uitvoeren - bijstellen activiteit.
Er is toegezegd dat het kabinet de voor- en nadelen van natuurgrenzen in kaart zou brengen, halverwege de  periode van de huidige Planologische Kernbeslissing over de Waddenzee (PKB). Het Ministerie van LNV heeft de Raad voor de Wadden gevraagd om een advies op te stellen over het instellen en gebruiken van natuurgrenzen in het Waddengebied.

Adviestype: 
sitecontent: 

Zoeken naar grenzen blijkt evenwichtskunst

Het is belangrijk om vooraf te constateren dat natuurgrenzen grenzen zijn die door de natuur worden gesteld, en geen grenzen die aan de natuur worden gesteld. Mede om die reden blijkt het wereldwijd een lastige opgave te zijn om natuurgrenzen scherp te bepalen. Feitelijk gaat het steeds om het vinden van het juiste evenwicht.
In de benadering van de Raad staat het zoeken naar de onder- en de bovengrens van toelaatbare menselijke activiteit in het Waddengebied centraal.

De Raad voor de Wadden heeft verschillende invalshoeken voor het bepalen van natuurgrenzen onderzocht: de juridische aspecten, het maatschappelijke kader, natuurgrenzen vanuit ecologisch perspectief en vanuit economisch perspectief en tenslotte ook in trilaterale context. Ook is door de Raad verkend welke kennis- en modelontwikkeling noodzakelijk is om natuurgrenzen in het Waddengebied vast te kunnen stellen en op welke manier de uitwerking en ontwikkeling van deze grenzen kan worden gemonitord. De verkenning naar al deze aspecten is uitgewerkt in het advies 'Natuurgrenzen voor dagelijks gebruik'.

In dialoog met het bedrijfsleven

In de uitwerking van het advies hanteert de Raad als uitgangspunt, dat de introductie van natuurgrenzen zinvol is als belangengroeperingen in het Waddengebied de (mogelijke) meerwaarde ervan inzien. In een gedachtewisseling met het bedrijfsleven stond om die reden de zogeheten 'gebruiksruimte' op de agenda: het gebied waarin ecologische en economische belangen elk om een rol vragen. Juist voor deze gebruiksruimte moet de afweging plaatsvinden wat natuurgrenzen zijn die aan de belangen van economie en van ecologie recht doen.
Twee lijnen zijn herkenbaar in die dialoog. Ten eerste vraagt het bedrijfsleven om duidelijke regelgeving voor het Waddengebied, waardoor de bedrijfszekerheid en -continuïteit worden vergroot. Men ervaart de huidige vergunningverlening als te selectief en te subjectief. Ten tweede het ecologisch perspectief. Dat wordt gekenmerkt door de zoektocht naar een voorzichtig en veilig karakter voor het omgaan met kwetsbare natuurwaarden, in de gebruiksruimte én in het totale Waddengebied.

Natuurgrenzen hebben een voorlopig karakter

Economie en ecologie hoeven niet te botsen. Dat kan door vanuit beide invalshoeken te accepteren dat er altijd een mate van onzekerheid is aan de natuurgrenzen. Die onzekerheid wordt veroorzaakt door onvoldoende kennis en door de dynamiek van de natuur en de samenleving. Natuurgrenzen worden bepaald door de meest optimale keuze: er komen verschillende belangen in tot uitdrukking. De onzekerheid over de exacte begrenzing van de gebruiksruimte, hoeft in de opvatting van de Raad beslist geen beletsel te zijn om de grenzen toch concreet te formuleren. Maar: Natuurgrenzen hebben een voorlopig karakter. Ze moeten periodiek kunnen worden herzien op basis van nieuwe inzichten, of op basis van veranderde omstandigheden. Er is wel een houvast nodig dat aangeeft om welke redenen natuurgrenzen kunnen worden aangepast.

Juridische onderbouwing en kader voor natuurgrenzen

Een eerste stap naar dat houvast bestaat uit het benoemen van de juridische basis onder natuurgrenzen.
Europese richtlijnen en dus de Natuurbeschermingswet, blijven altijd het wettelijk en juridisch kader voor een stelsel van natuurgrenzen. De Raad voor de Wadden ziet mogelijkheden om een stelsel van natuurgrenzen binnen de bestaande kaders in te passen, zonder daarvoor weer extra nieuwe regels aan de bestaande toe te voegen. Daarmee kan de volgende stap naar het formuleren en vaststellen van de daadwerkelijke natuurgrenzen worden gezet.

Maatschappelijk debat over stelsel natuurgrenzen

De opvattingen in de maatschappij over de Wadden verschuiven. Ze gaan van nut, modernisering en kwantiteit meer in de richting van beleving, authenticiteit en kwaliteit. Kortom: van productieruimte naar consumptieruimte.
Belanghebbenden, gebruikers, natuurbeschermers en ecologen hebben niet zelden verschillende visies op de aarde en de rol van natuur en landschap. Deze vertalen zich vaak in verschillende opvattingen over wat als natuurgrens zou moeten gelden.
De maatschappelijke component mag daarom niet ontbreken in een stelsel van natuurgrenzen. Onderwerpen die aan de orde moeten komen zijn het natuurbeeld van waaruit natuurgrenzen worden bepaald, de vertaling van instandhoudingdoelstellingen in het beheerplan, vragen over nut en noodzaak van verschillende activiteiten in het Waddengebied en de gebruiksruimte, en de vraag of de ruimte binnen de natuurgrenzen wel volledig moet worden opgevuld.

In de toekomst zou een voortdurende terugkoppeling plaats moeten vinden van de fundamentele wetenschap én de kennis die wordt opgedaan met het Waddenbeheer, naar het maatschappelijke veld. Met die kennis en ervaring kunnen maatschappelijke afwegingen een rol spelen in het besluitvormingsproces.

Draagvlak door interactie

Maatschappelijke en economische systemen spelen in het Waddengebied tegelijkertijd een rol en beïnvloeden elkaar. De Raad voor de Wadden oordeelt daarom dat het beter om te spreken van een  'hybride systeem', dan over een puur natuurlijk systeem. In deze benadering is een rol voor ecologie, bedrijfsleven en maatschappij weggelegd. De keuze voor een transparant en interactief proces op basis van dit uitgangspunt, draagt bij aan het  vergroten van draagvlak voor politieke afwegingen en beslissingen. De politiek kan de gezamenlijke belangengroeperingen tegemoet komen door het beleid over economisch medegebruik van het Wad, duidelijk uit te leggen en een betrouwbare overheid zijn in de uitvoering en handhaving van regelgeving.

Plan van aanpak nodig voor ecologisch model

Het is belangrijk te weten welke kennis noodzakelijk is om vanuit het oogpunt van natuurwaarden de voor- en nadelen van een stelsel van natuurgrenzen te bepalen.
De huidige onzekerheden over het functioneren van het ecosysteem van de wadden, kunnen worden opgevat als opdracht voor het ontwerpen van een ecologisch (denk- of reken)model dat een rol kan spelen in het formuleren van natuurgrenzen. Omgekeerd geldt dat de uitwerking van natuurgrenzen ook richtinggevend kan zijn voor het formuleren en prioriteren van onderzoeksvragen. Er is een plan van aanpak nodig over het ontwikkelen van zo?n ecologisch (denk)model voor het waddenecosysteem, met inbegrip van strategieën voor gerichte verdieping van de ecologische kennis.

Monitoren met kwaliteit

Een groot deel van de kennis over de basisfuncties van het Waddenecosysteem, moet uit een basismonitor voor de (trilaterale) Waddenzee komen. Zo'n basismonitor moet wetenschappelijk worden voorbereid, om te onderbouwen wat nodig is om de basisfuncties van het Waddenecosysteem goed te monitoren.

Monitoring van de Waddenzee vereist ook een eenduidige regie. Plannen voor nieuwe activiteiten moeten altijd gebruik kunnen maken van de kennis en gegevens die uit de basismonitor komen. Daarom moet het resultaat van de monitor breed beschikbaar zijn en is het nodig dat iedereen met dezelfde basisgegevens werkt. Dat vereist strikte afspraken over de kwaliteit van de monitor.

Natuurgrenzen en economische ontwikkeling

Ondernemers zijn gericht op bedrijfscontinuïteit en hebben daarom behoefte aan een eenduidig vergunningstelsel. Die behoefte is legitiem, maar momenteel niet zonder meer eenduidig te vervullen. De voorspelbaarheid van de uitkomst van vergunningaanvragen is en blijft in hoge mate afhankelijk van de aard en omvang van de effecten van een economische activiteit waarvoor vergunning wordt gevraagd. Een stelsel van natuurgrenzen biedt mogelijkheden voor verbetering.
Het is kansrijk om de gebruiksruimte zo te formuleren, dat abrupte omslagpunten (wel of geen vergunning) zoveel mogelijk worden vermeden. Door de gebruiksruimte niet volledig te gebruiken voor economische activiteiten ontstaan marges, waardoor ondernemers ruimte krijgen om tijdelijk af te kunnen wijken van de (vergunning-)norm. Door bovendien onder- en bovengrenzen te stellen aan natuurgrenzen, ontstaat ook hier ruimte voor marges op economische activiteit. Dat vergroot de stuurbaarheid van activiteiten in het gebied, bijvoorbeeld door ruimte te geven aan innovaties en experimenten.

Nederlandse keuzes in harmonie met Duitse en Deense partners?

Omdat de Waddenzee één ecosysteem vormt, is de vraag gerechtvaardigd of een stelsel van natuurgrenzen ook op de Duitse en de Deense Waddenzee toepasbaar kan zijn. Aangezien de natuurbeschermingswetgeving van de drie landen voortvloeit uit dezelfde Europese wet- en regelgeving, is dit juridisch zeker mogelijk. Het is een kwestie van politieke urgentie of het ook daadwerkelijk zal gebeuren. Het is noodzakelijk om beide andere Waddenzeelanden te overtuigen van het belang en de meerwaarde van een dergelijk stelsel, als instrument om het Waddenzeebeleid te harmoniseren.

De Raad voor de Wadden adviseert om het onderzoek naar de mogelijkheden voor invoering van een stelsel van natuurgrenzen vanaf dit moment samen met de Duitse en Deense overheden uit te voeren.

Streefbeeld nodig om grenzen te bepalen

Het ministerie van LNV zal het voortouw moeten nemen in het verwerven van draagvlak voor het bepalen van natuurgrenzen. Belangengroeperingen zullen op hun beurt hun verwachtingen, wensen en eisen over natuurgrenzen uit moeten werken. Daarvoor is houvast nodig, in de vorm van een streefbeeld: wat willen we wel en wat willen we niet in de Waddenzee.

Duurzame ontwikkeling van het potentieel van de zee

Subtitel: 
visie op geïntegreerd maritiem beleid
Advies bestand: 
Adviesnummer: 
2007/02
Te bestellen: 
nee

In samenwerking met de Raad voor het Landelijk Gebied, de Raad voor Verkeer en Waterstaat  en de VROM-raad

Hoofdlijnen advies

Ontwikkel het economische en ecologische potentieel van de Europese zeeën en oceanen

De Europese zeeën en oceanen, waaronder de Noordzee en Waddenzee, herbergen een groot economisch en ecologisch potentieel. Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat de druk ten gevolge van menselijke activiteiten op de zeeën groot is en toeneemt. De Europese Commissie wil een Europees Maritiem Beleid ontwikkelen waarmee het potentieel van de Europese oceanen en zeeën zich optimaal en duurzaam kan ontwikkelen. Dat beleid met zorgen voor de juiste balans tussen economische, sociale en milieuaspecten. 

Adviestype: 
sitecontent: 

De Raad voor de Wadden, de Raad voor het Landelijk Gebied, de Raad voor Verkeer en Waterstaat, en de VROM-raad achten dit een haalbare opgave. Daarvoor is dan wel een ingrijpende beleidsvernieuwing noodzakelijk, voor Nederland en voor Europa. Ontwikkelingen zullen ten eerste moeten aansluiten bij de werking van het zeesysteem. De dynamiek van de zee kan kansen bieden voor nieuwe economische ontwikkelingen maar stelt daar ook beperkingen aan. Ten tweede moeten de betrokken overheden kiezen voor een offensieve benadering. De overheid dient ruimte te creëren voor en sturing te geven aan de ontwikkeling van het maritieme en mariene potentieel. Dat vraagt om een ambitieuze overheid.

Voor de duurzame ontwikkeling van de oceanen en zeeën is meer nodig dan een overheid die zich richt op toetsing en toelating van activiteiten.

Uitwerking van een ontwikkelingsgerichte benadering

De raden bepleiten een programmatische uitwerking van de systeemgerichte ontwikkeling van het potentieel van de zee. De huidige op toelatingsplanologie geënte wijze van beheer zal namelijk op de langere termijn onvoldoende bijdragen aan de gewenste duurzame economische en ecologische ontwikkeling. Het feit dat het beleid hoofdzakelijk is gericht op beperking van schade (bijvoorbeeld visserijbeleid, milieubeleid) in plaats van op de optimalisering van functies in de context van de werking van het systeem, staat duurzame ontwikkeling in de weg. De programmatische uitwerking die de raden voorstaan bestaat uit de volgende bouwstenen:

  • strategische gebiedsvisies voor samenhangende regionale zeesystemen; 
  • inzicht in samenhang tussen verschillende gebiedswaarden en functies; 
  • lange termijndoelstellingen voor economie en ecologie, met concrete indicatoren; 
  • plannen en investeringen gericht op duurzame economische en ecologische ontwikkeling; 
  • monitoring, evaluatie en terugkoppeling, afgestemd op de gestelde indicatoren.

Inzet voor maritiem beleid op verschillende bestuurlijke niveaus

De raden zijn van mening dat bij het omgaan met de zeeën regionale verschillen tussen zeesystemen gerespecteerd dienen te worden. De boven genoemde ontwikkelingsgerichte benadering zal daarom op regionaal niveau, door alle betrokken staten gezamenlijk, uitgewerkt dienen te worden. De raden zien hierbij voor de EU een belangrijke rol, namelijk:

  • het formuleren van een strategisch kader: uitwerking van de grondgedachte in een ontwikkelingsgerichte en op het integrale systeem gebaseerde benadering; 
  • het vaststellen van een richtlijn: voorschrijven van regionale uitwerking en implementatie van integrale maritieme programma?s op grond van het strategisch kader; 
  • het ontwikkelen van sturingsinstrumenten: uitwerking van diverse sturingsinstrumenten die toepasbaar zijn bij een ontwikkelingsgerichte benadering.

Daarnaast zien de raden voor de Europese Unie een meervoudige opgave als het gaat om het zijn eigen beleid en organisatie. De Europese Commissie benadrukt in het Groenboek zelf het belang van integratie van beleidsterreinen.
Voor een offensief ontwikkelingsgericht beleid is ook een integratieslag noodzakelijk in de Europese regels en beleidslijnen die van toepassing zijn op mariene en maritieme aangelegenheden. 

Houd het Beheerplan voor de Waddenzee beperkt

Het Rijk, de Waddenprovincies en Waddengemeenten zijn bezig een gezamenlijk beheer- en ontwikkelingsplan voor de Waddenzee op te stellen. De Raad voor de Wadden juicht toe dat dit gezamenlijk gebeurt en dat niet ieder voor zich zijn plannen maakt. De Raad waarschuwt er echter wel voor om niet een te groot plan te schrijven, omdat al veel geregeld is in onder meer de planologische kernbeslissing en bestemmingsplannen voor de Waddenzee en er bovendien ook nog natuurbeheerplannen vastgesteld zullen worden.

De voorzitter van de Raad, de heer Cazemier, zal het advies volgende maand aanbieden aan de heer Alders, voorzitter van het Regionaal Coördinatiecollege Waddengebied en CdK Groningen.

De Raad vindt het van groot belang dat het geheel aan plannen overzichtelijk is en blijft. De Raad bekijkt in zijn advies ook hoe het beheer- en ontwikkelingsplan zo ingericht kan worden dat het toekomstbestendig is. Er komen namelijk enkele belangrijke ontwikkelingen aan, zoals de omgevingsvergunning, en nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening en een nieuwe Waterwet.

Adviesrelatie: 
sitecontent: 

Naar een sterk en houdbaar B&O-plan

Subtitel: 
Beheer- en Ontwikkelingsplan voor de Waddenzee
Advies bestand: 
Adviesnummer: 
2007/01
Te bestellen: 
nee

Het voorliggende advies, gericht aan het Regionaal Coördinatiecollege Waddengebied, gaat in op de modulaire opbouw van het Beheer- & Ontwikkelingsplan voor de Waddenzee (B&O-plan) en op de integratie van beheerplannen in het uitvoeringsdeel (deel B) van het B&O-plan.

Adviestype: 
sitecontent: 

Omdat de Raad uiteindelijk geen adviesaanvraag heeft ontvangen, betreft het hier een ongevraagd advies. Te zijner tijd zal de Raad advies uitbrengen over de inhoud van het B&O-plan.

Met dit advies vraagt de Raad aandacht voor enkele belangrijke komende wetswijzigingen die van invloed zijn op het B&O-plan en wijst de Raad op enkele knelpunten die nog opgelost moeten worden. Het inmiddels ingezette proces waarin de overheden werken aan een gezamenlijk B&O-plan is waardevol en verdient het voortgezet te worden.

Concept convenant Vaarrecreatie op de Waddenzee

Adviesnummer: 
2006/03
Te bestellen: 
nee

In het herziene deel 3 van de Derde Nota Waddenzee wordt een maximum van 4600 gesteld aan het aantal ligplaatsen in de jachthavens in het Waddengebied. Het kabinet heeft daarbij de bereidheid uitgesproken deze norm te laten vervallen indien de betrokken overheden een convenant weten te sluiten waaruit blijkt dat de norm niet meer noodzakelijk is. De Stuurgroep Waddenprovincies heeft het initiatief genomen tot het opstellen van het Convenant Vaarrecreatie Waddenzee. De Stuurgroep heeft de Raad voor de Wadden advies gevraagd over het concept-convenant zoals het er op dit moment ligt.

Adviestype: 
sitecontent: 

De Raad is van oordeel dat de visie achter het convenant onvoldoende differentieert binnen de vaarrecreatie, naar type recreant, naar tijd en naar plaats. Hierdoor zijn de in het convenant voorgestelde oplossingen te algemeen van aard om oplossing te kunnen bieden aan de daadwerkelijke problemen. Die problemen kunnen niet worden opgelost door uitsluitend te sturen op het aantal ligplaatsen. De Raad is dan ook van mening dat het tijd is om een werkelijk integraal beleid voor recreatie en toerisme in het Waddengebied te ontwikkelen, met oog voor de verschillen die er zijn.

Voorop staat dat het stellen van een getalslimiet niet het ideale sturingsinstrument ter beheersing van de vaarrecreatie op de Waddenzee is. Een getalslimiet geeft op zijn best indirecte sturing aan de vaarrecreatie in het gebied en kan, zonder inbedding in aanvullend beleid, zelfs negatieve ecologische effecten hebben - bijvoorbeeld doordat noodgedwongen buitengaats wordt geankerd of wordt drooggevallen. Er is op dit moment onvoldoende inzicht in de ecologische effecten van de vaarrecreatie waarop een alternatief in de vorm van een goed onderbouwd integraal beleid kan worden ontwikkeld. In de wetenschap dat er andere juridische instrumenten zijn die een ongebreidelde groei van de jachthavens tegengaan, zoals het verbod van zeewaartse uitbreiding en van de aanleg van nieuwe havens, alsmede de eis van een vergunning onder de Natuurbeschermingswet 1998, meent de Raad dat de ligplaatsennorm op dit moment beter vrijgegeven kan worden. Strikte voorwaarde hierbij is, dat op korte termijn (één à twee jaar) inhoudelijke kwalitatieve sturingsmechanismen voor de recreatievaart ontwikkeld worden.

Adviesbrief inzake Uitvoeringsplan Waddenfonds

Adviesnummer: 
2006/02
Te bestellen: 
nee

Het kabinet heeft in het voorjaar van 2006 een conceptuitvoeringsplan opgesteld t.b.v. het Waddenfonds. Over dit uitvoeringsplan heeft de Raad op verzoek van de Minister van VROM een advies uitgebracht. In 2005 heeft de Raad al geadviseerd over het Investeringsplan Waddenfonds. De Raad heeft moeten adviseren op een moment dat noch de Ministeriële regeling, noch de beleidsregels Waddenfonds beschikbaar waren, terwijl er ook nog geen duidelijkheid bestond over de rol van de regio. In een eerder advies van de Raad over het Investeringsplan Waddenzee had de Raad aangedrongen op een belangrijke rol voor de regio bij het Waddenfonds. Het conceptuitvoeringsplan had op het moment van advisering dan ook nog geen vastgesteld fundament.

Adviestype: 
sitecontent: 

De Raad constateert in zijn advies dat de verschillende belangengroeperingen meer en beter met elkaar samenwerken door de aanpak van het kabinet. Het belang van deze samenwerking is zo groot, dat het voor het kabinet de moeite waard is om er voor te blijven zorgen dat de groeperingen betrokken zijn bij de voorbereiding en de uitvoering van de uitvoeringsplannen.

