Raad voor de Wadden

Natuurlijk gezag

Subtitel: 
Een bestuurlijk model voor de Waddenzee
Advies bestand: 
Adviesnummer: 
2005/05
Te bestellen: 
nee

In samenwerking met de Raad voor het openbaar bestuur

De Waddenzee is het grootste aaneengesloten natuurgebied van West-Europa en een van de grootste getijdengebieden van de wereld. De erkenning van de Waddenzee als uniek natuurgebied is zowel op nationaal als internationaal niveau politiek-bestuurlijk verankerd in strategisch beleid en in wet- en regelgeving. De hoofddoelstelling van het nationale strategische Waddenzeebeleid is om de Waddenzee als natuurgebied duurzaam te beschermen en te ontwikkelen. Daarbij zijn de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen richtinggevend en normstellend.

Adviestype: 
sitecontent: 

Het kader van de ruimtelijke ordening

De bestuurlijke organisatie van het Waddengebied heeft al ruim dertig jaar de aandacht. Aanvankelijk is gekozen om het Waddenzeebeleid vorm te geven binnen het kader van de ruimtelijke ordening, met de planologische kernbeslissing (PKB) als centraal instrument. De gedachte hierachter was dat de ruimtelijke ordening het kader biedt om de verschillende nevengeschikte functies binnen het gebied, zowel natuur als de economische functies, ruimtelijk tegen elkaar af te wegen. Sectorale wetgeving biedt het kader voor besluitvorming binnen elke functie, zodat er voor afweging tussen functies veel coördinatie en overleg is vereist. Dit heeft zijn gestalte gekregen in het Coördinatiecollege Waddengebied (CCW) en het Regionaal Coördinatiecollege Waddengebied (RCW).

Verticale en horizontale coördinatie en overleg tussen de betrokken overheden zijn karakteristiek voor de bestaande bestuursorganisatie voor het Waddengebied. In wezen is het een ruimtelijk ordeningsmodel waarin alle belangen als nevengeschikt worden beschouwd. De afweging van verschillende belangen wordt telkens opnieuw gemaakt en dat kan leiden tot onvoorspelbaar, inconsistent en ad hoc beleid. Daardoor biedt het bestuurlijke model onvoldoende waarborgen voor effectief en tijdig handelen in het belang van de bescherming van de natuurwaarden.
Bovendien leidt dit beleid tot een negatieve betrokkenheid van burgers, ondernemers, belangen- en actiegroepen en de publieke opinie.

Van ruimtelijke ordening naar natuurbescherming

De Waddenzee is meer en meer onderwerp van natuurbescherming geworden, vooral onder de invloed van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. Er kan zelfs worden gesproken van een paradigmawisseling. De juridische verplichting het gebied als natuurgebied te beheren is een gegeven, dat rechtstreeks uit genoemde richtlijnen voortvloeit. Het natuurbelang bepaalt de grens voor economische en andere activiteiten. De bestuurlijke organisatie moet zich voegen naar de paradigmawisseling: vorm volgt inhoud.

Geen systematisch natuurbeheer

Op dit moment draagt niemand de eindverantwoordelijkheid voor de natuurbescherming van de gehele Waddenzee. Die ontbrekende eindverantwoordelijkheid weerspiegelt zich in de uitvoering: de natuur van de Waddenzee wordt niet systematisch beheerd en gemonitord. De beheerstaken die wél worden uitgevoerd in het gebied - bijvoorbeeld door Rijkswaterstaat - zijn veelal niet te beschouwen als natuurbeheer en vertonen bovendien weinig samenhang.

Naar een nieuw bestuurlijk model

De constatering dat het paradigma voor de Waddenzee onder invloed van de Vogel- en Habitatrichtlijnen is gewisseld en de constatering dat er een natuurbeheerder moet komen voor de gehele Waddenzee, leiden gezamenlijk tot de conclusie dat er een nieuw bestuurlijk model voor de Waddenzee moet worden ontwikkeld, waarbij er sturing vanuit het natuurbelang plaatsvindt in plaats van coördinatie. De coördinatielichamen CCW en RCW kunnen verdwijnen. Het bovengeschikte belang van de natuurbescherming dient in een strategische visie en operationeel beleid tot uitdrukking te komen. Het huidige model dat is geënt op de ruimtelijke ordening, moet dan ook worden verlaten.
De natuurbescherming stelt twee hoofdeisen. Er moet een strategische visie op de toekomst van de Waddenzee komen met daaraan te relateren strategisch beleid.
Daarnaast moet het praktische natuurbeheer pro-actief, effectief en samenhangend zijn.
Naast de eisen die de natuurbescherming stelt aan het bestuurlijke model, zijn er principiële en praktische eisen vanuit de optiek van de democratische rechtsstaat, die te maken hebben met borging van democratische legitimatie, draagvlak voor het Waddenzeebeleid, eerbiediging van de bestuurlijke hoofdstructuur en van de positie van de decentrale overheden.

Op nationaal niveau het strategische beleid

Visieontwikkeling op hoofdlijnen en formulering van strategisch beleid zijn de verantwoordelijkheid van de nationale overheid. Op dit niveau moeten de beleidskaders worden aangegeven, waarbinnen de andere overheden hun gezag uitoefenen.
Voor de Raden ligt het voor de hand dat de bewindspersoon die de eerstverantwoordelijke is voor natuurbescherming ook de bewindspersoon voor het Waddenzeebeleid is. De huidige minister van natuurbescherming coördineert nu al het beleid voor de Wadden op internationaal niveau. De eerstvolgende kabinetsformatie is een geëigend moment voor een dergelijke toedeling van de politieke verantwoordelijkheid.

Op regionaal niveau het operationele beleid en beheer

Van belang is vervolgens dat het strategische Waddenzeebeleid in de regio door de decentrale overheden wordt gedragen. De decentrale overheden zijn daarmee medeverantwoordelijk voor het bereiken van de hoofddoelstelling van het Waddenzeebeleid. Bovendien raakt natuurbeheer nadrukkelijk aan andere verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de decentrale overheden, waardoor hun bestuurlijke betrokkenheid niet alleen wenselijk maar ook noodzakelijk is.
Een constructie onder de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) is het geëigende kader voor het voorgestelde samenwerkingsverband tussen provincies en gemeenten. De bevoegdheden van het Rijk en de provincies om beheersplannen vast te stellen en vergunningen te verlenen voor de Waddenzee moeten worden overgedragen aan het regionaal bestuur. Ook hierover kunnen bij de volgende kabinetsformatie afspraken worden gemaakt, waarbij het oordeel van de regio zelf zwaarwegend moet zijn.
Het regionale bestuur draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de natuurbescherming in de vorm van actief beheer. Daartoe moet een aparte beheersorganisatie opgericht worden die direct verantwoording verschuldigd is aan het regionale bestuur. Deze beheersorganisatie is verantwoordelijk voor uitsluitend die activiteiten die rechtstreeks verband houden met behoud, bescherming en herstel van het gebied. Op termijn kan worden bezien of het voor een effectief en efficiënt bestuur raadzaam is om andere taken en bevoegdheden die nu nog bij de provincies, gemeenten en het Rijk berusten, aan het regionale bestuur voor de Waddenzee over te dragen.

Gebundelde Waddeninspectie

Het Rijk is verantwoordelijk voor het toezicht op de activiteiten van het regionaal bestuur voor de Waddenzee. De bestaande inspectietaken die direct betrekking hebben op de natuurbescherming van de Waddenzee dienen te worden gebundeld.
In de aanloopfase gaat het vooral om toezicht op de naleving van de Natuurbeschermingswet 1998, maar de taken van de inspectie zullen moeten meebewegen met de taken en bevoegdheden van het regionaal bestuur.

Draagvlak voor een nieuw bestuurlijk model

Gezien het grote draagvlak voor het centraal stellen van natuurbescherming verwachten de Raden dat de verschillende overheden en andere betrokken partijen elkaar vanuit dat perspectief kunnen vinden. Dat kan ook gelden voor de betrokkenen die een economisch en/of een recreatief belang hebben bij de Waddenzee. Activiteiten die de natuur schade toebrengen moeten volgens de wet worden uitgesloten, maar tegelijkertijd is het voor iedere ondernemer en andere gebruikers van groot belang dat een duidelijk en voorspelbaar bestuur voor een langere termijn kan aangeven welke activiteiten wel en niet zijn toegestaan.

Investeringsplan Waddenfonds

Subtitel: 
Advies aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Advies bestand: 
Adviesnummer: 
2005/03
Te bestellen: 
nee

De Raad voor de Wadden is op 24 juni 2005 door de Minister van VROM gevraagd advies uit te brengen over het concept Investeringsplan Waddenfonds. In dit plan worden de hoofdlijnen voor investeringen en de wijze waarop de organisatie voor de uitvoering van het fonds vorm zal krijgen, geschetst.

Adviestype: 
sitecontent: 

Algemene uitgangspunten van het fonds

Met het kabinet is de Raad van oordeel dat extra investeringen in het Waddengebied noodzakelijk zijn. Het Waddenfonds zal die investeringen mogelijk moeten maken. Wel benadrukt de Raad dat het om additionele investeringen moet gaan naast de al bestaande reguliere geldstromen voor het gebied.

De Raad is het in principe eens met de voorgestelde gebiedsbegrenzing. Dit betekent dat investeringen uit het Waddenfonds direct of indirect op het Waddengebied betrekking moeten hebben. De Raad meent dat er voor de categorie duurzame economische ontwikkeling geen ruimere gebiedsbepaling dient te worden opgenomen. De continuïteit van het fonds moet gegarandeerd dient te worden. Een eventuele stopzetting of temporisering van de gaswinning in verband met de "hand aan de kraan" winningstrategie, mag deze continuïteit volgens de Raad niet in gevaar brengen.

Het kabinet heeft besloten het Waddenfonds op te zetten in de vorm van een rijksbegrotingsfonds. Volgens de Raad zal gewaarborgd moeten zijn dat het fonds niet deel zal gaan uitmaken van de begrotingen van het rijk, waaruit reguliere rijkstaken worden gefinancierd.
Bij het opstellen van het uitvoeringsplan en de beoordeling van ingediende projecten dient de regio (bestuurders, maatschappelijke organisaties enz.) een belangrijke rol te krijgen. Dit moet o.a. door het Regionaal Coördinatiecollege Waddengebied een zwaarwegende adviesrol te geven in de procedure.

In het concept Investeringsplan wordt een bepaalde verdeling van de middelen over vier verschillende categorieën van projecten gehanteerd (natuurherstel en -ontwikkeling, externe bedreigingen, duurzame economische ontwikkeling en kennishuishouding). De Raad meent dat de verdeling onvoldoende is onderbouwd en adviseert daarom een beleidsanalyse op te stellen die als onderbouwing van de verdeling van de middelen moet dienen.

Verder adviseert de Raad de Minister om ruimhartig om te gaan met de vereiste cofinanciering bij natuurprojecten. Voor deze categorie zal het immers veel moeilijker zijn om cofinanciering te krijgen dan bijvoorbeeld voor projecten binnen de categorie duurzame ontwikkeling.De eventuele exploitatie- en beheerskosten die voortvloeien uit investeringen vanuit het Waddenfonds moeten in principe uit andere (reguliere) middelen bekostigd worden.

Prioriteiten in investeringen; belangrijkste problemen en uitdagingen
Voor wat betreft de categorie natuurherstel en -ontwikkeling adviseert de Raad om een visie (en plan van aanpak) te ontwikkelen op de belangrijkste sturende factoren van het ecosysteem van de Waddenzee. De visie moet het mogelijk maken op een duidelijke manier tot prioritering van projecten te komen.

Voor investeringen in bedreigingen stelt de Raad zich op het standpunt dat dergelijke investeringen ook echt additioneel moeten zijn. Het is niet altijd even duidelijk of er sprake is van reguliere of van additionele investeringen die gepleegd moeten worden. Dit speelt vooral bij de categorie externe bedreigingen.

Geadviseerd wordt het begrip 'additioneel' in dit verband nader uit te werken. Volgens de Raad zullen in principe de bestrijding en preventie van bedreigingen die te maken hebben met gangbare toegestane activiteiten uit de reguliere middelen moeten worden betaald. In dit verband meent de Raad dat de nadeelcompensatie van de mechanische kokkelvisserij niet uit het Waddenfonds gefinancierd zou moeten worden.

Investeringen uit het Waddenfonds vanuit de duurzame economische invalshoek kunnen volgens de Raad gericht zijn op 1. verduurzaming van bestaande economische activiteiten (leidend tot vermindering van de huidige milieudruk op het gebied), 2. de ontwikkeling van nieuwe duurzame activiteiten (die dus geen extra belasting van het Waddenmilieu tot gevolg hebben) en 3. behoud en ontwikkeling van werkgelegenheid en leefbaarheid bij voorkeur via kleinschalige en gebiedseigen initiatieven. Daarbij adviseert de Raad onderscheid te maken tussen de Waddenzee en het Waddengebied wanneer het gaat om het prioriteren van investeringen. In het geval van het Waddengebied speelt ook werkgelegenheid als criterium voor financiering uit het fonds een rol.

Tenslotte heeft de Raad besloten over de categorie kennishuishouding een afzonderlijk advies uit te brengen. In dit advies benoemt de Raad de huidige knelpunten in de kennishuishouding, mogelijke oplossingsrichtingen hiervoor en de rol die een kennisplatform in de vorm van een Waddenacademie hierbij kan spelen. 

Werken aan Wadden-weten

Subtitel: 
Welke rol kan een Waddenacademie spelen?
Advies bestand: 
Adviesnummer: 
2005/04
Te bestellen: 
nee

In verschillende recente publicaties (onder andere in Ruimte voor de Wadden en het concept Investeringsplan Waddenfonds) is aangegeven dat er in het Waddengebied te weinig aandacht is voor de coördinatie van onderzoek en de integratie van kennis. Dit leidt tot versnippering en onvoldoende beschikbaarheid en toepasbaarheid voor beleid en bestuur. Verder ontbreekt het aan voldoende afstemming tussen vraag en aanbod van kennis en is de onderzoeksprogrammering daar in onvoldoende mate op gericht. In het bijzonder is er onvoldoende kennis over de samenhang tussen de betekenis als natuurgebied, de belevingswaarde en de sociaal-economische positie van de bewoners. 

Adviestype: 
sitecontent: 

Deze constateringen hebben ertoe geleid dat Minister Dekker van VROM eind 2004 aan de Commissaris van de Koningin van de Provincie Fryslân, de heer Nijpels, heeft verzocht om een plan van aanpak voor de oprichting van een Waddenacademie bij haar in te dienen.

Naar aanleiding van deze ontwikkelingen heeft de Raad voor de Wadden het wenselijk geacht aan de Minister van VROM dit ongevraagde advies uit te brengen over de wijze waarop de kennishuishouding van het Waddengebied kan worden verbeterd en over de vraag of de oprichting van een Waddenacademie hieraan een bijdrage kan leveren. De mogelijke rol van een Waddenacademie op het gebied van ontsluiting van kennis, onderwijs, (publieks)voorlichting en fondsverwerving is in dit advies meegenomen.

De problemen in de kennishuishouding zijn deels van inhoudelijke en deels van organisatorische aard. De inhoudelijke knelpunten betreffen de feitelijke lacunes in kennis van het Waddengebied, zoals die in verschillende adviezen en rapporten worden opgesomd. De organisatorische problemen uiten zich in de te geringe efficiency van de inzet van middelen en mensen, de ontoereikende benutting van beschikbare kennis en het ontbreken van een gemeenschappelijke visie op het gewenste kennisniveau. In het voorliggende advies is gekozen voor een benadering die uitgaat van de gesignaleerde knelpunten. Op basis van een inhoudelijke analyse is aangegeven wat de knelpunten zijn en welke oplossingsrichtingen er zijn. Hierbij is rekening gehouden met meer algemene beperkingen, zoals het gewicht van wetenschappelijke kennis in politieke besluitvormingsprocessen en de stuurbaarheid van fundamenteel onderzoek.

Verder is uitgegaan van de in de brief van de Minister aan de heer Nijpels verwoorde randvoorwaarden betreffende het beschikbare budget en het streven om zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande structuren.

De Raad heeft een analyse uitgevoerd die uitgaat van een indeling van het onderzoek in drie taakvelden: fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en monitoring. In de hierna geschetste aanpak per onderzoekstaak is nadrukkelijk gekozen voor het versterken van de kennishuishouding binnen de bestaande structuren en organisaties.

Wat betreft het fundamentele onderzoek formuleert een kennisplatform (de Waddenacademie) de Waddenspecifieke onderzoeksthema's. Naar de mening van de Raad is de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) bij uitstek geschikt om het benodigde onderzoek uit te (laten) voeren in de vorm van tenders in nieuwe of bestaande onderzoeksprogramma?s. De NWOprogrammacommissie staat dan garant voor de wetenschappelijke kwaliteit én voor het aansluiten op de vragen, zoals die zijn aangereikt door de Waddenacademie. De programmacommissie legt verantwoording af aan de Waddenacademie.

Om het toegepaste onderzoek in het Waddengebied te structureren en de doorwerking te optimaliseren adviseert de Raad een kennisnetwerk op te zetten waarin 'deskundige' gebruikers en onderzoekers nauw samenwerken. Een dergelijk netwerk bestaat al 15 jaar ten behoeve van de uitvoering van het Overlevingsplan Bos en Natuur (OBN). In dit netwerk werken onderzoekers en deskundigen vanuit beleid en beheer in deskundigenteams samen aan de ontwikkeling van kennis en de doorwerking ervan in de dagelijkse praktijk. De teams evalueren de resultaten en verspreiden de kennis onder belanghebbenden. De langere termijn programmering voor de deskundigenteams kan worden ondergebracht bij de Waddenacademie, die vervolgens ook over het toegepaste onderzoek verantwoording af legt aan de betrokken bestuurders in het Waddengebied.

De Raad adviseert om een verbetering van de afstemming tussen de verschillende uitvoerders van monitoring-programma's,tussen uitvoerders en gebruikers en tussen uitvoerders en interpreteerders/onderzoekers te bewerkstelligen. Omdat er geen goed inzicht is in de belangrijkste te nemen stappen, wordt voorgesteld om eerst de monitoringbehoeften en -problemen Waddengebiedbreed in beeld te laten brengen door een onafhankelijk instituut. Een dergelijke analyse moet voorstellen opleveren voor een duurzame opzet van de monitoring, het bijbehorende organisatiemodel en de mogelijke financiering. De analyse moet worden beoordeeld door de Waddenacademie (het kennisplatform), resulterend in voorstellen voor de gewenste vervolgstappen. Het monitoringonderzoek blijft onder verantwoordelijkheid van de organisaties die daarvoor nu ook de verantwoordelijkheid dragen. Dit betekent dat de (interne) coördinatie en afstemming ook voor een belangrijk deel binnen de onderscheiden structuren plaatsvindt.

De Raad adviseert om de rol van de Waddenacademie in kennishuishouding van het Waddengebied af te bakenen en in te perken tot de vraagstukken rond de kennisbehoefte, het omgaan met beschikbare kennis en lacunes in kennis.
Onderwijs, ontsluiting van kennis, (publieks)voorlichting en fondsverwerving behoren daarmee niet tot de (directe) taken van de academie.

In relatie tot het onderwijs blijft het volgens de Raad onduidelijk in hoeverre en op welke wijze bestaande instellingen hun onderwijsrol met betrekking tot het Waddengebied niet in voldoende mate zouden vervullen. Op deze punten is een meer uitgebreide inventarisatie nodig, alvorens eventuele maatregelen kunnen worden voorgesteld.

Verbetering van de ontsluiting van kennis is volgens de Raad feitelijk een kwestie van een eenmalige investering vanuit het Waddenfonds in de opzet van een brede, duurzaam beheerbare databank bij een bestaand instituut in de Waddenregio.
De Raad gaat er vanuit dat met behulp van financiële ondersteuning vanuit het Waddenfonds de ontsluiting (dit kan ook een 1-loketfunctie zijn) kan worden gerealiseerd, waarna de betreffende instelling de verantwoordelijkheid krijgt om het beheer van de ontsluiting uit eigen middelen in stand te houden.

Wat betreft de voorlichting van het brede publiek ziet de Raad een extra inspanning vanuit het Waddenfonds als een van de mogelijkheden voor versterking van bijvoorbeeld bezoekerscentra en InterWad. De Raad ziet hierin geen taak voor de Waddenacademie.

Het aanboren van extra financiële bronnen is volgens de Raad een activiteit die niet past bij de voorgestelde rol en positie van de Waddenacademie, en betreft bovendien een activiteit die de betrokken organisaties heel goed zelf (kunnen) invullen.

De Waddenacademie vormt met de hiervoor geschetste rol en positionering een kennisplatform dat wordt gevormd door personen die op basis van hun kennis, ervaring en gezag hiervoor worden benaderd. Behalve onderzoekers zullen dat ook mensen zijn met kennis op het gebied van beleid, bestuur en de gebruiksfuncties in het Waddengebied.

De Raad concludeert dat zijn advies over de rol van een Waddenacademie goed aansluit op de inhoud van de brief van de Minister aan de heer Nijpels. De voorstellen passen goed binnen de financiële randvoorwaarden van de Minister en binnen het streven de knelpunten in de kennishuishouding zoveel mogelijk binnen de bestaande structuren op te lossen. Het advies van de Raad wijkt op onderdelen af van de invulling die wordt beoogd in het Vijfstappenplan, het advies ter voorbereiding van de Waddenacademie waarmee de heer Nijpels heeft voldaan aan het verzoek van de Minister. Wel past het onderhavige advies naar de mening van de Raad binnen de verdere uitwerking van de academie zoals die in het Vijfstappenplan is voorgesteld, zij het dat het merendeel van de stappen aanmerkelijk eenvoudiger van opzet kan zijn.

Duurzaam Sociaal-Economisch Ontwikkelingsperspectief voor het Waddengebied (SEOW)

Advies bestand: 
Adviesnummer: 
2005/02
Te bestellen: 
nee

In december 2004 is het rapport 'Wad Anders' door het Ministerie van Economische Zaken gepublicieerd. Dit rapport bevat het sociaal-economisch ontwikkelingsperspectief voor het Waddengebied (SEOW), zoals dat door het (vorige) kabinet in deel 3 van de pkb Derde Nota Waddenzee was aangekondigd. Op verzoek van de Minister van Economische Zaken heeft de Raad over dit rapport advies uitgebracht.

Adviestype: 
sitecontent: 

De Raad vindt het jammer dat bij het opstellen van het rapport is gekozen voor een sectorale en derhalve smalle economische invalshoek. Een analyse van de sociaal-economische structuur en de ontwikkeling van het kustgebied ontbreken, evenals de betekenis van de grote werkgelegenheidscentra (Groningen, Leeuwarden, Alkmaar) voor de werkgelegenheid van het kustgebied.

De Raad meent dat in de eerste plaats samenhang moet worden aangebracht in de sectoraal geformuleerde wensen vanuit het bedrijfsleven. Daarvoor is een nader uitgewerkte visie op de totale economische ontwikkeling van het kustgebied nodig, met inachtneming van de hoofddoelstelling van de Waddenzee als natuurgebied.
Daarnaast zal ook aan sociaal-maatschappelijke  aspecten aandacht moeten worden besteed.

In het rapport is helaas geen invulling gegeven aan de gedachte dat naar win-win situaties voor economie en ecologie moet worden gezocht. Er is wel gekeken naar de verenigbaarheid van economische activiteiten met de natuurdoelstelling van de Waddenzee, maar niet naar de kansen voor ecologische winst.

Verder mist de Raad een visie op de verhouding tussen de landschappelijke kwaliteit die van belang is voor recreatie en toerisme, en de andere activiteiten in het gebied. Op het gebied van energie en delfstofwinning kan meer worden samengewerkt teneinde de transitie naar duurzame energie te maken. Ook een visie op de toekomst van de landbouw ontbreekt, terwijl het een economische factor van betekenis is en tevens een dominante factor in het kustlandschap vormt.

De Raad concludeert dat het rapport aangevuld moet worden met een overkoepelende analyse en visie op het sociaal-economisch ontwikkelingspersperctief.

Nederland moet alternatieven voor windparken in zee onderzoeken

Internationale samenwerking Waddenbeleid  te ondoorzichtig

De Raad voor de Wadden, die de regering adviseert over het Waddengebied, heeft in de aanloop naar de internationale ministersconferentie op Schiermonnikoog, een advies over de trilaterale samenwerking geschreven aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Het rapport behandelt de toekomst van de samenwerking tussen Duitsland, Denemarken en Nederland, de aanleg van windmolenparken in de Noordzee en de rol van het wetenschappelijk symposium. De Raad constateert dat voor een duurzaam ontwikkelingsperspectief een meer verplichtende samenwerking en een concreet actieprogramma nodig zijn. Zonder zo’n versterking leveren de ministersconferenties te weinig op, zo vindt de Raad voor de Wadden.

Belangrijke rol voor Waddenzeeforum

Adviesrelatie: 
sitecontent: 

Trilateraal voor de Toekomst: naar een versterkte trilaterale samenwerking

Adviesnummer: 
2005/01
Te bestellen: 
nee

De Raad heeft op verzoek van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een advies uitgebracht over een aantal zaken die op Trilateraal niveau spelen. Die zaken betreffen trilaterale samenwerkingsaspecten, de aanleg van windmolenparken op de Noordzee en de rol van het wetenschappelijk symposium. Aanvullend hierop heeft de Raad in het advies zijn standpunt kenbaar gemaakt over de nominatie van de Waddenzee tot werelderfgoed. 

Adviestype: 
sitecontent: 

Trilaterale samenwerkingsaspecten

Conform de vraag van de Minister heeft de Raad het advies van de Waddenadviesraad over trilaterale samenwerking (juli 2000), waarin een analyse van de trilaterale samenwerking is gemaakt, geactualiseerd. De aanzet die het Ministerie van LNV heeft gegeven om tot een betere communicatie met bewoners en organisaties te komen rondom het trilateraal Waddenzeebeleid, is positief, maar zal op een meer gestructureerde manier moeten plaatsvinden.

Het Wadden Sea Forum (WSF), waarin de stakeholders en overheden gezamenlijk een duurzaam ontwikkelingsperspectief voor het gebied hebben ontwikkeld, is een goede manier gebleken om de betrokkenheid van bewoners en gebruikers bij de trilaterale samenwerking te betrekken.
De Waddenzeelanden zijn er verantwoordelijk voor dat de aanbevelingen die zijn gedaan, met behulp van het Wadden Sea Forum worden uitgevoerd. Het WSF dient dan ook opnieuw voor een periode van vier jaar te worden ingesteld.

Het trilateraal geformuleerde beleid moet uitgangspunt vormen voor de formulering van (aanvullend) nationaal beleid in de drie Waddenzeelanden. Op die manier wordt het Waddenzeebeleid doorzichtiger, wat het  draagvlak voor het beleid ten goede komt. Ten aanzien van de uitvoering van een aantal EU-richtlijnen is het zaak om op trilateraal niveau tot harmonisatie inzake de uitvoering van de richtlijnen te komen. Dit is nodig om tot een consistente uitvoering van trilateraal gemaakte afspraken te komen.
In de Verklaring van een Regeringsconferentie moet het Waddenzeeplan een centrale rol krijgen, dat voorzien moet worden van een actieprogramma. Op die manier krijgt het Waddenzeeplan een meer verplichtend karakter en is het duidelijk wie, bij niet nakoming ervan, daarop moet worden aangesproken. In de Regeringsverklaring van Schiermonnikoog dient de wenselijkheid te worden uitgesproken om tot een verdergaande en meer verplichtende samenwerking op trilateraal niveau te komen. In de periode tot de volgende Regeringsconferentie kunnen de verschillende mogelijkheden daartoe op een rijtje worden gezet.

Aanleg van windmolenparken op de Noordzee binnen de randvoorwaarden van de doelstellingen voor de Waddenzee

In het advies wordt geen uitspraak gedaan over de plaatsing van windmolens op het land. Het advies concentreert zich op de aanleg van windmolenparken op de Noordzee binnen de randvoorwaarden van de doelstellingen van de Waddenzee, zoals door de Minister is gevraagd. 
Op dit moment is er nog geen sprake van een gecoördineerde en geïntegreerde aanpak op trilateraal niveau waar het gaat om de inpassing van windmolen-parken. De Minister van LNV - en zijn collega-ministers in Duitsland en Denemarken - moet er voor zorgen dat bestaande afspraken worden nagekomen en dat er een integraal plan wordt opgesteld voor de aanleg van windmolenparken op de Noordzee, waarvan de externe invloed zich tot het trilaterale samenwerkingsgebied zou kunnen uitstrekken. In relatie tot bovenstaande is het wenselijk de aanbeveling van het Wadden Sea Forum om een trilateraal afgestemde ruimtelijke ordeningsprocedure voor de Exclusief Economische Zone te onderstrepen en uit te werken in trilateraal verband.

Met betrekking tot de inpassing van windmolenparken in het landschap en de effecten op natuur moeten, op basis van het toetsingskader van de Vogel- en Habitatrichtlijn, eisen geformuleerd worden ten aanzien van de locatie en aanleg van windmolenparken op de Noordzee. Dit moet in trilateraal verband verder uitgewerkt worden. Voor wat betreft de effecten op het landschap mogen de windmolenparken op de Noordzee op basis van bestaand beleid geen zichthinder opleveren vanaf de Waddeneilanden. De landschappelijke kwaliteiten van het trilaterale samenwerkingsgebied en het aangrenzende kustgebied moeten dan ook worden betrokken bij de trilaterale besluitvorming over de aanleg van windmolenparken.
De keuze voor grootschalige inzet van duurzame energie kan pas plaatsvinden als de afweging van (schadelijke) effecten enerzijds en maatschappelijk nut anderzijds, gemaakt kan worden op basis van objectieve en wetenschappelijk onderbouwde argumenten, uitmondend in een kader voor de realisering van duurzame energie in de Waddenzeeregio.

Wetenschappelijk symposium

In het advies komt de Raad tot de conclusie dat er (nog steeds) een rol is weggelegd voor het Wetenschappelijk symposium in het voorbereidingstraject naar de Regeringsconferentie. Het wetenschappelijk symposium moet tot heldere en eenduidige aanbevelingen in de richting van beleid, bestuur en beheer leiden. Voorwaarde is wel dat er een duidelijke scheiding tussen de wetenschappelijke discussie, de beleids- en beheersmatige vertaling van wetenschappelijke conclusies en de politiek-maatschappelijke discussie is bij de voorbereiding en het verloop van het symposium en bij de vertaling in aanbevelingen aan de Regeringsconferentie. In dit verband wordt aanbevolen om het Quality Status Report (QSR), dat eens in de vier jaar - veelal op vrijwillige basis van betrokken wetenschappers - wordt opgesteld en inzicht verschaft in de evaluatie van de Doelen uit het Waddenzeeplan, een formele status te geven als wetenschappelijke input voor het wetenschappelijk symposium. Verder dient het wetenschappelijk symposium zodanig te worden gepland ten opzichte van de Regeringsconferentie dat de conclusies nog op een goede manier vertaald kunnen worden in aanbevelingen richting de Regeringsconferentie. Tenslotte moet er een trilaterale werkgroep bestaande uit onafhankelijke wetenschappers en overheidsvertegenwoordigers worden ingesteld om deze vertaling te verzorgen. 

Om tot een verdergaande versterking van de rol van onderzoek te komen, zal een analyse moeten worden uitgevoerd van diverse instrumenten, zoals bijvoorbeeld de landelijke voortgangsrapportages enz. Op basis hiervan moet bekeken worden of verdere aanpassingen in de organisatie van het onderzoek nodig zijn. Tot slot zal ook aansluiting gezocht moeten worden bij de meest recente ontwikkelingen op dit terrein, zowel binnen als buiten het Waddengebied.

Werelderfgoednominatie

De Raad meent dat het in beginsel logisch is dat de - bij voorkeur gehele trilaterale - Waddenzee genomineerd wordt voor plaatsing op de werelderfgoedlijst. Het kan als een meerwaarde worden gezien dat het Rijk ervoor zorgt dat er een goede infrastructuur voor voorlichting en educatie in en rondom het gebied wordt gerealiseerd en dat er voldoende middelen beschikbaar worden gesteld om deze te onderhouden. De wijze waarop de Minister van LNV omgaat met de ongerustheid in het gebied, door een convenant voor te bereiden is zeer te waarderen. Wel is het nodig dat het convenant door de betrokken overheden (Rijk, provincies en gemeenten) en door de verschillende betrokken belangenorganisaties in het gebied wordt ondertekend. Om verdere ongerustheid weg te nemen is het wenselijk om inzage te geven in het nominatiedossier dat als basis dient voor de nominatie en de uiteindelijke plaatsing op de werelderfgoedlijst. Tenslotte wijst de Raad op het belang om ook in de toekomst te blijven werken aan draagvlak. 

Raad voor de Wadden kritisch over implementatie Kaderrichtlijn Water

Waddenzee voorlopig als ‘sterk veranderd water’ typeren

In een brief aan Staatssecretaris mevrouw Schultz van Haegen plaatst de Raad voor de Wadden kanttekeningen bij de afronding van de eerste rapportage ten behoeve van de invoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW).

Draagvlak

Adviesrelatie: 
sitecontent: 

Europese Kaderrichtlijn Water

Advies bestand: 
Adviesnummer: 
2004/07
Te bestellen: 
nee

De Raad is overtuigd van het grote belang van de Europese Kaderricht­lijn Water (EKRW). Nederland en de andere Europese landen staan nog maar aan het begin van het proces van implementatie.
De Raad meent dat het erg belangrijk is om draagvlak voor dit proces te creëren, en dit kan door met een open planproces te werken. Dit betekent dat de over­heid moet communiceren. Ook moet er een open oog zijn voor de maat­schappelijke impact van de Kader­richtlijn. 

Adviestype: 
sitecontent: 

Verder wijst de Raad op het belang om de Waddenzee als één ecosysteem te beschouwen, en der­halve om de doelstelling van alle stroomgebieden die in de Wadden­zee uitkomen, trilateraal af te stemmen. Een belangrijke nog te maken keuze is of de Waddenzee voorlopig als een natuurlijk water of als een sterk veranderd water gety­peerd moet worden. De Raad beveelt aan voorlopig te kiezen voor "sterk veranderd" in plaats van "natuurlijk" water, omdat het in de toekomst makkelijker is om te beslissen om van sterk veranderd naar natuurlijk op te schalen dan andersom. Wel acht de Raad het wenselijk dat er in de drie Waddenzeelanden dezelfde keuze wordt gemaakt, waarbij rekening wordt gehouden met de hoofddoelstelling van de Waddenzee als natuurgebied.

Advies Raad voor de Wadden: invoering natuurgrenzen nog lang niet in zicht

Raad bepleit een kleine Waddenacademie

De Raad voor de Wadden heeft op verzoek van Minister Dekker van VROM een spoedadvies uitgebracht over de conceptkabinetsstandpunten die betrekking hebben op de hoofdlijnen van het nieuwe Waddenzeebeleid. Deze hoofdlijnen zullen door het Rijk worden opgenomen in een nieuwe planologische kernbeslissing voor de Waddenzee. 

Natuurgrenzen

De Raad komt tot de slotsom dat volledige invoering van natuur- en landschapsgrenzen, zoals de commissie Meijer voor ogen had, op korte termijn niet verantwoord is. Belangrijkste reden is dat voor invoering nog veel kennis ontbreekt. Daarnaast stelt de Raad dat er voor het bepalen van natuurgrenzen al een goede systematiek voor handen is in de vorm van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens de Raad zijn deze richtlijnen heel goed bruikbaar om te bepalen welke menselijke activiteiten wel en welke niet in de Waddenzee toegelaten kunnen worden.

Adviesrelatie: 
sitecontent: 

Advies Risicoanalyse Waddenzee

een samenhangend overzicht

De Raad voor de Wadden heeft op 17 november een advies aan de Vaste commissie voor VROM uitgebracht over risicoanalyses voor de Waddenzee. De Raad is om dit advies gevraagd, omdat de Tweede Kamer wil weten welke risico’s voor dit gebied in kaart zijn gebracht voor mens en milieu. Omwille van de tijd heeft de Raad zich beperkt tot een niet – uitputtend - overzicht van de meest actuele analyses en studies die zijn uitgevoerd naar activiteiten met effecten op de Waddenzee.

De Raad heeft op basis van het overzicht van studies een aantal conclusies kunnen trekken.

Adviesrelatie: 
sitecontent: