De landbouw als economische activiteit maakt zich los van de landbouw als ruimtelijke activiteit. De teelten, die het meest winstgevend zijn, concentreren zich op ongeveer tien procent van het landbouwareaal. Op het grootste deel van de rest van het areaal vindt grondgebonden landbouw plaats, regelmatig onder zeer moeilijke economische omstandigheden.
De gevolgen zijn ingrijpend. Landbouw kan in sommige gebieden onmogelijk worden, mede onder druk van strenge milieumaatregelen vanuit ‘Brussel’; vertrouwde agrarische landschappen staan op het punt te verdwijnen. De economische toekomst van de agrarische sector en de ruimtelijke toekomst van het landelijk gebied lopen niet langer parallel. Daarover gaat het advies ‘Meerwerk’.
Aanleiding
“Boeren die hun koeien in de wei laten, zouden beloond moeten worden met een extra premie. De consument betaalt deze via een heffing op de melkprijs. Als dat niet kan, moet de overheid bijspringen.” Dit bericht (Trouw, 24 juli 2004) is illustratief voor immense veranderingen in de landbouw en het landelijk gebied in Nederland. De veranderingen zijn zo ingrijpend voor het platteland, dat de VROM-raad er met dit ongevraagde advies nadrukkelijk aandacht voor wil vragen. De titel van het advies verwijst naar het ‘meerwerk’ dat nodig is om de negatieve gevolgen van landinrichtingswerken uit de tweede helft van de vorige eeuw te corrigeren, meer ruimte te scheppen voor water en om schade aan natuur, landschap en milieu te herstellen.
Inhoud advies
De landbouw als economische activiteit maakt zich los van de landbouw als ruimtelijke activiteit. De teelten die het meest winstgevend zijn, concentreren zich op ongeveer tien procent van het landbouwareaal. De grondgebonden landbouw in Nederland verkeert in bijzonder moeilijke economische omstandigheden. Jaarlijks worden enkele duizenden bedrijven beëindigd. Nederlands positie als grote exporteur van landbouwproducten brokkelt af. Landbouw kan in sommige gebieden onmogelijk worden; karakteristiek agrarisch landschap dreigt te verdwijnen. De economische toekomst van de agrarische sector en de ruimtelijke toekomst van het landelijk gebied lopen niet langer parallel. Welk beleid kan de overheid daar tegenover stellen? Daarover gaat het advies ‘Meerwerk. Advies over de landbouw en het landelijk gebied in ruimtelijk perspectief’.
Als gevolg van deze ontwikkelingen ontstaat een slinkend maar bont palet van agrarische bedrijven, dat kan worden samengevat onder de noemers ‘groot’, ‘breed’, ‘schoon’ en ‘slim’. ‘Groot’ gaat over schaalvergroting en rationalisatie om te kunnen overleven op de wereldmarkt. Dat vraagt goed ingericht productieland op de beste gronden. Bij ‘breed’ halen de ondernemers hun inkomen voor een deel uit andere dan agrarische activiteiten, zoals agritoerisme, zorgboerderijen of natuurbeheer. ‘Slim’ staat voor economisch lucratieve en veelal kennis- en kapitaalintensieve teelten (glastuinbouw, sierteelt, veredelingsteelten e.d.). Bereikbaarheid en logistiek zijn belangrijke voorwaarden. Deze ondernemers kunnen de hoge grondprijzen nabij de stad nog wel betalen. ‘Schoon’ dat wil zeggen, milieuverantwoord ondernemen, wordt een ‘conditio sine qua non’ voor alle takken van land- en tuinbouw. De vraag is of de strikte regels uit Brussel voldoende speelruimte zullen overlaten voor de ondernemers om te kiezen voor een intensief ‘foot loose’ bedrijf of voor een extensief grondgebonden productieproces. Waar deze ruimte ontbreekt, resteert land zonder landbouw.
De raad adviseert het kabinet om de samenleving en met name ook de ondernemers in de land- en tuinbouw een duidelijke rijksvisie voor te leggen over de toekomst van de landbouw en het landschap.
Het Rijk moet helder zijn in zijn visie op het gewenste beleid voor landbouw en ruimtelijke ordening dat in Brussel wordt ontwikkeld en op de uitwerking ervan op nationale schaal. Het Rijk moet de rekening betalen voor het ‘meerwerk’ dat moet worden uitgevoerd om ons land aan te passen aan de hedendaagse (EU-)normen voor milieu, natuur en waterbeheer. De ruimtelijke ordening moet voor de lange termijn de gewenste verhouding vaststellen tussen de voortgaande verstedelijking, het behoud van de wetlands en het reserveren van voldoende, goed land voor de voedselproductie.
Zestig procent van Nederland bestaat uit boerenland, waarvan het niet langer zeker is dat het boerenland zal blijven. Daarom moet er ruimtelijke ordening voor een levend landschap bedreven worden onder regie van de provincie. Het Rijk moet daarvoor het instrumentele en financiële kader bieden.
De VROM-raad besluit zijn advies met vier ruimtelijke strategieën:
Het internationaal landschap van Laag-Nederland is een sterke troef voor het internationaal toerisme; verbrede en schone landbouw zijn hier kansrijk.
Maak de nationale landschappen met voorrang beter toegankelijk en ontwikkel hen tot slow region; pas ‘geoormerkte verevening’ toe bij de bouw van nieuwe woningen en bedrijven. Werk perspectieven uit voor de specifieke takken van land- en tuinbouw in de verschillende agrarische landschappen.
In stedenlandschap, dat grofweg ligt onder de lijn Alkmaar-Amsterdam-Arnhem (met uitzondering van Zeeland), moet het Rijk kiezen tussen twee ruimtelijk-economische strategieën.
Plan A: het inrichten van stadslandschappen met een blijvende rol voor de landbouw;
Plan B: het inrichten van het nieuwe metropolitaanse landschapspark, met natuur- en recreatiegebieden en een zeer bescheiden rol voor de landbouw. Beide plannen zijn kostbaar, maar niets doen is geen optie; dat zal tot grote macroeconomische schade en een sterk afnemende leefbaarheid leiden.
Reactie en doorwerking
Op 19 november 2004 werd het advies in aanwezigheid van de pers aan de ministers Dekker (VROM) en Veerman (LNV) aangeboden, samen met ‘Meerwaarde, advies over de landbouw en het landelijk gebied in Europees perspectief’ van de Raad voor het Landelijk Gebied.
Minister Dekker onderschreef in deze bijeenkomst een aantal punten uit het advies, onder andere de urgentie van beleid voor het platteland. Zij waarschuwt voor het op slot zetten van het landschap; Nederland is geen openluchtmuseum. In ieder geval biedt het advies naar het oordeel van de minister veel stof voor discussie. In 2005 geeft de minister haar formele reactie.
Minister Veerman kondigde een Visie Landbouw aan in 2005.
Publiciteit
Artikelen over het advies verschenen onder andere in Trouw (interview met Dirk Sijmons), het tijdschrift ‘Spil’, het Financieele Dagblad, VNG-magazine, het Vakblad Groen en meerdere bijdragen in het Agrarisch Dagblad.
Verder zal de VROM-raad samen met de Raad voor het Landelijk Gebied een studiedag organiseren over de beide adviezen. Doel van deze dag is het leveren van aanbevelingen voor de Visie Landbouw van LNV. Ook wordt de discussie gezocht met deskundigen in de beleids- en onderzoekswereld. Medewerkers van het secretariaat nemen deel aan bijeenkomsten, zoals een expertmeeting georganiseerd door LTO-Noord over de ontwikkeling van het Friese platteland.