De drie functies van het uitvoeringsplan die in het plan moeten worden genoemd en uitgewerkt

Het uitvoeringsplan heeft volgens de Raad drie functies, die in het plan moeten worden genoemd en uitgewerkt. Het gaat daarbij om:

  1. het toetsen  of aanvragen subsidiabel zijn
    Alle toetsingscriteria voor aanvragen uit het Waddenfonds moeten duidelijk in het uitvoeringsplan worden opgenomen. Daarbij moet ook het begrip additionaliteit worden gedefinieerd;

  2. het vaststellen van de volgorde van prioriteit
    In het uitvoeringsplan zal zo duidelijk mogelijk moeten worden aangegeven op welke wijze voorstellen naar prioriteit worden gerangschikt. In een eerder advies van de Raad voor de Wadden over het Investeringsplan Waddenfonds is voor het doel 'vergroten en versterken van natuurwaarden' een aanzet voor het rangschikken van voorstellen naar prioriteit beschreven. Iets soortgelijks zou voor de andere doelen, zoals de duurzame sociaal-economische ontwikkeling van het Waddengebied kunnen worden ontwikkeld. De onzekerheid hierover leidt - terecht - tot een afwachtende houding bij het bedrijfsleven bij het ontwikkelen van projecten;

  3. 3. het aanbrengen en bewaken van een samenhangende aanpak
    De Raad meent dat gelijktijdig met de uitvoering van zogenaamde 'geen spijt'-projecten, gestart kan worden met de uitwerking van doelen en procesbeschrijvingen, zodat doelgericht en effectief kan worden toegewerkt naar de uiteindelijke doelstellingen van het Waddenfonds. Samenhangend met deze aanpak wordt geadviseerd om halverwege de looptijd van het eerste uitvoeringsplan een evaluatiemoment in te passen.

Outputsturing

In het advies wordt gewezen op het politieke risico dat wordt gelopen als er op korte termijn geen meetinstrumenten van doelmatigheid aan het Waddenfonds worden verbonden. Geadviseerd wordt deze instrumenten zo snel mogelijk te introduceren.

Subsidiegrens

Het kabinet had het voornemen om bijdragen uit het Waddenfonds pas mogelijk te maken vanaf een bedrag van 500.000 euro. De Raad adviseert om dit voornemen te laten vervallen. De sociaal-maatschappelijke en de sociaal-economische structuur van het Waddengebied kunnen immers voor het overgrote deel worden gekenschetst als kleinschalig. Het stimuleren van dergelijke structuren vereist dan ook het inzetten voor instrumentarium voor ondersteuning wordt afgestemd op de doelgroep. En niet andersom, dat de doelgroep zich moet hergroeperen om te komen tot een schaalniveau dat het instrumentarium eist. Dit laat echter onverlet dat het voornemen om bundeling van (kleinere) projecten te bevorderen, wel een goed middel is om tot gezamenlijke programma's en samenwerking te komen. Daarnaast zou de uitvoeringsinstantie indieners van aanverwante projecten naar elkaar kunnen verwijzen en adviseren om tot een gezamenlijk en zo integraal mogelijk voorstel te komen.

Advies Raad voor de Wadden PKB Derde Nota Waddenzee

Raad voor de Wadden: Pkb Waddenzee kan wel weg

De Raad voor de Wadden meent dat de pkb Waddenzee zo spoedig mogelijk door het kabinet moet worden vastgesteld. Met een maximale looptijd van vijf jaar. Dat is nodig om op een aantal beleidsterreinen actueel of vernieuwd beleid op nationaal niveau vast te stellen. Tegelijkertijd moet worden gewerkt aan de spoedige vervanging van de pkb Waddenzee door het nationale Natuurbeleidsplan. Hierin wordt het nationale en internationale Waddenzeebeleid opgenomen.

Dat stelt de Raad voor de Wadden in zijn advies “Pkb Waddenzee: beleidsinstrument in blessuretijd” dat de Raad op verzoek van de minister van VROM heeft uitgebracht. Het huidige Waddenzeebeleid is al 12 jaar oud. Actualisering is dus noodzakelijk. Maar dan via een pkb met een looptijd van ten hoogste vijf jaar, omdat de Raad meent dat het Waddenzeebeleid thuishoort in het Natuurbeleidsplan. De Raad vindt dat de pkb in de huidige situatie wel moet worden vastgesteld, ter overbrugging.

Adviesrelatie: 
sitecontent: 

Pkb Waddenzee

Subtitel: 
Beleidsinstrument in blessuretijd
Adviesnummer: 
2006/01
Te bestellen: 
nee

De Raad voor de Wadden is op 19 december 2005 door de Minister van VROM gevraagd advies uit te brengen over de doorgevoerde aanpassingen in het concept aangepast deel 3 pkb Derde Nota Waddenzee. Het concept aangepast deel 3 vervangt het oorspronkelijke deel 3 uit 2001, waarvan de behandeling door de Tweede Kamer in het voorjaar 2002 moest worden afgebroken wegens de val van het kabinet Kok II.

Adviestype: 
sitecontent: 

Uitgangspunten van de Raad

De Raad heeft het zwaartepunt van haar advisering gelegd bij de vraag of een planologische kernbeslissing in de huidige situatie nog wel het meest adequate beleidsinstrument is. Gezien de noodzaak om het sinds voorjaar 2002 door uitstel van de pkb-behandeling ontstane beleidsvacuüm zo spoedig mogelijk op te heffen, meent de Raad dat de voorliggende pkb wel moet worden vastgesteld. De Raad adviseert daarom tevens over de inhoud van het herziene deel 3. Voor een aantal onderwerpen verwijst de Raad naar zijn relevante, sinds 2003 uitgebrachte adviezen. De Raad plaatst een aantal kanttekeningen bij de door het kabinet gevolgde procedure om tot een aangepast deel 3 van de pkb te komen. De Raad mist een volledige verantwoording van de procedure, waaronder de motivatie van het (zonder inspraak) opnemen van bepaalde beleidsbeslissingen met de status van concrete beleidsbeslissing of beslissing van wezenlijk belang.

Recente ontwikkelingen bij wet- en regelgeving

De Raad mist in de pkb een beschouwing over de betekenis van actuele (jurisprudentie over) wet- en regelgeving waarbij vooral wordt gedoeld op de Vogel- en Habitatrichtlijn en de op 1 oktober 2005 inwerking getreden Natuurbeschermingswet 1998. Volgens de Raad betekent dit een verschuiving van het ruimtelijk ordeningsbeleid naar het natuurbeleid, hetgeen directe consequenties heeft voor de inhoud en reikwijdte van de pkb. De pkb wordt daarmee (weer) beperkt tot de afweging van de ruimtelijke aspecten van de op grond van de Habitattoets toegestane functies.

De rol en betekenis van de pkb

De Raad maakt opmerkingen over de rol en de betekenis van de pkb als instrument voor beleid en beheer van de Waddenzee. Dit in lijn met zijn eerder uitgebrachte advies over de bestuurlijke organisatie waar de rol van het instrument pkb aan een kritische beschouwing wordt onderworpen en een adequaat alternatief sturingsinstrument wordt geschetst. Omdat de Raad van mening is dat op dit moment de pkb, na het aanbrengen van de noodzakelijke verbeteringen, zo spoedig mogelijk dient te worden vastgesteld, adviseert hij dit te doen voor een periode van ten hoogste vijf jaar. Tegelijkertijd kan gestart worden met de "ontmanteling" van de pkb waarbij het strategisch Waddenzeebeleid wordt opgenomen in het Natuurbeleidsplan.

Nota van Verantwoording

De Raad adviseert om een vollediger Nota van Verantwoording aan de pkb toe te voegen met de onderbouwing van de redenen tot aanpassing van de pkb. In het advies geeft de Raad een aantal belangrijke onderwerpen aan, die in deze Nota van Verantwoording ontbreken, of in onvoldoende mate worden verantwoord.

Passende beoordeling en Strategische milieubeoordeling

De Raad gaat in het advies alleen in op de vertaling van de resultaten van de passende beoordeling en de strategische milieubeoordeling in de pkb tekst. Bij toekomstige opname van het Waddenzeebeleid in het Natuurbeleidsplan en het beheerplan adviseert de Raad om een meer volledige passende beoordeling uit te voeren van de afzonderlijke activiteiten. Wat betreft de strategische milieubeoordeling adviseert de Raad om met de resultaten hiervan het ruimtelijk afwegingskader opnieuw te doorlopen, zodat de doorwerking van de milieugevolgen in de pkb tekst op een herkenbare manier plaatsvindt. De Raad constateert dat middels de strategische milieubeoordeling het niet mogelijk is de cumulatie van effecten te beschrijven. In de pkb wordt erkend dat de beschikbare informatie onvoldoende houvast biedt. De Raad had het op prijs gesteld als een poging was gedaan om met name de ruimtelijke aspecten van de beoordeelde functies aan een passende beoordeling en een strategische milieubeoordeling te onderwerpen, om zodoende na te gaan of er voor die aspecten in ieder geval iets valt te zeggen over de cumulatie van effecten.

Inhoudelijke opmerkingen

De Raad maakt bij verschillende wijzigingen in de tekst van de pkb inhoudelijke opmerkingen. Op een aantal onderwerpen is de Raad dieper ingegaan. Het betreft de onderwerpen verbreding "hand aan de kraan"-principe, duurzame economische ontwikkeling, referentiekader en streefbeeld, duisternis, niet-gebruikswaarden en cultuurhistorische waarden.

Dekker: Goede balans natuur en economie in Waddengebied

Voor het Waddengebied blijft het kabinet vasthouden aan sturing vanuit de ruimtelijke ontwikkeling. Het gepresenteerde advies 'Natuurlijk Gezag' van de Raad voor de Wadden en de Raad voor het openbaar bestuur wijkt af van deze lijn. Daarom zal het advies om de sturing bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onder te brengen nu niet aan de orde zijn. Dat zei programmaminister Dekker (VROM) voor het Waddengebied na ontvangst van het advies in Den Haag. De verbetering van de bestuurlijke organisatie is met de regio besproken. 'Daarbij is duidelijk onderscheid gemaakt wat de verantwoordelijkheid is van het Rijk en de verantwoordelijkheid van de regio. Het natuurbelang wordt daarbij niet verkwanseld.' Op korte termijn zal programmaminister Dekker mede namens de ministers van BZK, LNV en EZ en de staatssecretaris van VenW een inhoudelijk reactie geven op het advies van de Raden en deze ook naar de Tweede Kamer sturen.

In het advies 'Natuurlijk Gezag' pleiten de twee Raden voor de ontwikkeling van het Waddenzeebeleid vanuit de Natuurbeschermingswet in plaats van de ruimtelijke ontwikkeling. Dat betekent sturing vanuit het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in plaats van het ministerie van VROM. Het kabinet heeft eerder besloten om het beleid voor het Waddengebied te sturen vanuit de ruimtelijke ontwikkeling. Het instrument daarvoor is de PKB Waddenzee die deze week de inspraakronde is ingegaan. Dat behoort tot de taken van de minister van VROM als programmaminister voor het Waddengebied.

Persbericht 13 januari
Adviesrelatie: 
sitecontent: 

Beter bestuur en beheer van de waddenzee nodig

Het kabinet moet de natuur in en rond de Waddenzee actiever gaan beschermen. Daartoe is het nodig dat de minister voor natuurbescherming verantwoordelijk wordt voor het Waddenzeebeleid en dat de gemeenten en provincies in het Waddengebied gezamenlijk de natuur gaan beheren. De huidige werkwijze, waarbij Rijk, provincies en gemeenten gezamenlijk overleggen over de Waddenzee, zonder duidelijk bevoegd gezag dat eindverantwoordelijkheid draagt, leidt tot een inconsistent en een ad hoc-beleid. Dat is niet in het belang van de Waddenzee. 

Dat stellen de Raad voor de Wadden en de Raad voor het openbaar bestuur in het gezamenlijke advies, “Natuurlijk Gezag”, dat vandaag aan minister Dekker van VROM is aangeboden. Eerder, in 2004, had de commissie-Meijer de bestuurlijke organisatie voor de Waddenzee als een belangrijke oorzaak van de problematiek in het gebied genoemd. De beide raden constateren in hun advies dat de Waddenzee nog wordt beheerd als een ruimtelijk ordeningsgebied. Economische, ruimtelijke, recreatieve en milieubelangen worden in het beleid vrij tegen elkaar afgewogen.

Persbericht 12 januari
Adviesrelatie: 
sitecontent: